Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
27 oktober 2021.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder en de vader over hun vier kinderen. De rechtbank Gelderland had eerder op 22 oktober 2020 besloten om het ouderlijk gezag te beëindigen, wat door de raad voor de kinderbescherming was verzocht. De moeder en de vader, die in het verleden gehuwd zijn geweest, hebben beiden hun standpunt naar voren gebracht tijdens de mondelinge behandeling op 3 juni 2021. De moeder heeft aangegeven dat zij zich bewust is van haar beperkingen en dat de kinderen professionele opvoeding nodig hebben, maar zij wenst betrokken te blijven in hun leven. De vader heeft zijn bezorgdheid geuit over het verlies van zijn gezag en de gevolgen daarvan.
Het hof heeft in zijn overwegingen het wettelijk criterium van artikel 1:266 BW toegepast, dat stelt dat het gezag van een ouder kan worden beëindigd als de ontwikkeling van een minderjarige ernstig wordt bedreigd. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen, die kampen met verschillende problematiek, niet in een veilige en stabiele omgeving bij hun ouders kunnen opgroeien. De ouders hebben weliswaar stappen gezet in hun persoonlijke situatie, maar zijn niet in staat om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. Het hof heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat de beëindiging van het gezag in hun belang is. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd en uitvoerbaar bij voorraad verklaard.