ECLI:NL:GHARL:2021:6277

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
200.286.235/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van verzoeker in hoger beroep tegen de beschikking tot verkoop van een woning onder curatele

In deze zaak heeft de curator van verzoeker, die onder curatele staat, een machtiging gevraagd voor de verkoop van een woning. De kantonrechter heeft deze machtiging verleend, maar verzoeker is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn uitspraak van 22 juni 2021 de ontvankelijkheid van verzoeker in het hoger beroep beoordeeld. Het hof stelt vast dat verzoeker, als curandus, niet bekwaam is om zelf hoger beroep in te stellen tegen de beschikking van de kantonrechter, omdat de machtigingsprocedure niet kan worden aangemerkt als een 'zaak van curatele' in de zin van artikel 1:381 lid 6 BW. Hierdoor is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De beslissing van het hof houdt in dat verzoeker niet in zijn verzoek wordt ontvangen en dat het meer of anders verzochte wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.286.235/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7709308)
beschikking van 22 juni 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker (in hoger beroep),
advocaat: mr. S.Y. Dijkstra te Groningen,
en
[verweerder],
kantoorhoudende te [B] ,
verweerder (in hoger beroep).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 7 mei 2019 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 25 november 2020;
- een brief van verweerder van 11 januari 2021met productie(s);
- een brief van het hof van 20 mei 2021;
- een journaalbericht namens verzoeker van 1 juni 2021 met producties(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 juni 2021 plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen: verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat en namens verweerder [C] .

3.De feiten

3.1
Verzoeker staat onder curatele.
3.2
Verweerder heeft in de hoedanigheid van curator van verzoeker, de kantonrechter verzocht machtiging te verlenen tot verkoop van een woning ( [a-straat] 29 te [A] ) (hierna ook: de machtigingsprocedure). De kantonrechter heeft bij voornoemde beschikking van 7 mei 2019 dit verzoek toegewezen.
3.3
Verzoeker is het niet eens met deze beslissing en verzoekt het hof de beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het inleidende verzoek tot machtiging tot verkoop en levering van de woning af te wijzen.

4.De beoordeling van het hoger beroep

4.1
Zoals ter zitting ook besproken, ligt aan het hof (ambtshalve) allereerst ter beoordeling voor de vraag of verzoeker in zijn hoger beroep tegen de beschikking ontvankelijk is. De ontvankelijkheid betreft zowel de bevoegdheid van verzoeker om in de onderhavige machtigingsprocedure (zelf) hoger beroep in te stellen als ook de tijdigheid van zijn hoger beroep. Het hof zal als eerste de bevoegdheid van verzoeker tot het instellen van het hoger beroep beoordelen.
4.2
Verzoeker staat onder curatele en verweerder is zijn curator. Ingevolge artikel 1:381 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) is de onder curatele gestelde (curandus) onbekwaam rechtshandelingen te verrichten voor zover de wet niet anders bepaalt. Buiten enkele uitzonderingsgevallen is alleen de curator bevoegd de curandus in en buiten rechte te vertegenwoordigen, zij het dat de curator voor bepaalde rechtshandelingen op grond van artikel 1:386 lid 1 BW in verbinding met 1:345 BW een machtiging van de kantonrechter behoeft. In het onderhavige geval heeft de kantonrechter een dergelijke machtiging afgegeven.
4.3
Eén van de wettelijke uitzonderingen op de handelingsonbekwaamheid van de curandus is dat deze op grond van artikel 1:381 lid 6 BW bekwaam is in rechte op te treden en tegen een uitspraak hoger beroep in te stellen in zaken van curatele. Derhalve dient de vraag te worden beantwoord of een machtigingsprocedure als de onderhavige kan worden beschouwd als een zaak van curatele.
4.4
Het hof is van oordeel dat een machtigingsprocedure als hier aan de orde niet kan worden aangemerkt als een ‘zaak van curatele’ als bedoeld in artikel 1:381 lid 6 BW. De wettelijke uitzondering van artikel 1:381 lid 6 BW op de handelingsonbekwaamheid van de curandus (de bekwaamheid om in zaken van curatele in rechte op te treden en hoger beroep in te stellen) veronderstelt een aan hem toegekende bevoegdheid tot het doen van een verzoek. Nu van een dergelijke bevoegdheid in de hier aan de orde zijnde machtigingsprocedure geen sprake is, valt naar het oordeel van het hof deze machtigingsprocedure niet onder ‘zaken van curatele’ als bedoeld in artikel 1:381 lid 6 BW. Daaruit volgt dat de curandus, niet bekwaam is zelf hoger beroep tegen een aan de curator verleende machtiging in te stellen. Verzoeker kan reeds daarom niet worden ontvangen in zijn hoger beroep tegen de beschikking van 7 mei 2019. Gelet hierop laat het hof in het midden of verzoeker binnen de voorgeschreven termijn in hoger beroep is gekomen.
4.5
Het hof zal dan ook beslissen als volgt.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. den Hollander, mr. A.W. Beversluis en
mr. F. Menso, bijgestaan door mr. M. Marsnerova als griffier, en is op 22 juni 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.