Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere geding in hoger beroep
2.De beoordeling in hoger beroep
dergelijke werkzaamheden … vooraf tussen de buren[werden]
besproken”. Er vond dus vooraf afstemming plaats met (de rechtsvoorgangers van) [geïntimeerde] . Van de zijde van [appellant] is daarnaast erkend dat óók het bestraten van de strook grond door [naam1] plaatsvond in overleg met (de rechtsvoorgangers van) [geïntimeerde] . Dit alles maakt naar het oordeel van het hof het bestaan van een (stilzwijgende) overeenkomst tot het mogen gebruiken van de grond door [naam1] aannemelijk. Het persoonlijk karakter van de afspraak tussen [naam1] en [geïntimeerde] blijkt ook uit het feit dat uit voormelde verklaring volgt dat er wel werd opgetreden tegen het parkeren op de strook grond door bezoekers van [naam1] . Tegen dat gebruik trad [geïntimeerde] dus in hoedanigheid van eigenaar op. Aldus is niet vast komen te staan dat [naam1] ooit het bezit van de strook grond heeft gekregen, nu blijkt dat hij op enig moment de grond voor (de rechtsvoorgangers van) [geïntimeerde] op grond van een (stilzwijgende) overeenkomst is gaan houden. Van voortgezet bezit door [appellant] (zijnde de rechtsopvolger van [naam1] ) is daarom evenmin sprake.
zelfen niet van een ander (persoonlijk) recht. Het hof vindt echter dat de concrete omstandigheden duiden op een (stilzwijgende) overeenkomst met [naam1] om – als goede buren – van de strook grond gebruik te mogen maken zolang [geïntimeerde] dat toelaat (zie r.o. 2.12 hierboven). Daarbij komt dat de strook grond ook van nut was en is voor [geïntimeerde] ; het gebruik van de strook grond was dus niet exclusief voor [naam1] in die zin dat alleen hij van de strook grond gebruik maakte. De handelingen die [appellant] aanvoert zijn in ieder geval niet zodanig dat hierdoor de eigendom van de strook grond met een zakelijke last wordt beperkt. De conclusie is daarom dat de door [appellant] naar voren gebrachte concrete omstandigheden, ook tezamen genomen, niet wijzen op een ondubbelzinnig bezit van een erfdienstbaarheid van overpad.