ECLI:NL:GHARL:2021:6103

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
200.288.160
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake omgangsregeling tussen vader en minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juni 2021 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, verzoekt het hof om de omgangsregeling zoals vastgesteld in een eerdere beschikking van 18 december 2017 te herstellen. De moeder en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland verzetten zich hiertegen en stellen dat contactherstel niet in het belang van het kind is. De vader heeft in de procedure aangegeven bereid te zijn om te voldoen aan de voorwaarden die door de GI zijn gesteld voor contactherstel. Het hof heeft geoordeeld dat het standpunt van de GI dat contactherstel niet meer in het belang van het kind is, onvoldoende is onderbouwd. Het hof geeft de vader de kans om in de komende zes maanden te laten zien dat hij stappen zet richting contactherstel. De behandeling van de zaak is aangehouden tot 11 januari 2022, waarbij de GI is verzocht om te rapporteren over het verloop van het contactherstel.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.288.160
(zaaknummer rechtbank Gelderland 376027)
beschikking van 22 juni 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E. Gürcan te Arnhem,
en
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: GI,
en
[verweerster],
wonende te [B] ,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder.
advocaat: mr. R.M. Tjong Kim Sang te Lent.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (verder te noemen: de kinderrechter), van 8 oktober 2020, uitgesproken onder zaaknummer 376027, verder te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 4 januari 2021;
- het verweerschrift van de moeder met producties;
- het verweerschrift van de GI met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 20 mei 2021 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de heer [C] (jeugdbeschermer) namens de GI,
- mevrouw [D] namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
2.3
De advocaat van de vader heeft verzocht het verweerschrift van de GI buiten beschouwing te laten nu dat - ook blijkens door het hof op dat verweerschrift gezette stempel - op 23 februari 2021 door het hof is ontvangen en dus te laat is ingediend. Het hof heeft dat verzoek afgewezen omdat het hier gaat om een termijn van orde, het verweerschrift slechts een dag te laat is ingediend en de vader (en mr. Gürcan) - gelet op de drie maanden die na de indiening van het verweerschrift inmiddels zijn verstreken - voldoende tijd hebben gehad om een reactie op het verweerschrift voor te bereiden.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2016 te [B] . De moeder is alleen belast met het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] woont bij de moeder.
3.2
[de minderjarige] is voor het eerst onder toezicht gesteld op 11 maart 2019. De ondertoezichtstelling is sindsdien steeds verlengd, voor het laatst tot 11 december 2021.
3.3
Bij beschikking van 18 december 2017 heeft de kinderrechter, voor zover hier nog van belang, de volgende omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vastgesteld:
weekeinden
- eenmaal per twee weken van vrijdag 18.00 uur tot maandag naar school;
zomervakantie
- drie weken bij de vader, in onderling overleg door de ouders te bepalen,
feestdagen en bijzondere dagen
- in de even jaren het Slacht-/Offerfeest bij de moeder en het Suikerfeest bij de vader, en in de oneven jaren het Slacht-/Offerfeest bij de vader en het Suikerfeest bij de moeder;
- moederdag en de verjaardag van de moeder bij de moeder, en vaderdag en
de verjaardag van de vader bij de vader;
- [de minderjarige] verjaardag bij de ouder bij wie hij op die dag volgens de
omgangsregeling is;
waarbij geldt dat de vader [de minderjarige] bij de moeder ophaalt en hem bij haar thuisbrengt,
dan wel naar school brengt, als [de minderjarige] naar school gaat.
3.4
Deze omgangsregeling is - voor zover hier nog van belang - als volgt aangevuld door de kinderrechter bij beschikking van 17 mei 2019:
- de reguliere omgangsregeling loopt door gedurende de korte schoolvakanties;
- (…);
- tijdens het offerfeest en het Suikerfeest verblijft [de minderjarige] van 9.00 uur tot 19.00 uur bij de ouder zoals bepaald in de beschikking van 18 december 2017.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de (invulling van) het recht op omgang van de vader met [de minderjarige] . Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter op verzoek van de GI de bij beschikking van 18 december 2017 vastgestelde omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] gewijzigd en met ingang van 8 oktober 2021 op nihil gesteld.
4.2
De vader is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen - uitvoerbaar bij voorraad - dat er tussen vader en [de minderjarige] omgang zal plaatsvinden zoals de rechtbank in de beschikking van 18 december 2017 heeft vastgesteld, of een andere omgangregeling vast te stellen die het hof redelijk vindt.
4.3
De moeder voert verweer en zij verzoekt het hof de verzoeken van de vader af te wijzen, de bestreden beschikking te bekrachtigen en de vader te veroordelen in de kosten
van deze procedure van de moeder; € 720,-.
4.4
De GI voert verweer. De GI verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek staat dat de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang kan vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
5.2
In een brief van de GI van 6 november 2020 heeft de jeugdbeschermer de volgende voorwaarden aan de vader gesteld:
“- Acceptatie van de nieuwe beschikking (24-09-2020 [1] - Omgang op Nihil)
- Conformeren aan de (te maken) afspraken
- Delen van uw woon/verblijfplaats, zodat het dossier hier schriftelijk naar toe verstuurd kan worden.
- Stoppen met het voeren van de (persoonlijke) strijd en kunnen kijken vanuit de mogelijkheden en behoeften van uw zoon
- Toestemming met de inzet van [E] en het kennismaken met de betrokken hulpverlener.
- Stoppen met het verbaal en/of schriftelijk onheus of intimiderend bejegenen van mij als gezinsvoogd.
Mocht deze voorwaarden uitblijven, zien wij vanuit Jeugdbescherming Gelderland geen mogelijkheden voor het toewerken naar contactherstel. Waarmee Jeugdbescherming Gelderland bericht zal doen aan de rechtbank, om kenbaar te maken dat wij vanuit Jeugdbescherming Gelderland geen enkele mogelijkheid zien om toe te werken naar een voor [de minderjarige] passend stappenplan betreft contactherstel en mogelijke omgangsafspraken.”
5.3
Volgens de GI is contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] niet tot stand gekomen omdat de vader niet bereid was te voldoen aan de bovenstaande voorwaarden. De vader betwist dat.
De GI vindt contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] niet meer in het belang van [de minderjarige] . Nu het al ruim twee jaar niet lukt om tot contactherstel te komen, zou dit volgens de GI alleen maar schadelijk voor [de minderjarige] zijn. De vader zou in plaats van de samenwerking toch opnieuw de strijd met de GI aangaan. Bovendien is [de minderjarige] de fase van veilige hechting voorbij en dat maakt contactherstel niet makkelijker, aldus de GI.
5.4
Het verweer van de moeder sluit aan bij het verweer van de GI: de vader verstrekt geen (voor contactherstel essentiële) informatie en ontplooit ook overigens geen initiatieven om tot contactherstel te komen, aldus - kort gezegd - de moeder.
5.5
De raad is het eens met de GI dat de vader te weinig heeft gedaan om tot contactherstel met [de minderjarige] te komen. Zolang de vader niet laat zien dat hij de voorwaarden van de GI accepteert, ziet de raad geen mogelijkheden voor omgang tussen de vader en [de minderjarige] . De raad vindt in tegenstelling tot de GI dat contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] in de toekomst wel mogelijk is. De vader zal, aldus de raad, uit zijn slachtofferrol moeten komen, zijn trots opzij moeten zetten en in het belang van [de minderjarige] de samenwerking met de GI op een constructieve manier aangaan. Het zal, aldus de raad, niet eenvoudig zijn om tot contactherstel te komen.
5.6
Op de mondelinge behandeling is namens de vader gezegd dat hij bereid is alle door de GI gestelde voorwaarden te accepteren om tot contactherstel met [de minderjarige] te komen. Ook als dat een opbouw in de vorm van begeleide omgang zal zijn. Het hof is van oordeel dat het standpunt van de GI dat contactherstel tussen [de minderjarige] en de vader niet meer in het belang van [de minderjarige] is vooralsnog onvoldoende is onderbouwd. Wanneer de vader laat zien dat hij de door de GI gestelde voorwaarden accepteert en werk maakt van contactherstel, ziet het hof geen reden om dat contact te blokkeren. Hierbij speelt een rol dat ook de moeder verwacht dat de vader ooit weer een rol in het leven van [de minderjarige] zal spelen. Zo spreekt zij met [de minderjarige] naast Nederlands en Roemeens ook Turks (de moedertaal van de vader) om de herinnering aan de persoon en de achtergrond van de vader bij [de minderjarige] levend te houden. Het hof geeft de vader de kans om de komende zes maanden te laten zien dat hij in het belang van [de minderjarige] in goed overleg met de GI stappen zet om te komen tot contactherstel met [de minderjarige] .
5.7
Het hof zal de behandeling van de zaak aanhouden met zes maanden en de zaak op 11 januari 2022 om 9.30 uur opnieuw behandelen. Alle overige beslissingen, dus ook de beslissing over het verzoek van de moeder om de vader te veroordelen in de proceskosten, zullen worden aangehouden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
houdt de behandeling van de zaak aan voor de duur van
zes maandenzodat de vader met de GI kan werken aan contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] op basis van de in de brief van de GI van 6 november 2020 gestelde voorwaarden;
verzoekt de GI het hof over het verloop van dat contactherstel uiterlijk
17 december 2021te rapporteren, met een afschrift aan de advocaat van de vader, de moeder en de raad;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op
11 januari 2022 om 9.30 uurin het Paleis van Justitie, Walburgstraat 2 -4 in Arnhem, en dat partijen en de raad voor die mondelinge behandeling
geen oproepmeer zullen ontvangen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, als voorzitter, Z.J. Oosting en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 22 juni 2021 door de voorzitter uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Bedoeld is: de bestreden beschikking van 8 oktober 2020.