ECLI:NL:GHARL:2021:5955

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
200.288.360
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing met haar minderjarige kind van [A] naar [E]. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.H.J. Spee, had in eerste aanleg een verzoek ingediend dat door de rechtbank Gelderland was afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. R.J.Th. Leijzer, verzet zich tegen de verhuizing en stelt dat er geen noodzaak is om te verhuizen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 mei 2021 in Zwolle zijn beide ouders en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig geweest.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waaronder de noodzaak van de verhuizing, de belangen van de minderjarige, en de communicatie tussen de ouders. De moeder heeft gesteld dat de verhuizing noodzakelijk is voor haar nieuwe gezinsleven met haar partner en dat het aantal leefomgevingen voor de minderjarige beperkt moet worden. De vader heeft betoogd dat de verhuizing niet in het belang van de minderjarige is, omdat dit negatieve gevolgen zou hebben voor haar sociale leven en sportactiviteiten.

Na afweging van de belangen heeft het hof geoordeeld dat de moeder vervangende toestemming voor de verhuizing moet worden verleend. Het hof heeft daarbij overwogen dat de moeder voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing goed doordacht en voorbereid is, en dat de voorgestelde zorgregeling na de verhuizing in het belang van de minderjarige is. De huidige zorgregeling wordt gewijzigd, zodat de minderjarige drie van de vier weekenden bij de vader verblijft. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.288.360
(zaaknummer rechtbank Gelderland 375158)
beschikking van 17 juni 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G.H.J. Spee te Nijmegen,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.J.Th. Leijzer te Zutphen.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 3 november 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 7 januari 2021;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Spee van 29 april 2021 met productie(s)
.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 20 mei 2021 te Zwolle plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman, als waarnemer van mr. Spee;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- [C] , namens de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn gehuwd geweest en zijn de ouders van:
[de minderjarige] , geboren [in] 2009 te [D] , over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
Partijen hebben in het kader van hun echtscheiding een ouderschapsplan opgesteld en op 1 mei 2013 ondertekend. In dit ouderschapsplan zijn partijen, voor zover hier van belang, overeengekomen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder zal zijn, dat er een zorgregeling is tussen de vader en [de minderjarige] van minimaal twee dagdelen per week en dat zij streven naar twee vaste dagen per week en een overnachting.
3.3
Bij (echtscheidings)beschikking van de rechtbank van 19 juni 2013 is bepaald dat de inhoud van het aangehechte ouderschapsplan deel uitmaakt van die beschikking.
3.4
Op 5 juli 2014 hebben partijen een nieuw ouderschapsplan ondertekend en zijn partijen overeengekomen dat [de minderjarige] 50% van de week bij de moeder verblijft en eveneens 50% bij de vader. Aan deze regeling is nimmer uitvoering gegeven.
3.5
De zorgregeling ziet er in de praktijk als volgt uit: [de minderjarige] verblijft de ene week van donderdag uit school tot zaterdag 10.00 uur bij de vader en de andere week van donderdag uit school tot zaterdag 13.00 uur. [de minderjarige] blijft gemiddeld eens per maand van donderdag uit school tot zondagavond of maandagochtend naar school bij de vader. Vakanties en feestdagen worden bij helfte gedeeld.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing en het daarmee samenhangende verzoek tot wijziging van de zorgregeling, afgewezen.
4.2
De moeder is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat aan haar vervangende toestemming wordt verleend voor een verhuizing met [de minderjarige] van [A] naar [E] , met ingang van het schooljaar 2021-2022 en voorts,
voorwaardelijkvoor het geval het hof toestemming verleent om te verhuizen,
de beschikking van de rechtbank van 19 juni 2013 te wijzigen voor wat betreft de in het
ouderschapsplan opgenomen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (het hof begrijpt: ten aanzien van de reguliere regeling) zodanig dat [de minderjarige]
gedurende drie van de vier weekeindes bij de vader verblijft, waarbij zij zorgdraagt
voor het halen en brengen van [de minderjarige] volgens het navolgende schema:
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Week 1
17:00u door moeder gebracht
Bij vader
13:00u door moeder opgehaald
Week 2
17:00u door moeder gebracht
Bij vader
19:30u door moeder opgehaald
Week 3
17:00u door moeder gebracht
Bij vader
13:00u door moeder opgehaald
Week 4
Bij moeder
Bij moeder
Bij moeder
kosten rechtens.
4.3
De vader voert verweer en verzoekt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, althans dat af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Verhuizing
5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer ook het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
5.3
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
De moeder stelt onder meer dat zij de (financiële) noodzaak om te verhuizen
voldoende aannemelijk heeft gemaakt en dat zij voldoende heeft aangetoond dat haar partner niet kan verhuizen. Zij heeft de diepe wens om haar nieuwe leven met haar partner zo op te bouwen dat zij met [de minderjarige] in een gezinssituatie met hem kan leven. Voor [de minderjarige] wil de moeder het aantal leefomgevingen beperken tot twee, omdat de huidige situatie waarin [de minderjarige] leeft vanuit drie huishoudens een onwenselijke situatie is. Volgens de moeder zal de verhuizing geen verandering brengen in het contact tussen de vader en [de minderjarige] . De moeder is van mening dat haar belangen en de belangen van [de minderjarige] bij een verhuizing zwaarder wegen dan de belangen van de vader.
5.5
De vader voert hiertegen aan dat er geen noodzaak is om te verhuizen. De moeder kan haar relatie ook voortzetten op de wijze zoals de relatie nu is. Van een financiële noodzaak om te verhuizen is niet gebleken en ook is niet gebleken dat de partner niet zou kunnen verhuizen. De door de moeder voorgestelde nieuwe zorgregeling is niet in het belang van [de minderjarige] . [de minderjarige] zou haar sport, hockey, moeten opgeven omwille van de zorgregeling. Daarnaast zal [de minderjarige] ook andere sociale activiteiten in het weekend hebben waar zij dan niet aan mee kan doen vanwege de zorgregeling. Dat is onwenselijk en niet in het belang van [de minderjarige] . De vader is van mening dat de rechtbank terecht het verzoek heeft afgewezen en de belangen van [de minderjarige] heeft laten prevaleren boven de belangen van de moeder om te gaan samenwonen.
5.6
De raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat het een ingewikkelde situatie is vooral voor [de minderjarige] maar ook voor de ouders en heeft zijn waardering uitgesproken voor de dingen die de ouders desondanks samen hebben gedaan. De raad benadrukt dat het van belang is dat de ouders verder gaan werken aan hun onderlinge communicatie. [de minderjarige] houdt van haar beide ouders en voor haar is het belangrijkste dat de ouders in de toekomst samen beslissingen kunnen nemen. De raad geeft het hof in overweging om alvorens te beslissen [de minderjarige] een rol te geven in de procedure, bijvoorbeeld door het aanstellen van een kindbehartiger. De raad acht verder de kans reëel dat bij een verhuizing naar [E] [de minderjarige] daar haar leven gaat vormgeven en dat dit in de toekomst gevolgen zal hebben voor haar contact met de vader. De raad ziet wel dat de moeder [de minderjarige] stimuleert in haar contact met de vader, maar naar mate kinderen ouder worden krijgen ze steeds meer hun eigen mening. De raad adviseert daarom de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5.7
Het hof acht zich op basis van de stukken en hetgeen besproken is op de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om - met inachtneming van voornoemd toetsingskader - een beslissing te nemen. Het hof is van mening dat het in ieders belang is dat nu duidelijkheid komt over de verhuizing van de moeder samen met [de minderjarige] . De ouders zijn in mediation met elkaar en het hof verwacht dat, door duidelijkheid te verschaffen, er ruimte zal ontstaan voor de ouders om verder met elkaar in gesprek te gaan en hun communicatie te verbeteren en voorts dat duidelijkheid omtrent de verhuizing [de minderjarige] rust zal geven, zodat zij weet naar welke middelbare school zij na de zomervakantie zal gaan.
5.8
Anders dan de rechtbank is het hof, na afweging van de belangen, van oordeel dat de moeder vervangende toestemming dient te worden verleend om met [de minderjarige] naar [E] te verhuizen. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
5.9
De moeder bij wie [de minderjarige] haar hoofdverblijfplaats heeft moet in beginsel de gelegenheid hebben om met [de minderjarige] en een nieuwe partner elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval, na een belangenafweging, een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Het belang van de vader is erin gelegen betrokken te blijven bij de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] , regelmatig contact te hebben met haar en haar in zijn directe omgeving te zien opgroeien. Het belang van [de minderjarige] moet in ieder geval, bij welke beslissing dan ook, gewaarborgd zijn.
5.1
Het hof is van oordeel dat de moeder een bestendige relatie heeft met haar partner. De moeder heeft ook al langere tijd de wens om te gaan samenwonen met haar partner. In september 2018 heeft de moeder al aan de vader verteld te willen verhuizen naar [E] zodra [de minderjarige] klaar is op de basisschool. Partijen hebben toen eerst via gesprekken samen met hun ouders en daarna via mediation geprobeerd tot een oplossing te komen, wat hen niet is gelukt. Naar het oordeel van het hof is van een financiële noodzaak om te verhuizen niet gebleken, maar de moeder heeft wel voldoende aannemelijk gemaakt dat het voor haar partner moeilijk is om te verhuizen naar [A] , met name vanwege de aard van zijn werkzaamheden. De moeder heeft naar het oordeel van het hof ook voldoende
aannemelijk gemaakt dat aan haar belang om bij haar partner te wonen niet op andere wijze tegemoet kan worden gekomen dan door middel van een verhuizing naar [E] . Verder is de verhuizing voldoende doordacht door de moeder. Ook heeft zij de verhuizing in voldoende mate voorbereid. [de minderjarige] heeft zowel met de moeder als de vader scholen bezocht en [de minderjarige] is ingeschreven voor een school in [A] en een school in [F] . Verder zal de moeder ervoor zorgen dat [de minderjarige] kan blijven hockeyen in [A] , waardoor het voor de vader mogelijk blijft om bij wedstrijden te komen kijken.
5.11
Ten aanzien van het contact van de vader en [de minderjarige] overweegt het hof het volgende.
De moeder ziet het belang van goed contact tussen de vader en [de minderjarige] in en wil daar ook haar best voor doen. De moeder wil dat het contact tussen de vader en [de minderjarige] door de verhuizing zo min mogelijk wijzigt en zij heeft daarom een reguliere zorgregeling voorgesteld waarbij [de minderjarige] drie van de vier weekends bij de vader verblijft, waarvan twee weekends van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondag 13.00 uur en één weekend van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagavond 19.30 uur. Bovendien heeft de moeder voorgesteld het halen en brengen voor haar rekening te nemen. Nu de moeder bereid is om de vader voldoende ruimte te bieden om op adequate wijze invulling te blijven geven aan zijn ouderrol, zal verhuizen naar het oordeel van het hof geen negatieve gevolgen hoeven te hebben voor de (kwaliteit van) het contact tussen de vader en [de minderjarige] . Dat in de toekomst de door de moeder voorgestelde zorgregeling niet houdbaar zal zijn, met name niet voor [de minderjarige] , zoals de vader stelt, valt op dit moment niet te zeggen. Wat nu in ieder geval wel bekend is, is dat [de minderjarige] ook dol op haar vader is, wat de beste basis is voor een regelmatig en betekenisvol contact met hem. De moeder weet dit, respecteert de belangrijke rol van de vader in het leven van [de minderjarige] en gunt beiden hun goede contact. Een verhuizing is een ingrijpende gebeurtenis, maar het hof acht de ouders bereid en in staat om te gaan met eventuele veranderingen van omstandigheden in de toekomst. Mocht de door de moeder voorgestelde zorgregeling bijvoorbeeld niet goed (meer) blijken te voldoen, dan heeft het hof er vertrouwen in dat de ouders in staat zullen zijn deze in het belang van [de minderjarige] aan te passen, te meer nu de ouders met elkaar in gesprek zijn in een mediationtraject en voor het hof, ook na partijen op de zitting te hebben gehoord, duidelijk is dat zij uiteindelijk allebei het belang van [de minderjarige] voorop zullen stellen.
5.12
Iedere verhuizing heeft voor- en nadelen voor kinderen, maar de door de moeder gewenste verhuizing heeft naar het oordeel van het hof niet zodanig nadelige gevolgen voor [de minderjarige] dat het gerechtvaardigd belang van de moeder om een leven in [E] te kunnen opbouwen hiervoor moet wijken. Van belang daarbij is dat [de minderjarige] al regelmatig in [E] is, goed kan opschieten met de partner van de moeder (en zijn kinderen) en [de minderjarige] zelf aan de ouders heeft aangegeven graag naar de middelbare school in [F] te willen gaan.
5.13
Alle voornoemde belangen en omstandigheden in aanmerking genomen, komt het hof tot de conclusie dat het belang van de moeder om met [de minderjarige] naar [E] te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de vader bij het achterwege blijven daarvan, terwijl de belangen van [de minderjarige] ook bij de door de moeder gewenste verhuizing voldoende worden geborgd. Het door de vader aangevoerde is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
De zorgregeling
5.14
Gegeven de situatie die na de verhuizing zal ontstaan, acht het hof op dit moment de door de moeder voorgestelde reguliere zorgregeling in het belang van [de minderjarige] , zodat de huidige zorgregeling op dat punt zal worden gewijzigd met ingang van de dag van de verhuizing van de moeder en [de minderjarige] naar [E] .

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als hierna zal worden vermeld.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
3 november 2020, en opnieuw beschikkende:
verleent aan de moeder vervangende toestemming voor een verhuizing met [de minderjarige] , geboren [in] 2009 te [D] van [A] naar [E] , met ingang van het schooljaar 2021-2022;
wijzigt met ingang van de dag van verhuizing van de moeder en [de minderjarige] naar [E] de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 19 juni 2013 en het daaraan gehechte ouderschapsplan van 1 mei 2013 en voor zover aan de orde het latere ouderschapsplan van 5 juli 2014 voor wat betreft de reguliere zorgregeling met de vader en stelt in plaats daarvan de volgende reguliere regeling vast:
[de minderjarige] verblijft van de vier weekends de eerste drie weekends bij de vader, te weten:
  • het eerste weekend, van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagmiddag 13.00 uur;
  • het tweede weekend, van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagavond 19.30 uur, en
  • het derde weekend, van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagmiddag 13.00 uur,
waarbij de moeder het halen en brengen voor haar rekening neemt en [de minderjarige] het vierde weekend bij de moeder verblijft;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.W. Beversluis, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en M.A.F. Veenstra, bijgestaan door de griffier, en getekend door mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck en is op 17 juni 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.