Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Franklin SAGL GMBH,
Franklin,
NBW,
[belanghebbende],
1.Het geding in eerste instantie
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De procedure in eerste aanleg en de beslissing van de voorzieningenrechter
hof: Franklin) ingeroepen recht. In de procedure die tot het vonnis van 8/8/18 (
hof: zaaknr. 120356) leidde, stelde verzoeker zich uitdrukkelijk op het standpunt geen contractspartij te zijn. Na vragen daarover stelt verzoeker thans "in de onderhavige procedure" het oordeel van de rechtbank, dat verzoeker wel partij is, over te nemen. Tegelijkertijd stelt verzoeker dat tegen het vonnis vd rb (
het hof leest: van de rechtbank) hoger beroep is of zal worden ingesteld. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker kennelijk niets anders wil doen dan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad te omzeilen. De voorzieningenrechter oordeelt bovendien dat de gestelde gebreken, na summier onderzoek, onvoldoende duidelijk zijn (in hun afwijking van die in de andere procedures spelen)."
5.De beoordeling in hoger beroep
PbEUL 339). De rechtbank heeft haar bevoegdheid in de bodemzaak met nummer 120356 terecht gebaseerd op art. 5 lid 1 sub a Verdrag van Lugano 2007. In de bodemzaak met nummer 120670 heeft de rechtbank zich (impliciet) terecht bevoegd geacht op grond van art. 2 lid 1 Verdrag van Lugano 2007, omdat NBW als verwerende partij is gevestigd in Meppel. Nu de bodemprocedures waarop het conservatoire beslag betrekking heeft reeds aanhangig zijn bij de Nederlandse rechter, is deze tevens bevoegd om voorlopige en bewarende maatregelen te gelasten. Het hof Arnhem-Leeuwarden is daarom bevoegd in het hoger beroep tegen de beschikking van de voorzieningenrechter van 10 oktober 2018.