In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de zorgregeling tussen een vader en zijn minderjarige zoon. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Laatsman, verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland te vernietigen, waarin een zorgregeling was vastgesteld die hem beperkte omgang met zijn zoon oplegde. De vader stelde dat hij jarenlang zonder problemen contact had gehad met zijn zoon en dat de huidige regeling, die begeleide omgang voorschrijft, niet in het belang van de minderjarige was. De GI (Jeugdbescherming Gelderland) en de moeder van de minderjarige, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H. Hofstede, voerden verweer en stelden dat de huidige regeling noodzakelijk was voor de veiligheid en het welzijn van de minderjarige.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat de huidige zorgregeling niet voldoende onderbouwd was en dat er geen serieuze contra-indicaties waren voor een wijziging. Het hof heeft besloten de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de zorgregeling betreft met ingang van 7 juli 2021. De nieuwe regeling houdt in dat de minderjarige onbegeleid contact met de vader zal hebben, met een opbouwfase naar een regeling waarbij hij eenmaal per veertien dagen bij de vader verblijft. De beslissing is genomen met het oog op het belang van de minderjarige, die gediagnosticeerd is met een reactieve hechtingsstoornis en die behoefte heeft aan stabiliteit en een rustige benadering.
De kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.