ECLI:NL:GHARL:2021:5953

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
200.287.452
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag over minderjarige na echtscheiding en wijziging van eerdere beschikking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag over een minderjarige, geboren in 2007, van wie de ouders in 2013 zijn gescheiden. De moeder, die eerder alleen belast was met het gezag, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 16 december 2021 aangevochten, waarin de ouders opnieuw samen met het gezag over hun kind zijn belast. De vader had eerder verzocht om gezamenlijk gezag, maar dit verzoek was in 2018 afgewezen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de minderjarige zijn mening heeft gegeven en beide ouders aanwezig waren. Het hof heeft overwogen dat de ouders in de afgelopen maanden hun communicatie hebben verbeterd en dat er geen incidenten zijn geweest. De belangen van de vader om ook het gezag uit te oefenen, wegen zwaarder dan de zorgen van de moeder. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van het kind voorop staat. De beslissing is genomen op basis van artikel 1:253o van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat het gezag kan worden gewijzigd indien de omstandigheden zijn veranderd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.287.452
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 500987)
beschikking van 17 juni 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.G.W.M. Geurts te Duiven,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl te Rotterdam.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: SAVE.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 16 december 2021, uitgesproken onder zaaknummer 500987, verder te noemen de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 21 december 2020;
- het verweerschrift;
- een brief van SAVE met producties van 15 april 2021;
- een journaalbericht van mr. R.W. de Gruijl, kantoorgenoot van mr. Berendse-de Gruijl van
7 mei 2021 met producties.
2.2
De na te noemen minderjarige [de minderjarige] heeft bij brief van 15 maart 2021 aan het hof zijn mening gegeven over het verzoek.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 20 mei 2021 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door mr. R.W. de Gruijl;
- mevrouw [C] namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
SAVE heeft zich vooraf afgemeld voor de mondelinge behandeling.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2013 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2007 te [D] . De ouders waren tot 4 augustus 2015 samen belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.3
Bij beschikking van 4 augustus 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, de moeder alleen belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.4
Bij beschikking van 21 februari 2018 heeft diezelfde rechtbank een verzoek van de vader om opnieuw samen met de moeder het gezag over [de minderjarige] uit te oefenen afgewezen. Bij beschikking van 26 maart 2019 heeft dit hof die beslissing bekrachtigd.
3.5
[de minderjarige] was van 14 november 2012 tot 11 augustus 2020 onder toezicht gesteld van SAVE.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn, met wijziging van de beschikking van 4 augustus 2015, de ouders samen belast met het gezag over [de minderjarige] .
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader alsnog af te wijzen.
4.3
De vader voert verweer en hij vraagt het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253o van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen beslissingen waarbij een ouder alleen met het gezag is belast op verzoek van de ouders of van een van hen door de rechter worden gewijzigd op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Een verzoek om gezamenlijk met de andere ouder met het gezag te worden belast wordt met analoge toepassing van artikel 1:253c lid 2 slechts afgewezen indien
a. er nog steeds een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof is van oordeel dat de vader samen met de moeder belast moet worden met het gezag over [de minderjarige] . Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank in de bestreden beslissing over en maakt die na eigen onderzoek tot de zijne. Het hof voegt daaraan nog het volgende toe.
5.3
De ouders hebben sinds de bestreden beschikking samen het gezag. [de minderjarige] heeft het hof in een brief laten weten dat hij denkt dat het gezag zo goed verdeeld is en dat de ouders elkaar niet zullen dwarsbomen bij het nemen van belangrijke beslissingen over hem. De ouders zijn van ver gekomen om hun onderlinge communicatie in het belang van [de minderjarige] te verbeteren. De brief van [de minderjarige] bevestigt dat de ouders erin geslaagd zijn om [de minderjarige] zich vrij en loyaal aan beide ouders te laten voelen. Ter zitting hebben de ouders van [de minderjarige] verklaard dat zich in de afgelopen vijf maanden geen ‘incidenten’ in de communicatie over [de minderjarige] hebben voorgedaan. Het hof begrijpt dat de moeder vanuit haar ervaringen met de vader in het verleden bang is dat hij zich in de toekomst dominant opstelt bij het nemen van belangrijke beslissingen over [de minderjarige] . Het belang van de moeder bij het gevrijwaard blijven van die zorg weegt echter niet op tegen het belang van de vader om (ook) het gezag over [de minderjarige] uit te oefenen. Nu het goed gaat met [de minderjarige] , de afgelopen maanden geen problemen tussen de ouders zijn geweest bij het uitoefenen van het gezamenlijk gezag, de ouders al een paar jaar laten zien dat zij op een constructieve wijze via de app of mail met elkaar over [de minderjarige] kunnen overleggen, zijn er geen redenen meer om van het uitgangspunt van de wet dat ouders samen het gezag hebben over hun kind af te wijken. Een en ander is in lijn met het ter mondelinge behandeling door de raad gegeven advies.
5.4
De grieven falen. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
16 december 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, als voorzitter, Z.J. Oosting en K.A.M. van Os - ten Have, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 17 juni 2021 door de voorzitter uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.