In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [de minderjarige], geboren in 2011. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 16 februari 2021 had besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 19 februari 2022. De vader verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en de ondertoezichtstelling niet te verlengen, terwijl de GI en de moeder verweer voerden en vroegen om bekrachtiging van de beschikking.
Het hof heeft in zijn overwegingen gekeken naar de situatie van [de minderjarige], die gediagnosticeerd is met een reactieve hechtingsstoornis. De vader ontkende de ernst van de situatie en stelde dat de ondertoezichtstelling niet nodig was, terwijl de GI en de moeder van mening waren dat toezicht en begeleiding noodzakelijk waren voor de ontwikkeling van [de minderjarige]. Het hof heeft vastgesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, gezien de problematiek van [de minderjarige] en de moeizame communicatie tussen de ouders.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van [de minderjarige] voorop stond. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, gezien de relatie tussen de partijen en de impact van de procedure op het kind. De uitspraak benadrukt het belang van adequate zorg en begeleiding voor minderjarigen in complexe gezinsstructuren.