ECLI:NL:GHARL:2021:625

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
19/00640 en 19/00641
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aftrekbaarheid van zorgkosten in de inkomstenbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aftrekbaarheid van zorgkosten in de inkomstenbelasting door belanghebbende, [X]. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016, waarbij belanghebbende een bedrag van € 7.222 heeft opgevoerd als aftrek voor uitgaven voor tijdelijk verblijf thuis van ernstig gehandicapten. De Inspecteur van de Belastingdienst heeft deze uitgave gecorrigeerd en het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank Noord-Nederland heeft de beroepen van belanghebbende tegen deze uitspraken eveneens ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.

Tijdens de zitting op 14 juli 2020 heeft het Hof het onderzoek heropend om partijen in de gelegenheid te stellen te reageren op het proces-verbaal van de Rechtbank. Een tweede mondelinge behandeling vond plaats op 12 januari 2021. Het Hof heeft vastgesteld dat de uitgave van € 7.222,48 niet kan worden aangemerkt als persoonsgebonden aftrek, omdat de betaling van een eigen bijdrage voor zorgkosten niet voldoet aan de voorwaarden voor aftrekbaarheid volgens de Wet IB 2001. Het Hof concludeert dat de Inspecteur de correctie terecht heeft aangebracht en dat het hoger beroep ongegrond is.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de Rechtbank en er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen. Belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummers 19/00640 en 19/00641
uitspraakdatum: 26 januari 2021
Uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 april 2019, nummers 18/2939 en 19/99, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Almelo(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar tegen deze aanslag ongegrond verklaard.
1.3.
Aan belanghebbende is over het jaar 2016 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
1.4.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.5.
Belanghebbende is tegen de uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.6.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
1.8.
Het Hof heeft het onderzoek heropend om partijen in de gelegenheid te stellen te reageren op het proces-verbaal van de Rechtbank. Belanghebbende heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt.
1.9.
Een tweede mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 12 januari 2021. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat eveneens aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Op 20 april 2017 heeft belanghebbende aangifte in de IB/PVV gedaan voor het jaar 2016. Daarbij heeft zij een bedrag van € 7.222 opgenomen als 'Aftrek uitgaven voor tijdelijk verblijf thuis van ernstig gehandicapten van 21 jaar of ouder'. De Inspecteur heeft de aanslag conform de aangifte opgelegd.
2.2.
In haar bezwaarschrift tegen deze aanslag schreef belanghebbende onder meer:
'Ik, [X] , was zeer verbaasd dat er geen verrekening was van de eigen bijdrage zorg van mijn moeder, [A] die ik moest betalen, terwijl zij verbleef in een verzorgingstehuis.'
(…)
'Ik verzoek de belastingdienst de ten onrechte betaalde eigen bijdrage zorg voor mijn moeder ad eur 7222.48 (…) terug te betalen.'
2.3.
Het bedrag van € 7.222,48 betreft de eigen bijdrage voor zorgkosten uit het jaar 2014 van de moeder van belanghebbende, die van 1 januari 2016 tot en met 1 februari 2016 in het woonzorgcentrum [B] van de zorggroep [C] te [D] heeft gewoond en van 1 februari 2016 tot haar overlijden [in] 2016 in het verpleeg- en verzorgingshuis van Zorggroep [E] te [F] .
2.4.
Belanghebbende heeft het genoemde bedrag van € 7.222,48 op 1 september 2016 aan het CAK betaald.
2.5.
De Inspecteur heeft de aangifte met evenvermeld bedrag gecorrigeerd. Deze correctie is ook begrepen in het bij de navorderingsaanslag vastgestelde belastbare inkomen.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de Inspecteur de correctie terecht heeft aangebracht, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.
3.2.
Belanghebbende stelt zich in hoger beroep uitsluitend op het standpunt dat het door haar betaalde bedrag van € 7.222,48 dient te worden aangemerkt als persoonsgebonden aftrek. Zij heeft ter zitting het bij de Rechtbank subsidiair ingenomen standpunt dat dat bedrag moet worden gerekend tot de voor de vermogensrendementsheffing in aanmerking te nemen schulden ingetrokken.
3.3.
De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd betwist.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
In artikel 6.1 van de Wet IB 2001 worden als persoonsgebonden aftrek onder meer beschouwd: uitgaven voor specifieke zorgkosten en weekenduitgaven voor gehandicapten.
4.2.
Belanghebbende heeft de uitgave in haar aangifte opgenomen als 'uitgave voor tijdelijk verblijf thuis van ernstig gehandicapten van 21 jaar of ouder', hetgeen neerkomt op weekenduitgaven in de zin van artikel 6.25 van de Wet IB 2001. Voor de aftrekbaarheid van zodanige uitgaven is op grond van het bepaalde in artikel 6.26 van de Wet IB 2001 in samenhang met artikel 40 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 slechts plaats indien sprake is van verzorging door de belastingplichtige van een onder zijn mentorschap gestelde ernstig gehandicapte persoon of een onder curatele gestelde ernstig gehandicapte persoon voor zover hij als curator de persoonlijke belangen behartigt. Ook al zou van een zodanige verzorging door belanghebbende van haar moeder sprake zijn, kan de betaling van een eigen bijdrage als hier aan de orde niet als een dergelijke uitgave worden aangemerkt.
4.3.
Wel zou, indien het bedrag van de eigen bijdrage voor belanghebbendes moeder tot de specifieke zorgkosten te rekenen zou zijn geweest als zij die zelf had betaald, de betaling van die bijdrage door belanghebbende als erfgenaam van haar moeder meebrengen dat belanghebbende het betaalde bedrag met inachtneming van de voor haar geldende drempel tot haar specifieke zorgkosten zou mogen rekenen. In artikel 6.18, eerste lid, van de Wet IB 2001 zijn bijdragen krachtens de Wet langdurige zorg echter uitgesloten van de in artikel 6.17, eerste lid, van de Wet IB 2001 opgenomen uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan. Het door belanghebbende betaalde bedrag van € 7.222,48 kan daarom niet in aanmerking worden genomen als persoonsgebonden aftrek.
4.4.
De Wet IB 2001 bevat geen andere bepalingen op grond waarvan het door belanghebbende betaalde bedrag zou kunnen leiden tot vermindering van haar inkomen uit werk en woning.
4.5.
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft hiertegen geen zelfstandige grieven aangevoerd. Het hoger beroep is ook in zoverre ongegrond.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
De griffier is verhinderd De voorzitter,
de uitspraak te ondertekenen.
(J.W. van Knobelsdorff)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 januari 2021
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.