ECLI:NL:GHARL:2021:6078

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
21-005365-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor eenvoudige belediging aan ambtenaren tijdens rechtmatige uitoefening van hun functie

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor eenvoudige belediging van meerdere ambtenaren, te weten politieagenten, tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie. De feiten vonden plaats op 16 april 2017 tijdens een evenement in [plaats]. De verdachte beledigde de verbalisanten door hen te beschuldigen van beledigende termen en spugend in hun richting. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk deze beledigingen heeft geuit en dat de verbalisanten zich hierdoor beledigd voelden in de uitoefening van hun functie. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling tot een geldboete van € 300,-, subsidiair zes dagen hechtenis. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een geldboete van € 200,-, subsidiair vier dagen hechtenis, rekening houdend met de schending van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straf als passend en geboden beschouwd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005365-18
Uitspraak d.d.: 17 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 24 september 2018 met parketnummer 18-086155-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van hetgeen haar is tenlastegelegd tot een geldboete van € 200,-, subsidiair vier dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw, mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching, naar voren is gebracht.

Procesgang

Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte, onder vernietiging van de eerder uitgevaardigde strafbeschikking, ter zake van eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 300,-, subsidiair zes dagen vervangende hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Op 20 mei 2019 heeft dit hof in het kader van het verlofstelsel als bepaald in artikel 410a van het Wetboek van Strafvordering beslist dat in het belang van een goede rechtsbedeling is vereist dat de zaak in hoger beroep wordt behandeld.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw recht doen, omdat geen proces-verbaal ter terechtzitting van 24 september 2018 is opgemaakt en het hof tot een andere strafoplegging komt..

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 16 april 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant1] (hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland) en/of [verbalisant2] (hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland) en/of [verbalisant3] (inspecteur van politie Eenheid Noord-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "stomme mongolen" en/of "mongolen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of opzettelijk door feitelijkheden in zijn/haar/hun tegenwoordigheid heeft beledigd, immers heeft verdachte gespuwd in de richting van voornoemde verbalisanten.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft weliswaar niet expliciet vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde, maar het hof leidt af uit hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht ten aanzien van het ontbreken van de overtuiging, dat betoogd wordt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de mondelinge belediging, te weten het bestanddeel “door de woorden toe te voegen: “stomme mongolen en/of mongolen”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking”, omdat de verdachte deze woorden niet heeft gebezigd. Verdachte heeft ter zitting van het hof aangegeven dat zij tijdens het verhoor bij de politie heeft bekend de woorden te hebben gebruikt, maar dat ze onder de indruk was van de situatie en deze verklaring heeft afgelegd omdat ze snel naar huis wilde. Verdachte bekent het spugen in de richting van de verbalisanten. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring op dat punt gerefereerd.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot partiële vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt in het bijzonder als volgt. [1]
Feiten
Op 16 april 2017, tijdens het evenement “ [naam] ” te [plaats] is verdachte omstreeks 20:30 uur door de beveiliging van het evenement het terrein afgezet. Nadat de beveiliging verdachte had aangesproken begon zij zich erg recalcitrant te gedragen. Verbalisant [verbalisant4] zag dat verdachte tegen de scheenbenen van de beveiligingsmedewerkers begon te schoppen. Verbalisant [verbalisant4] heeft de verdachte naar haar identiteitsgegeven gevraagd. Vervolgens heeft verbalisant [verbalisant4] gevorderd dat verdachte het terrein moest verlaten.
Omstreeks 21:00 uur zagen verbalisanten [verbalisant5] en [verbalisant3] dat verdachte om het evenemententerrein heenliep op zoek naar een ingang. Verbalisant [verbalisant5] heeft verdachte aangesproken en haar om haar identiteitskaart gevraagd. Verbalisant [verbalisant5] heeft verdachte wederom gevorderd de directe omgeving van het evenement te verlaten. Verdachte gaf hier gehoor aan.
Omstreeks 21:10 uur zagen verbalisanten [verbalisant5] en [verbalisant3] verdachte opnieuw oversteken richting het evenemententerrein. Verbalisant [verbalisant3] heeft verdachte opnieuw gezegd dat het verstandiger was om weg te gaan.
Omstreeks 21:30 uur zagen verbalisanten [verbalisant4] en [verbalisant3] verdachte in de toegangssluis naar het evenemententerrein staan. Hierop hebben verbalisanten verdachte uit de sluis meegenomen richting het voorterrein buiten het evenement.
Verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] voegden zich hierop bij verbalisanten [verbalisant4] en [verbalisant3] en hebben verdachte vervolgens om 21:35 uur aangehouden ter zake van het niet voldoen aan een gegeven bevel.
Tijdens de aanhouding voelden verbalisanten [verbalisant2] en [verbalisant3] dat verdachte niet wilde meewerken. Zij bewoog niet mee in de richting die verbalisanten haar trachtten te brengen. Verdachte sloeg in plaats daarvan wild met haar armen en probeerde verbalisanten te schoppen. Verbalisanten hoorden dat verdachte haar hoofd omdraaide en in de richting van de verbalisanten riep: "stomme mongolen". Door deze woorden voelden verbalisanten zich in de uitoefening van hun functie beledigd. Verbalisanten [verbalisant2] en [verbalisant3] zagen dat verdachte in hun richting spuugde. Hierbij werden verbalisanten niet geraakt, maar zij voelden zich door het spugen als “het laagste van het laagste” zonder enige vorm van respect beledigd. (…)
Tijdens het insluiten van de verdachte hoorden verbalisanten haar meerdere malen roepen in hun richting: "Mongolen!!" [2]
Verdachte heeft bij de politie - op vragen van de verbalisant - als volgt verklaard:
V: Vervolgens draaide je jouw hoofd om in de richting van de politieambtenaren en
riep jij in de richting van deze aanhoudende politieambtenaren “stomme mongolen”. Waarom zei je dat?
A: Dat zou best kunnen dat ik dat uit boosheid heb gezegd. [3]
Conclusie
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden acht het hof het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [verbalisant1] (hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland) en [verbalisant2] (hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland) en [verbalisant3] (inspecteur van politie Eenheid Noord-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "stomme mongolen" en "mongolen" en opzettelijk door feitelijkheden in hun tegenwoordigheid heeft beledigd, immers heeft verdachte gespuwd in de richting van voornoemde verbalisanten.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte ontkend de woorden: “stomme mongolen” en/of “mongolen” te hebben gebezigd. Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat zij bij de politie onder de indruk was van de situatie en dat zij daarom maar wat heeft gezegd, zodat ze snel naar huis kon.
Het hof acht de verklaringen van de verbalisanten in combinatie met de afgelegde verklaring van verdachte bij de politie geloofwaardig en ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de afgelegde verklaring van verdachte te twijfelen. Het enkele feit dat verdachte gestrest was betekent voor het hof niet vanzelfsprekend dat zij een verklaring heeft afgelegd die niet klopt, nu verdachte haar verklaring heeft ondertekend. Het verweer van verdachte wordt verworpen.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, zoals hieronder bewezenverklaard.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 16 april 2017 te [plaats] , opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant1] (hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland) en/of [verbalisant2] (hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland) en/of [verbalisant3] (inspecteur van politie Eenheid Noord-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "stomme mongolen" en/of "mongolen", en opzettelijk door feitelijkheden in zijn/haar/hun tegenwoordigheid heeft beledigd, immers heeft verdachte gespuwd in de richting van voornoemde verbalisanten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot oplegging van een geldboete van €200,-, subsidiair vier dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheden van het geval waaronder het feit is gepleegd en de jonge leeftijd van verdachte. Verdachte is een first offender. Tevens dient in strafmitigerende zin rekening te worden gehouden met de schending van de redelijke termijn. De raadsvrouw heeft verzocht primair artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) toe te passen en subsidiair een voorwaardelijke straf op te leggen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 16 april 2017 schuldig gemaakt aan het opzettelijk mondeling en door feitelijkheden (spugen) beledigen van drie politieambtenaren. Dit betreft een kwalijk feit. Het hof rekent het verdachte aan dat zij zich buitensporig heeft gedragen richting de verbalisanten, die niets anders deden dan hun werk uitvoeren, en daardoor het ordelijk en veilig verlopen van bijeenkomsten als “ [naam] ” mede mogelijk maken. Zij verdienen daarvoor respect. Dat verdachte wellicht onverwachts heftig reageerde op het voor het eerst in langere tijd drinken van alcohol na een periode van herstel na een ongeluk, komt voor rekening van verdachte zelf.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 mei 2021 blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Het hof heeft gelet op straffen die ter zake van belediging plegen te worden opgelegd hetgeen zijn weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarbij is een geldboete van € 150,- in beginsel het vertrekpunt voor een gepleegde belediging. Voor zover het feit is begaan tegen een politieagent, indien het misdrijf is gepleegd gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, kan de in het oriëntatiepunt genoemde straf worden verhoogd met 33% tot 100%.
Gelet op het feit dat verdachte zowel mondeling als feitelijk, door te spugen, zich aldus meermalen beledigend heeft uitgelaten jegens de drie politieambtenaren, neemt het hof tot uitgangspunt een geldboete van € 300,-.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter zitting van het hof naar voren zijn gekomen.
Het hof houdt in strafmitigerende zin rekening met het tijdsverloop van de zaak. Het hof constateert dat sprake is van een schending van de redelijke termijn en zal € 100,- in mindering brengen op voornoemde tot uitgangspunt genomen geldboete.
Toepassing van artikel 9a Sr of oplegging van een geheel voorwaardelijke straf, zoals bepleit door de verdediging, doet naar het oordeel van het hof bij deze feiten en omstandigheden geen recht aan hetgeen is bewezenverklaard.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een geldboete van € 200,-, subsidiair vier dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 11 mei 2017, onder CJIB nummer 4132542002938714, met parketnummer 1808615517.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 17 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0100-2017097865 gesloten en getekend op 25 juli 2017 door [verbalisant6] , brigadier van de politie Eenheid Noord-Nederland.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 mei 2017, opgenomen op pagina 10-11 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de verklaringen van verbalisanten [verbalisant1] , [verbalisant2] , [verbalisant3] , [verbalisant4] en [verbalisant5] .
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 17 april 2017, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.