ECLI:NL:GHARL:2021:6191

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
21-004147-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Nederland inzake vuurwapenbezit en drugsbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1994, was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie, evenals voor het bezit van cocaïne en heroïne. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 januari 2017 in een woning in de gemeente [gemeente] een automatisch pistool en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad, alsook een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en heroïne. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is strafbaar verklaard voor de bewezen feiten, en het hof heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 240 uren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als kostwinner en de zorg voor zijn gezin. De verdachte heeft zich in het verleden niet altijd aan de voorwaarden gehouden, maar het hof heeft besloten om hem een kans te geven, gezien zijn positieve ontwikkeling in de afgelopen jaren. Het hof heeft benadrukt dat de verdachte zich moet realiseren dat de mogelijkheden voor voorwaardelijke straffen niet eindeloos zijn, vooral niet bij ernstige feiten zoals deze.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004147-18
Uitspraak d.d.: 18 juni 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 5 juli 2018 met parketnummer 18-850002-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. B. Hartman, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep van het hem onder 1b, 2 en 3b tenlastegelegde vrijgesproken. Hoger beroep tegen deze vrijspraken staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een aanvulling op de kwalificatie en een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover thans nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1a.
hij op of omstreeks 24 januari 2017, in de gemeente [gemeente] , in een woning gelegen aan de [adres] , een wapen van categorie III, te weten een (automatisch) pistool (merk ATAK-ZORAKI) en/of munitie van categorie III, te weten 18, althans een of meer, kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
3a.
hij op of omstreeks 24 januari 2017, in de gemeente [gemeente] , opzettelijk in een woning gelegen aan de [adres] aanwezig heeft gehad, in totaal 17,41 gram, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne en/of, in totaal 61,96 gram, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1a en 3a tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1a.
hij op
of omstreeks24 januari 2017, in de gemeente [gemeente] , in een woning gelegen aan de [adres] , een wapen van categorie III, te weten een (automatisch) pistool (merk ATAK-ZORAKI) en
/ofmunitie van categorie III, te weten 18
, althans een of meer,kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
3a.
hij op
of omstreeks24 januari 2017, in de gemeente [gemeente] , opzettelijk in een woning gelegen aan de [adres] aanwezig heeft gehad, in totaal 17,41 gram,
althans (een) hoeveelhe(i)d(en)van een materiaal bevattende heroïne en
/of,in totaal 61,96 gram,
althans (een) hoeveelhe(i)d(en)van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en
/ofcocaïne
(een)middel
(en
)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1a bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III.
Het onder 3a bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte ter zake van het bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich meldt bij de reclassering zolang en zo frequent als de reclassering dat noodzakelijk acht.
De raadsman heeft verzocht om bij een strafoplegging aansluiting te zoeken bij de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in de woning waar hij verbleef een pistool, munitie, ongeveer 62 gram cocaïne en ongeveer 17 gram heroïne voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Daarbij komt dat het wapen onder bedenkelijke omstandigheden is aangetroffen, nu het wapen gebruiksklaar bij het hoofdkussen lag waarop verdachte lag te slapen. Ten aanzien van de cocaïne en heroïne geldt dat dit stoffen zijn die sterk verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid.
Het hof heeft in de strafoplegging meegewogen dat verdachte gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 mei 2021 reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, maar niet eerder voor soortgelijke feiten. De laatste drie veroordelingen dateren van na het plegen van de nu bewezen verklaarde feiten.
In het voordeel van verdachte houdt het hof rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, zoals deze ter terechtzitting van het hof zijn besproken. Op dit moment lijkt sprake te zijn van een voorzichtig positieve ontwikkeling in het leven van verdachte. Verdachte heeft sinds twee jaar elke week contact met de reclassering. Nadat verdachte eerst niets van de reclassering moest weten, heeft hij zich nu toch opengesteld voor begeleiding door de reclassering. Verdachte is kostwinner en heeft de zorg voor zijn vriendin en hun beider kind. Voorts heeft verdachte een eigen bedrijf opgebouwd. Verblijf in detentie zou verdachte laten terugkeren in zijn oude criminele omgeving. Daarnaast zou hij zijn (inmiddels opgebouwde) zaak en zijn woning kwijtraken.
Kijkend naar het genoemde strafblad van verdachte stelt het hof vast dat verdachte al enige tijd niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie. Om deze voorzichtige positieve ontwikkeling niet in de weg te zitten, zal het hof aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met de bijzonder voorwaarde zoals door de advocaat-generaal is gevorderd. Gelet op de gegeven omstandigheden is het hof van oordeel dat daarnaast wel aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis moet worden opgelegd. Het hof acht deze straf passend en geboden voor het bewezenverklaarde.
Het hof overweegt ten slotte dat uit het strafblad van verdachte ook volgt dat aan verdachte eerder voorwaardelijke straffen zijn opgelegd en dat hem dus eerder kansen zijn geboden. Verdachte dient zich te realiseren dat dit een keer zal ophouden, zeker als hij feiten pleegt die zo ernstig zijn als de feiten waarvoor hij nu wordt veroordeeld.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1b, 2 en 3b tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1a en 3a tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1a en 3a bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest zal melden bij Reclassering Nederland te Groningen, en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 18 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.K. Elzinga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.