ECLI:NL:GHARL:2021:6022

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
21-005211-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in mishandelingszaak na aanrijding met auto

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling en kreeg een geldboete opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 31 mei 2021 heeft het hof de zaak onderzocht en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vrijspraak van de verdachte heeft gevorderd. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman, mr. B.TH. Nooitgedagt, in overweging genomen.

De tenlastelegging betrof een incident op 6 mei 2018, waarbij de verdachte een onbekend gebleven persoon zou hebben mishandeld door deze te stompen of te slaan en/of met zijn auto tegen de benen van het slachtoffer aan te rijden. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van getuigen waren tegenstrijdig en de omstandigheden van het voorval gaven geen aanleiding om aan te nemen dat de verdachte opzettelijk handelde. De verdachte heeft verklaard dat zijn auto per ongeluk tegen het slachtoffer is gereden, wat het hof niet onaannemelijk achtte.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling. Het hof heeft ook de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om de verklaringen van betrokkenen zorgvuldig te wegen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005211-19
Uitspraak d.d.: 14 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 24 september 2019 met parketnummer 16-245311-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis en vrijspraak van verdachte van het hem tenlastegelegde. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. B.TH. Nooitgedagt, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 24 september 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot een geldboete van € 600,00, subsidiair 12 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een onbekend gebleven persoon heeft mishandeld door deze te stompen/slaan tegen/op het hoofd en/of door met een auto tegen de benen van de voornoemde onbekend gebleven persoon aan te rijden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte zal worden vrijgesproken. De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Ook naar het oordeel van het hof kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Op 6 mei 2018 is commotie ontstaan tussen verdachte en getuige [getuige] , een lid van de organisatie van ‘ [naam] ’. Dit gebeurde toen verdachte, na tien à vijftien minuten in een rij wachtende auto’s vast te hebben gestaan bij de rotonde vanwege de passerende colonne van ‘ [naam] ’, besloot huiswaarts te keren. Hij begaf zich in zijn auto via het fietspad naar de rotonde met de bedoeling om daar de stilstaande colonne te doorkruisen. Verdachte werd hierop tegengehouden door getuige [getuige] die op zijn motorfiets fungeerde als begeleider van de colonne. [getuige] gaf de verdachte te kennen dat hij er niet door/langs mocht. Toen aangever, een deelnemer van de colonne, zag dat verdachte daarop zijn auto keerde en zijn weg wilde vervolgen via het fietspad is hij voor de auto van verdachte gaan staan met als doel de auto tegen te houden. Terwijl aangever voor de auto van verdachte stond te bellen met de organisatie reed de auto van verdachte langzaam vooruit en raakte daarbij het linkerbeen van aangever.
Verdachte heeft verklaard dat zijn auto, een ‘automaat’, anders dan hij in de hectiek veronderstelde, nog in de
drive-stand (vooruit) stond, waardoor deze toen hij zijn voet van het rempedaal haalde naar voren rolde en dat hij aldus (mogelijk) met zijn auto tegen aangever is gereden.
Op grond van de zich in het dossier bevindende uiteenlopende en op sommige punten tegenstrijdige getuigenverklaringen, welke verklaringen bovendien gissingen en conclusies bevatten over de afstand waar vandaan en de wijze waarop verdachte tegen aangever is aangereden met zijn auto, acht het hof niet bewezen dat verdachte
opzettelijktegen het been van aangever is gereden. Het hof acht niet aannemelijk dat, zoals sommige getuigen hebben verklaard, aangever, bewust gas gevend, al dan niet komend vanaf enige meters afstand, op aangever is toe- of ingereden. De feitelijke situatie verdraagt zich niet met een dergelijke gang van zaken. Aangever is, getuige de zich in het dossier bevindende foto van het been van aangever waarop zich een klein wit krasje bevindt, tegen het been geraakt door de bumper van de auto. Hij is rechtop blijven staan en is direct gaan bellen Dit gedrag en handelen van aangever na de aanrijding, namelijk het blijven staan bellen, alsook het zeer beperkte letsel bij aangever passen niet bij een aanrijding met een auto waarbij gas is gegeven, en waarbij, met enige snelheid en overbrugging van enige afstand, een aanrijding heeft plaatsgehad. In het licht van het voorgaande acht het hof verdachtes verklaring dat zijn auto per ongeluk en met een zeer beperkte snelheid (“kruipend “of “rollend”) tegen aangever is gereden niet onaannemelijk.
Het hof acht evenmin bewezen dat verdachte aangever heeft gestompt of geslagen tegen/op het hoofd. De verklaring van aangever op dit punt vindt geen steun in ander bewijs, terwijl verdachte ontkent aangever te hebben geslagen.
Al het voorgaande brengt met zich mee dat het hof niet bewezen acht dat dat verdachte de tenlastegelegde mishandeling heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 10 december 2018 onder CJIB nummer 4132 5420 0344 0280.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 14 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.