ECLI:NL:GHARL:2021:6175

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
21-000284-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling en vernielingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van meerdere personen en vernielingen van eigendommen. De reclassering heeft aangegeven dat de verdachte sinds 2019 positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt door begeleiding bij Limor, een instelling voor maatschappelijke ondersteuning. Het hof heeft, rekening houdend met deze positieve ontwikkelingen en het maatschappelijke belang om herhaling van misdrijven te voorkomen, besloten om geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen die langer is dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van twee personenauto's en een deur, evenals aan de mishandeling van drie personen. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 238 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling.

De benadeelde partijen hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend, die zijn toegewezen. De vorderingen betroffen materiële en immateriële schade als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om de schade aan de benadeelde partijen te vergoeden, met wettelijke rente vanaf de datum van de feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, maar ook de positieve veranderingen in het leven van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000284-20
Uitspraak d.d.: 18 juni 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 21 januari 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-000799-19 en 18-107418-19, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-103121-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. G. Meijer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-000799-19:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] , opzettelijk en wederrechtelijk een (grijze) personenauto (van het merk Fiat en/of type Panda), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] , [benadeelde partij1] heeft mishandeld door hem tegen zijn nek te slaan/stompen;
3.
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] , opzettelijk en wederrechtelijk een (grijze) personenauto (van het merk Fiat en/of het type Punto), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] , [benadeelde partij2] heeft mishandeld door hem - meermalen te slaan/stompen en/of - meermalen (tegen het hoofd) te schoppen/trappen (tegen het hoofd);
5.
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] , [benadeelde partij3] heeft mishandeld door hem - ten val te brengen en/of - meermalen te trappen/schoppen en/of - bij de keel/hals te grijpen en/of in de keel/hals te knijpen;
Zaak met parketnummer 18-107418-19 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 23 september 2018 tot en met 24 september 2018 te [plaats2] , gemeente [gemeente2] , opzettelijk en wederrechtelijk een keukendeur en/of een deur in de washok, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de [naam1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-000799-19 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 18-107418-19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-000799-19:1.
hij op
of omstreeks1 januari 2019 te [plaats1] , gemeente Pekela, opzettelijk en wederrechtelijk een (grijze) personenauto (van het merk Fiat en/of type Panda),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij1] toebehoorde, heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op
of omstreeks1 januari 2019 te [plaats1] , gemeente Pekela, [benadeelde partij1] heeft mishandeld door hem tegen zijn nek te slaan
/stompen;
3.
hij op
of omstreeks1 januari 2019 te [plaats1] , gemeente Pekela, opzettelijk en wederrechtelijk een (grijze) personenauto (van het merk Fiat type Punto),
in elk geval enig goed,dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij2] toebehoorde, heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op
of omstreeks1 januari 2019 te [plaats1] , gemeente Pekela, [benadeelde partij2] heeft mishandeld door hem - meermalen te slaan/stompen en
/of- meermalen (tegen het hoofd) te schoppen
/trappen (tegen het hoofd);
5.
hij op
of omstreeks1 januari 2019 te [plaats1] , gemeente Pekela, [benadeelde partij3] heeft mishandeld door hem - ten val te brengen en
/of- meermalen te trappen/schoppen en
/of- bij de keel/hals te grijpen en
/ofin de keel/hals te knijpen;
Zaak met parketnummer 18-107418-19 (gevoegd):
1.
hij op
of omstreeks23 september 2018 tot en met 24 september 2018 te [plaats2] , gemeente [gemeente2] , opzettelijk en wederrechtelijk een keukendeur
en/of een deur in het washok, in elk geval enig goed,die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan
de[naam1] toebehoorde, heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-000799-19 onder 1 en 3 bewezenverklaarde en het in de zaak met parketnummer 18-107418-19 bewezenverklaarde levert op:
telkens: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het in de zaak met parketnummer 18-000799-19 onder 2, 4 en 5 bewezenverklaarde levert op:
telkens: mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft verdachte ter zake het bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake het bewezenverklaarde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met dezelfde bijzondere voorwaarden als door de politierechter opgelegd en daarnaast een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis. De vordering tenuitvoerlegging kan worden toegewezen en worden omgezet in een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis.
De raadsman heeft het hof verzocht om de strafeis van de advocaat-generaal te volgen.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beschadigen van twee personenauto’s en van een deur. Dit zijn vervelende feiten die overlast opleveren voor de gedupeerden. Voor wat betreft de beschadiging van de deur dient daarbij nog te worden aangetekend dat die gedupeerde een hulpverlenende instantie (‘beschermd-wonen’) betreft, waar van de zijde van verdachte dankbaarheid en respect een meer passende attitude zou zijn geweest dan de door hem betoonde agressie. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van meerdere personen. Verdachte heeft in dezelfde nacht als waarin hij een tweetal auto’s beschadigde deze personen, willekeurige passanten, uit het niets geschopt en geslagen. Door zo te handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangevers. Dergelijk handelen levert in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij op.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel van justitiële documentatie d.d. 6 mei 2021 - eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten.
Het hof neemt in het voordeel van verdachte het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en daarvoor zijn verantwoordelijkheid genomen. Daarnaast is aannemelijk geworden dat hij na een moeilijke periode een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven. De reclassering Nederland geeft in haar reclasseringsadvies van 31 mei 2021 aan dat verdachte sinds 2019 met name door de (woon)begeleiding bij Limor (de landelijke instelling voor maatschappelijke ondersteuning en rehabilitatie) een stijgende lijn laat zien. Afgelopen half jaar heeft hij een grote ommekeer in zijn gedrag en levensinvulling laten zien. Verdachte beschikt thans over stabiele huisvesting, een inkomen uit werk en hij heeft zicht op een contract voor bepaalde tijd. Daarnaast heeft hij een stabiele partnerrelatie, is hij onlangs vader geworden zijn er sinds 2019 geen nieuwe justitiecontacten zijn geweest.
Niettemin acht de reclassering het, mede om herhaling te voorkomen, wenselijk dat de verdachte hulp krijgt bij het verwerken van negatieve jeugdervaringen en het (verder) leren beheersen van zijn emoties.
Een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de politierechter opgelegd, is gelet op de aard en ernst van de feiten, de hoeveelheid strafbare gedragingen en het strafblad van verdachte in beginsel alleszins passend. In het voordeel van de verdachte houdt het hof echter rekening met voornoemde gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen. Ook vanuit het oogpunt van het maatschappelijke belang om herhaling van het plegen van misdrijven te voorkomen, acht het hof, alles afwegend, het niet geraden om deze positieve ontwikkelingen thans te doorkruisen door het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van een langere duur dan de verdachte in het kader van de onderhavige zaken reeds in voorarrest heeft doorgebracht .
Gelet op de gewijzigde persoonlijke omstandigheden die zich hebben voorgedaan zal het hof dan ook afwijken van de straf zoals door de politierechter opgelegd en zal het – rekening houdend met het taakstrafverbod – het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf beperken tot de duur van twee dagen. Het voorwaardelijk deel dient verdachte te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Voorts zal het hof daaraan, naast de algemene voorwaarden, bijzondere voorwaarden verbinden zoals voorgesteld in het reclasseringsadvies van 31 mei 2021. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte zich bereid heeft verklaard om zich aan deze voorwaarden te houden. Nu de gevangenisstraf grotendeels voorwaardelijk wordt opgelegd acht het hof, gelet op de aard en ernst van de feiten en de recidive, daarnaast het opleggen van een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.905,69. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-000799-19 onder 1, 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.790,85. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-000799-19 onder 3, 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 888,97. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 888,97. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-000799-19 onder 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Noord-Nederland van 3 oktober 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken (parketnummer 18-103121-18). Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de persoon van de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-000799-19 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 18-107418-19 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-000799-19 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 18-107418-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
238 (tweehonderdachtendertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest zal melden bij Reclassering Nederland te Groningen, en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde dient mee te werken aan een intake en indien nader geïndiceerd een behandeling bij AFPN/De Waag of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling en/of behandelaar zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk ach, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zo lang de reclassering dit nodig acht, zal verblijven in de begeleidende woonvorm van Limor of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik inzichtelijk te krijgen. De reclassering kan daartoe urineonderzoek en ademonderzoek gebruiken, zo nodig en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-000799-19 onder 1, 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.905,69 (duizend negenhonderdvijf euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 1.380,69 (duizend driehonderdtachtig euro en negenenzestig cent) materiële schade en € 525,00 (vijfhonderdvijfentwintig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-000799-19 onder 1, 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.905,69 (duizend negenhonderdvijf euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 1.380,69 (duizend driehonderdtachtig euro en negenenzestig cent) materiële schade en € 525,00 (vijfhonderdvijfentwintig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 29 (negenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 januari 2019.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-000799-19 onder 3, 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.790,85 (tweeduizend zevenhonderdnegentig euro en vijfentachtig cent) bestaande uit € 1.940,85 (duizend negenhonderdveertig euro en vijfentachtig cent) materiële schade en € 850,00 (achthonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-000799-19 onder 3, 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.790,85 (tweeduizend zevenhonderdnegentig euro en vijfentachtig cent) bestaande uit € 1.940,85 (duizend negenhonderdveertig euro en vijfentachtig cent) materiële schade en € 850,00 (achthonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 37 (zevenendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 januari 2019.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-000799-19 onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 888,97 (achthonderdachtentachtig euro en zevenennegentig cent) bestaande uit € 138,97 (honderdachtendertig euro en zevenennegentig cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-000799-19 onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 888,97 (achthonderdachtentachtig euro en zevenennegentig cent) bestaande uit € 138,97 (honderdachtendertig euro en zevenennegentig cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 17 (zeventien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 januari 2019.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 3 oktober 2018 met parketnummer 18-103121-18, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken,
een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 18 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.K. Elzinga is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.