ECLI:NL:GHARL:2021:6025

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
21-005745-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, vernieling, bedreiging, diefstal en huisvredebreuk met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling, vernieling, bedreiging, diefstal en huisvredebreuk. De feiten vonden plaats op 17 juli 2019, waarbij de verdachte zijn ex-vriendin en haar vriend heeft mishandeld en bedreigd met een schaar. Daarnaast heeft hij goederen van de ex-vriendin vernield en een mobiele telefoon en portemonnee van de vriend gestolen. De politierechter had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een taakstraf van 120 uren opgelegd. Het hof heeft het vonnis vernietigd en een zwaardere straf opgelegd: een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Tevens zijn de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan beide benadeelden. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005745-19
Uitspraak d.d.: 14 juni 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 21 oktober 2019 met parketnummer 16-172869-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de eerste rechter, met uitzondering van de straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, wordt opgelegd. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] ad € 269,40 geheel wordt toegewezen en dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2] wordt toegewezen tot € 450,-, telkens vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.H. van Keulen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft bij vonnis van 21 oktober 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van – kortgezegd – mishandeling, vernieling, bedreiging, diefstal en huisvredebreuk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de politierechter beslist dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] ad € 269,40 geheel wordt toegewezen en dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2] wordt toegewezen tot € 450,-, telkens vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 juli 2019 te [plaats] [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij1] heeft mishandeld door die [benadeelde partij2] een of meermalen in zijn gezicht te stompen/slaan en/of die [benadeelde partij1] een of meermalen in haar gezicht te stompen/slaan en/of om te duwen en/of schoppen waardoor ze is komen te vallen;
2.
hij op of omstreeks 17 juli 2019 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een oven/magnetron en/of een koelkast en/of een of meer ramen en/of een spiegel en/of twee vazen en/of een kaarthouder en/of fotolijsten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 17 juli 2019 te [plaats] [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij1] dreigend een schaar met de punt naar het/de licha(a)m(en) van die [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij1] voor te houden en/of daarbij de woorden toe te voegen "Ik ga jullie steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 17 juli 2019 te [plaats] een mobiele telefoon en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op of omstreeks 17 juli 2019 te [plaats] in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, [adres] bij een ander, te weten bij [benadeelde partij1] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Ter zitting in hoger beroep heeft verdachte ontkend dat hij aangevers heeft bedreigd en mishandeld. Ook heeft verdachte verklaard dat hij de portemonnee en telefoon van aangever [benadeelde partij2] per ongeluk in zijn zak had gestopt, zodat geen sprake is van diefstal.
Door de raadsvrouw is namens verdachte aangevoerd dat àls het hof verdachte volgt in zijn ontkenning, er dan voor die feiten vrijspraak moet volgen.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder dat de verklaringen van de aangevers kort na het voorval, afzonderlijk van elkaar, zijn afgelegd. Deze verklaringen houden kortgezegd in dat aangevers door verdachte zijn mishandeld en bedreigd en dat er vele spullen in de woning zijn vernield. De verklaringen komen op hoofdlijnen overeen en vinden bovendien steun in ander bewijs, zoals het proces-verbaal van bevindingen van 18 juli 2019 (p. 25 e.v. van het dossier) waarin door de ter plaatse gekomen verbalisanten wordt beschreven in welke toestand zij aangevers - hevig geëmotioneerd, gewond en in paniek - respectievelijk de woning - een grote chaos met gebroken glas en allerlei kapotte spullen - aantreffen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 17 juli 2019 te [plaats] [benadeelde partij2] en [benadeelde partij1] heeft mishandeld door die [benadeelde partij2] meermalen in zijn gezicht te slaan en die [benadeelde partij1] meermalen in haar gezicht te slaan en tegen het lichaam te schoppen waardoor ze is komen te vallen;
2.
hij op 17 juli 2019 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een oven/magnetron en een koelkast en ramen en een spiegel en twee vazen en een kaarshouder en fotolijsten, die aan een ander, te weten aan [benadeelde partij1] toebehoorden, heeft vernield.
3.
hij op 17 juli 2019 te [plaats] [benadeelde partij2] en [benadeelde partij1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [benadeelde partij2] en [benadeelde partij1] dreigend een schaar met de punt naar de lichamen van die [benadeelde partij2] en [benadeelde partij1] voor te houden en daarbij de woorden toe te voegen "Ik ga jullie steken";
4.
hij op 17 juli 2019 te [plaats] een mobiele telefoon en een portemonnee, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [benadeelde partij2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op 17 juli 2019 te [plaats] in de woning, [adres] , bij een ander, te weten bij [benadeelde partij1] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is op 17 juli 2019 gefrustreerd naar de woning van aangeefster [benadeelde partij1] , zijn ex-vriendin, gegaan. In de woning is het van de zijde van verdachte tot een explosie van geweld gekomen, waarbij verdachte zijn boosheid op aangeefster [benadeelde partij1] en aangever [benadeelde partij2] , alsook de spullen van aangeefster, heeft botgevierd.
Toen aangeefster die avond geen gehoor gaf aan de oproepen van verdachte is hij de woning binnengedrongen en heeft hij [benadeelde partij1] en haar vriend [benadeelde partij2] meerdere keren in het gezicht geslagen. Bovendien heeft hij hen bedreigd met een schaar en daarbij gezegd dat hij hen ging steken. De situatie was zo bedreigend dat [benadeelde partij1] zich genoodzaakt voelde zich in haar eigen wc op te sluiten. In de woning heeft verdachte een spoor van vernieling achtergelaten door allerlei spullen kapot te slaan. Tot slot heeft verdachte de telefoon en portemonnee van [benadeelde partij2] weggenomen door deze spullen in zijn zakken te stoppen.
Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangevers en hun pijn toegebracht. Bovendien heeft verdachte financiële schade en hinder toegebracht en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van de aangevers.
De gedragingen van verdachte hebben gevoelens van angst, onrust en onveiligheid bij de aangevers veroorzaakt, zo blijkt uit hun slachtofferverklaringen van 11 en 14 oktober 2019.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 6 mei 2021 blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof heeft ook kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze ter zitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht en zoals die blijken uit het reclasseringsadvies van Inforsa van 3 oktober 2019. Er is geen zorgvraag. Verdachte woont bij zijn ouders en heeft een fulltime baan. Door de verdediging is bepleit dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, eventueel gecombineerd met een geldboete, wordt opgelegd.
Het hof stelt vast dat verdachte, anders dan aangekondigd in de pleitnota die de raadsvrouw voorafgaand aan de zitting aan het hof heeft doen toekomen, niet volledig zijn verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Getoond besef van verantwoordelijkheid kan onder omstandigheden aanleiding zijn dit in de straf te verdisconteren, omdat strafvervolging ook tot doel heeft verdachte tot inkeer te brengen. In het geval van verdachte is dat doel niet bereikt. Voor enige mildheid bestaat in dit opzicht dan ook geen enkele aanleiding. Sterker nog, het hof neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij de schuld van zijn handelen voor een aanzienlijk deel bij aangeefster legt, die in zijn beleving haar telefoon had moeten opnemen. Verdachte miskent hierbij volledig dat hij degene is geweest die ongevraagd naar de woning is gegaan, de woning is binnengedrongen en zich in de woning ontzettend heeft misdragen door beide aangevers te mishandelen, te bedreigen met een schaar, grootschalige vernielingen in de woning aan te richten en daarnaast nog te stelen. Het gedrag van verdachte is onvoorspelbaar, ernstig en zorgwekkend, te meer nu verdachte en aangeefster [benadeelde partij1] samen twee minderjarige kinderen hebben voor wie zij de zorg delen.
Alles overwegend acht het hof de door de politierechter opgelegde straf onvoldoende recht doen aan de aard en ernst van de feiten.
Het hof acht het passend en geboden dat aan verdachte wordt opgelegd een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken met een proeftijd van drie jaren gecombineerd met een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. De voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient ook als stok achter de deur om herhaling in de toekomst te voorkomen. Daarbij heeft het hof ook betrokken dat aangeefster en verdachte, naar thans moet worden voorzien, veelvuldig contact zullen blijven houden vanwege hun twee kinderen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 575,00, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 450,00, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 269,40, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 138, 285, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij2] ter zake van het onder 1, 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 450,00 (vierhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij2] , ter zake van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 450,00 (vierhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 9 (negen) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 17 juli 2019.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 269,40 (tweehonderdnegenenzestig euro en veertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij1] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 269,40 (tweehonderdnegenenzestig euro en veertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 5 (vijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 17 juli 2019.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 14 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.