ECLI:NL:GHARL:2021:5964

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
200.289.116
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarige na gewijzigde omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag over een minderjarige, geboren in 2016. De moeder had verzocht om het eenhoofdig gezag over de minderjarige, nadat de rechtbank Midden-Nederland in een eerdere beschikking op 27 oktober 2020 het verzoek van de moeder had afgewezen. De vader stemde in met het verzoek van de moeder, maar het hof benadrukte dat de wettelijke regeling van het ouderlijk gezag niet ter vrije bepaling van de ouders staat. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de mondelinge behandeling op 20 mei 2021 plaatsvond. De ouders waren gehuwd geweest en hadden gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun kind. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die een herbeoordeling van het gezag mogelijk maakten. De communicatie tussen de ouders was ernstig verstoord, en er was geen rechtstreekse communicatie meer sinds hun uiteengaan in 2018. Dit leidde tot de conclusie dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders. Het hof heeft daarom besloten het gezamenlijk gezag te beëindigen en het gezag voortaan alleen aan de moeder toe te wijzen, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.289.116
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 503948)
beschikking van 17 juni 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Cortet te Utrecht,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 oktober 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 21 januari 2021.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 20 mei 2021 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- [C] , namens de raad voor de kinderbescherming.

3.De feiten

Partijen zijn gehuwd geweest en zijn de ouders van:
[de minderjarige] , geboren [in] 2016 te [D] , over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag (hierna ook: gezag) uit oefenen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
- als zorgregeling vastgesteld dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
  • op zondag 18 oktober 2020 van 10.00 uur tot 12.00 uur;
  • op woensdag 21 oktober 2020 van 10.00 uur tot 14.00 uur;
  • vanaf woensdag 28 oktober 2020 elke woensdag, waarbij de vader [de minderjarige] om 8.00 uur ophaalt op het werk van de moeder, [de minderjarige] vervolgens naar school brengt en hem dan uit school ophaalt. De vader brengt [de minderjarige] uiterlijk om 19.00 uur bij de moeder thuis;
  • die beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
  • het verzoek van de moeder om het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] aan haar toe te wijzen, afgewezen.
4.2
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief ziet op het door de rechtbank afgewezen verzoek van de moeder om met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] te worden belast. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking (het hof begrijpt: ten aanzien van de gezagsbelissing) te vernietigen en opnieuw beschikkende:
1. te bepalen dat zij alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt belast;
2. een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
4.3
De vader heeft op de mondelinge behandeling het woord gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Tussen de ouders is niet in geschil dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een herbeoordeling van het ouderlijk gezag mogelijk maken, zodat het hof daar ook van uit zal gaan.
5.3
Op de mondelinge behandeling heeft de vader verklaard om hem moverende redenen in te stemmen met het verzoek van de moeder om haar alleen met het gezag te belasten. Partijen hebben evenwel niet de vrije keuze om te bepalen dat de moeder alleen het ouderlijk gezag over [de minderjarige] zal uitoefenen. De wettelijke regeling van het ouderlijk gezag is immers gericht op rechtsgevolgen die niet ter vrije bepaling van de ouders staan. Het hof kan daarom niet zonder meer de wensen van de ouders volgen maar dient het verzoek te toetsen aan het hiervoor genoemde artikel 1:253n BW.
5.4
Het hof stelt voorop dat een minimale communicatie tussen de ouders noodzakelijk is om op een goede manier invulling te kunnen geven aan gezamenlijk ouderschap. In ieder geval moeten de ouders beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg (kunnen) nemen, althans ten minste moeten de ouders in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond het kind (kunnen) voordoen, zonder het kind daarmee te belasten.
5.5
Het hof acht de ouders hiertoe niet in staat. De verhouding tussen de ouders is al jaren ernstig verstoord. Tussen de ouders is sinds het uiteengaan in 2018 geen enkele rechtstreekse communicatie. In een voorkomend geval verliep de communicatie via de broer van de vader, maar die heeft aangegeven dit niet meer te willen. De moeder beschikt niet over een telefoonnummer of e-mailadres van de vader. De vader vertrouwt de moeder niet en is bang dat zij misbruik zal maken van zijn contactgegevens. De bij de rechtbank gemaakte afspraken over de omgangsmomenten tussen de vader en [de minderjarige] zijn niet bestendig gebleken, de omgang tussen [de minderjarige] en de vader is kort na de herstart weer gestaakt. De ouders verwijten elkaar over en weer dat de ander zich niet aan de afspraken houdt. De vader heeft geen verdere pogingen ondernomen om in contact te blijven met [de minderjarige] . Het gebrek aan contact en omgang leidt er toe dat - als de moeder de vader al zou kunnen bereiken voor gezagsbeslissingen - de vader onvoldoende op de hoogte is van de ontwikkelingen in het leven van [de minderjarige] . Dit maakt het voor de vader moeilijk om samen met de moeder belangrijke beslissingen voor [de minderjarige] te nemen.
5.6
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de (on)bereikbaarheid van de vader het (tijdig) nemen van gezamenlijke gezagsbeslissingen ernstig belemmert en voorts dat de communicatieproblemen tussen de ouders zodanig ernstig zijn dat er een reëel en onaanvaardbaar risico bestaat dat [de minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders wanneer deze gezamenlijk het gezag over hem blijven uitoefenen en met elkaar in overleg zullen moeten treden over zaken die de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] betreffen. Gelet op de verstoorde verhouding tussen de ouders en omdat de bereidheid om hulp te aanvaarden ontbreekt, verwacht het hof niet dat daarin binnen afzienbare tijd verandering zal komen. Het hof acht het daarom in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk dat het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] wordt beëindigd en dat het gezag voortaan alleen aan de moeder toekomt.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
27 oktober 2020, voor zover het de beslissing betreffende het gezag over [de minderjarige] betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders over de minderjarige [de minderjarige] , geboren [in] 2016 te [D] en bepaalt dat het gezag over de minderjarige voortaan alleen aan de moeder toekomt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.W. Beversluis, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en M.A.F. Veenstra, bijgestaan door de griffier, en getekend door mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck en is op 17 juni 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.