ECLI:NL:GHARL:2021:6064

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
20/00435
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde en proceskostenvergoeding in verband met aardbevingsschade

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in het aardbevingsgebied. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning per 1 januari 2017 vastgesteld op € 200.000, maar na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 194.000. Belanghebbende verzocht om een proceskostenvergoeding, die door de heffingsambtenaar werd afgewezen. De rechtbank volgde het standpunt van de heffingsambtenaar. Het Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar de zorgvuldigheid heeft betracht bij het vaststellen van de WOZ-waarde en dat de onrechtmatigheid niet aan de heffingsambtenaar te wijten is. Belanghebbende had de aardbevingsschade niet tijdig gemeld bij de gemeente, wat van invloed was op de WOZ-waarde. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 20/00435
uitspraakdatum: 22 juni 2021
Uitspraak van de achttiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 februari 2020, nummer LEE 18/3434, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de gemeente Het Hogeland (hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 3 te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2018 vastgesteld op € 200.000.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de eerder vastgestelde waarde verminderd tot € 194.000. Het verzoek van belanghebbende om toekenning van een proceskostenvergoeding is door de heffingsambtenaar afgewezen.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank NoordNederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 12 mei 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord: namens belanghebbende zijn gemachtigde [A] en namens de heffingsambtenaar [B] , bijgestaan door mr. [C] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de woning. Aan de woning is aardbevingsschade ontstaan. Deze schade was op 1 januari 2018 nog niet hersteld.
2.2.
Op 8 november 2017 heeft de gemeente Het Hogeland in een lokale huis-aan-huiscourant een bericht geplaatst over het melden van aardbevingsschade. Daarbij is tevens aangekondigd dat inwoners daarover binnenkort een brief van de gemeente zouden ontvangen.
2.3.
De Afdeling Belastingen van de gemeente Het Hogeland heeft belanghebbende een brief gestuurd met dagtekening 17 november 2017 waarin – voor zover van belang – het volgende is vermeld:
“Binnen onze gemeente hebben wij helaas ook te maken met aardbevingen als gevolg van gaswinning in onze provincie. Veel inwoners hebben schade aan hun woning en/of bedrijfspand. Dat geldt rnogelijk ook voor u. Deze schade is van invloed op de hoogte van de WOZ-waarde van uw pand. Met die schade houden wij rekening bij de bepaling van dc hoogte van de onroerend zaakbelasting die u verschuldigd bent. Daarvoor is bet wel zaak dal u die schade meldt. Hoe dat moet, leest u in deze brief.
Schade is van invloed op de WOZ-waarde
Uw object(cn) word(t)(en) jaarlijks gewaardeerd door de gemeente. Deze waarde staat bekend als de WOZ-waarde. Op basis van de WOZ-waarde wordt door de gemeente de Onroerende Zaakbelasting (OZB) bepaald. De gemeente Bedum wil de WOZ-waarde correct vaststellen. Daarom nodigen wij u graag uit om aardbevingsschade aan uw object(cn) bij ons te melden. Op deze manier kan de gemeente bij de waardebepaling van de WOZ-waarde rekening honden met de aanwezige schade.
Heeft u aardbevingsschade?
Uw schademelding wordt door ons getoetst. Er wordt rekening gehouden met de aardbevingsschade als aan twee voorwaatden is voldaan. Ten eerste moet er sprake zijn van schade die op 1 januari 2018 nog niet hersteld is. Verder moet er een schaderapport van het Centrum Veilig Wonen (CVW) – de instantie waar sinds 2015 schades moeten worden gemeld - kunnen worden overgelegd.
Vóór 2015 moest schade bij de NAM worden gemeld. Ook die schades hebben invloed op de WOZ-waarde, vooropgesteld dat ze op 1 januari 2018 nog niet zijn hersteld.
Als u de schade vóór 1 januari 2018 meldt, dan wordt de schade verrekend in de belastingaanslag die u eind februari van ons ontvangt.
Rekenvoorbeeld:
Op basis van de WOZ-waarde wordt de Onroerende Zaakbelasting (OZB) bepaald. De aftrek van het schadebedrag heeft dus direct invloed op de hoogte van de OZB. Per € 5.000,- schade wordt de OZB met ongeveer € 8,60 verminderd.
Hieronder leest u hoe de schade bij ons moet worden gemeld:
• Ga naar www.bedum.nl. Op de homepage vindt u een button voor het melden van de schade;
(...)
Wel schade maar (nog) geen schaderapport?
Als u wel aardbevingsschade heeft maar u heeft nog geen schaderapport? Neem dan contact op met de afdelingen Middelen. (...)
Geen computer of scanner?
Heeft u geen computer maar wilt u wel uw aardbevingsschade aamnelden? Maak in dat geval een afspraak met één van onze medewerkers van de afdelingen Belastingen. (...)
Vragen?
Aarzelt u bij vragen of opmerkingen niet om contact met ons op te nemen!
(…)"
2.4.
Belanghebbende heeft de schade niet gemeld bij de gemeente Het Hogeland. Wel heeft belanghebbende op 4 december 2017 een (telefonische) schademelding gedaan bij het Centrum Veilig Wonen.
2.5.
Op 28 februari 2018 is de WOZ-waarde van de onroerende zaak bij beschikking vastgesteld op € 200.000. Bij de WOZ-beschikking is een bijlage gevoegd waarin onder meer is opgenomen:
“Aardbevingsschade ?
Helaas vinden er ook in onze gemeente met enige regelmaat aardbevingen plaats. Deze vervelende gebeurtenissen veroorzaken veel schade. Is ook uw woning en/of bedrijfspand beschadigd en heeft u een schaderapport ? Geef dit dan aan bij de gemeente. Eind vorig jaar bestond de mogelijkheid om erkende aardbevingsschade, die nog niet is hersteld, bij de gemeente te melden via de website.
Mocht u nog niet herstelde aardbevingsschade hebben en deze schade nog niet hebben gemeld bij de gemeente dan kunt u dit alsnog doen. Neemt u hiervoor telefonisch contact op via telefoonnummer 050-3018293. Achteraf kunnen we de WOZ-waarde van uw woning dan alsnog aanpassen.”
2.6.
Bij brief van 28 maart 2018 heeft belanghebbende bezwaar aangetekend tegen de hoogte van de vastgestelde WOZ-waarde. In de bezwaarfase heeft belanghebbende onder meer gewezen op aardbevingsschade. In verband met de fysiek aanwezige aardbevingsschade is de vastgestelde WOZ-waarde bij uitspraak op bezwaar verminderd tot € 194.000. Het verzoek van belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen, is door de heffingsambtenaar afgewezen, omdat de vermindering in de visie van de heffingsambtenaar niet het gevolg was van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigdheid. De Rechtbank heeft het standpunt van de heffingsambtenaar gevolgd.

3.Geschil

3.1
In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende in aanmerking komt voor vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het woord “herroepen” impliceert dat het oorspronkelijke besluit inhoudelijk onjuist moet zijn geweest. Indien de onjuistheid van het besluit te wijten is aan de belanghebbende, bijvoorbeeld omdat hij niet tijdig de juiste gegevens heeft verschaft, bestaat geen recht op vergoeding (Kamerstukken II 2000-2001, 27024, nr. 14, blz. 2).
4.2.
Bij het nemen van beschikkingen in het kader van de Wet WOZ behoort de heffingsambtenaar de normale zorgvuldigheid te betrachten en de geautomatiseerd verzamelde gegevens van onroerende zaken in zijn gemeente te vergelijken met alle relevante informatie die hij tot zijn geschikking heeft. Deze onderzoeksplicht vloeit ook voort uit de eis van een zorgvuldige voorbereiding van besluiten, die is neergelegd in artikel 3:2 van de Awb. Indien de heffingsambtenaar de bedoelde normale zorgvuldigheid niet betracht en als gevolg daarvan een te hoge beschikking oplegt, is sprake van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb.
4.3.
Vaststaat dat de woning op 1 januari 2018 aardbevingsschade had en dat daarmee bij het bij het vaststellen van de waarde geen rekening is gehouden. Nu voormelde schade heeft geleid tot een waardevermindering van de woning, is de waarde bij beschikking te hoog vastgesteld. Het Hof dient te beoordelen of de bij uitspraak op bezwaar verleende ‘vermindering wegens fysieke schade’ te wijten is aan onrechtmatig handelen van de heffingsambtenaar. Dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde ook om andere redenen had kunnen of misschien wel moeten verminderen is in dat verband niet relevant nu het geschil zich in beroep en hoger beroep beperkt tot de vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten.
4.4.
Het Hof stelt voorop dat de woning in aardbevingsgebied is gelegen en dat derhalve de aanmerkelijke kans bestond dat de woning op 1 januari 2018 aardbevingsschade had waarmee - gelet op het gemeentelijke beleid - rekening zou moeten worden gehouden. In een dergelijke situatie vereist een zorgvuldige besluitvorming dat
voorafgaandaan het vaststellen van de WOZ-waarde onderzoek wordt gedaan naar de aanwezigheid en hoogte van deze aardbevingschade. In het onderhavige geval heeft de heffingsambtenaar alle huiseigenaren in de gemeente aangeschreven met het verzoek eventuele aardbevingsschade voor 1 januari 2018 bij de gemeente te melden, zodat daarmee bij het vaststellen van de WOZ-waarde rekening zou kunnen worden gehouden. Ook middels een publicatie in de lokale huis-aan-huiscourant en een bericht op de website van de gemeente Het Hogeland zijn de inwoners op het gemeentelijke beleid en de mogelijkheid tot het melden van aardbevingsschade geattendeerd. Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar daarmee de zorgvuldigheid betracht die bij het voorbereiden van de WOZ-beschikkingen van hem mocht worden verwacht. Dat belanghebbende niet heeft gereageerd, kan de heffingsambtenaar niet worden tegengeworpen. Het Hof neemt daarbij in aanmerking dat belanghebbende niet heeft betwist de brief van 17 november 2017 te hebben ontvangen. Dat belanghebbende op 4 december 2017 een melding heeft gedaan bij het Centrum Veilig Wonen doet daaraan evenmin af, nu deze gegevens de heffingsambtenaar niet ter beschikking stonden. Gelet op de inhoud van de brief van 17 november 2017 kon belanghebbende er ook niet van uitgaan dat met een melding bij het Centrum Veilig Wonen kon worden volstaan. Naar het oordeel van het Hof reikt de eis van een zorgvuldige besluitvorming niet zo ver dat de heffingsambtenaar gehouden is (ieder jaar) voorafgaand aan het vaststellen van de WOZwaarde zelfstandig de schade als gevolg van aardbevingen van alle in de gemeente gelegen objecten te inventariseren. Van de inwoners mag worden gevraagd hierover gegevens te verschaffen. Dat de heffingsambtenaar bij het opleggen van de WOZ-beschikking minimaal rekening had moeten houden met een forfaitair schadebedrag volgt het Hof niet, nu weliswaar een aanzienlijk aantal woningen in de gemeente op 1 januari 2018 fysieke aardbevingsschade had, maar dat zeker niet voor alle woningen gold. Een dergelijke benadering zou daarmee voor woningen zonder schade tot een te lage WOZ-waarde leiden.
4.5.
Gelet op het hiervoor overwogene is geen sprake van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb en heeft belanghebbende geen recht op vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten van beroep en hoger beroep.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, lid van de achttiende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2021.
De griffier, Het lid van de enkelvoudige belastingkamer,
(S. Darwinkel) (A.E. Keulemans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 22 juni 2021.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.