ECLI:NL:GHARL:2021:5928

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
200.289.294/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en belangenverstrengeling in de arbeidsrelatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de ontslag op staande voet van [verzoeker] door zijn werkgever, Coöperatie Koninklijke Cosun U.A. (hierna: Suiker Unie), terecht was. [verzoeker] had eerder hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter die zijn verzoek om het ontslag te vernietigen had afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag, onder andere vanwege herhaaldelijk liegen, belangenverstrengeling en een stromanconstructie. Het hof bevestigde deze bevindingen en oordeelde dat [verzoeker] ernstig verwijtbaar had gehandeld, waardoor hij geen recht had op een transitievergoeding. Het hof concludeerde dat Suiker Unie terecht had gehandeld door het ontslag op staande voet onverwijld te geven na het vaststellen van de feiten. De zaak draaide om de vraag of [verzoeker] op juiste wijze had gehandeld in zijn rol bij Suiker Unie en of hij openheid van zaken had gegeven over zijn nevenactiviteiten en de betrokkenheid van derden, zoals Orion bv. Het hof oordeelde dat [verzoeker] niet alleen had gelogen over zijn relatie met Orion, maar ook dat hij zijn belangen had verstrengeld met die van Suiker Unie, wat leidde tot een onbetrouwbare werkrelatie. Het hof verwierp het hoger beroep van [verzoeker] en veroordeelde hem in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.289.294/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, 8669175)
beschikking van 16 juni 2021
in de zaak van
[verzoeker],
wonend in [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
bij de kantonrechter: verzoeker,
hierna: [verzoeker] ,
advocaat: mr. D. Kuijken,
tegen:
Coöperatie Koninklijke Cosun U.A.,
gevestigd in Breda en mede kantoorhoudend in Vierverlaten,
verweerster in hoger beroep,
bij de kantonrechter: verweerster,
hierna: Suiker Unie,
advocaat: mr. J.G.H. Borgdorff.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[verzoeker] heeft op 29 januari 2021 hoger beroep ingesteld van de beschikking van 29 oktober 2020 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen.
Daarin heeft de kantonrechter de verzoeken van [verzoeker] afgewezen, met uitzondering van uitbetaling van vakantiedagen en veroordeling tot betaling van een niet betwiste bruto geldsom.
1.2
In zijn beroepschrift heeft [verzoeker] zijn verzoek op onderdelen vermeerderd en op een ander onderdeel verminderd. Bij het beroepschrift is een bijlage gevoegd. Daarna zijn de volgende stukken ontvangen:
- het verweerschrift met bijlagen;
- een op 18 mei 2021 ontvangen brief met usb-stick van mr. Borgdorff.
Op 19 mei 2021 is de mondelinge behandeling gehouden waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
Vervolgens heeft het hof uitspraak bepaald op 5 juli 2021 of zoveel eerder als mogelijk is.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1
Deze zaak draait om de vraag of Suiker Unie [verzoeker] terecht op staande voet heeft mogen ontslaan en zo nee, wat daarvan de financiële gevolgen moeten zijn.
2.2
De kantonrechter heeft het verzoek van [verzoeker] om het ontslag te vernietigen afgewezen, geoordeeld dat [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld zodat hem ook geen transitievergoeding toekomt en Suiker Unie veroordeeld tot uitbetaling van opgebouwde vakantie-uren en € 33.387,27 bruto met wettelijke rente in het kader van een correcte eindafrekening.
2.3
[verzoeker] is het niet eens met het oordeel dat hij terecht op staande voet is ontslagen en met de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is namens [verzoeker] bevestigd dat Suiker Unie in haar verweerschrift zijn beroepsgronden (genummerd als
grief I tot en met IX) goed en volledig heeft weergegeven, zodat daarvan kan worden uitgegaan. Meer of andere beroepsgronden worden dan ook niet in [verzoeker] beroepschrift gelezen.
2.4
Het hof vindt dat de kantonrechter het ontslag op staande voet terecht in stand heeft gelaten en zal dat hieronder toelichten, nadat eerst de door de kantonrechter vastgestelde feiten kort zijn weergegeven, de motivering van het oordeel van de kantonrechter is samengevat en de wijziging van het verzoek is besproken.
In hoger beroep zijn meer feiten komen vast te staan, onder meer omdat Suiker Unie inmiddels verder onderzoek heeft gedaan. Het hof zal die feiten vermelden waar zij bij bespreking van de beroepsgronden relevant zijn.

3.Het oordeel van het hof

de feiten
3.1
De door de kantonrechter vastgestelde feiten komen op het volgende neer.
3.2
[verzoeker] , geboren [in] 1959, is [in] 1987 via een uitzendbureau bij Suiker Unie gaan werken en is daar vervolgens [in] 1988 in dienst gekomen. Tijdens de zogenoemde bietencampagne was hij werkzaam als [functie1] ; tussen de campagnes verrichtte hij werkzaamheden als [functie2] . Tot zijn taak behoorde het zoeken van oplossingen voor afvoer van (natte) grond die met de aangevoerde bieten meekwam.
3.3
Voor het afvoeren van die grond schakelde Suiker Unie al gedurende 35 jaar grondverzetbedrijf Pikkert bv in. Vanaf 2002 betaalt Suiker Unie daarvoor tussen de € 10 en € 12 per m³. In 2011 heeft Suiker Unie te kennen gegeven dat zij in het vervolg geen uitgesplitste rekening van Pikkert meer wenste (met bijvoorbeeld de vergoeding voor rijplaten), maar een all-intarief per ton. Pikkert was voor 80% van haar omzet afhankelijk van Suiker Unie. Begin 2020 heeft Pikkert bij de controller van Suiker Unie gemeld dat het tarief niet kostendekkend was en dat zij vreesde dat zij failliet zou gaan. Vervolgens is gebleken dat Pikkert al enkele jaren 40% van haar tarief betaalde aan Orion bv voor het aanvragen van vergunningen en het afhandelen van milieuaspecten bij het lozen van grond. Volgens Pikkert had [verzoeker] haar rond 2011 meegedeeld dat Orion, tegen betaling door Pikkert, in het vervolg de administratieve afhandeling ter zake van milieuvergunningen e.d. zou doen.
Pikkert heeft op 3 maart 2020 de overeenkomst met Orion beëindigd. Zij voert nog wel grond af voor Suiker Unie.
3.4
[verzoeker] heeft vervolgens Beton-, Weg- & Waterbouwbedrijf [B] benaderd om een offerte uit te brengen aan Suiker Unie voor diensten die verband houden met elders storten van grond (zoals meldingen en vergunningen, verzorgen van geotechnische stabiliteit, ecologische verkenning en borgen schone grond status, begeleidingsbrieven en vervoernummers, FEV administratie en vergoeding voor grondontvanger). Daarbij zou Orion betrokken blijven, zonder dat die betrokkenheid uit de offerte bleek. Na ontvangst van de offerte met alleen een kostprijs van € 1,23 per ton hebben de controller van Suiker Unie en zijn teamleider [C] bezocht en vernomen dat op uitdrukkelijk verlangen van [verzoeker] eerdere versies van de offerte, waaruit wel bleek van betrokkenheid van Orion en het aan Orion af te dragen bedrag van € 1,15 van de kostprijs van € 1,23 per ton, zijn aangepast waarbij verwijzingen naar Orion zijn geschrapt. Dat blijkt ook uit e-mailcorrespondentie tussen [verzoeker] en [C] van 30 april 2020.
3.5
Suiker Unie verkeerde in de veronderstelling dat het aanvragen van vergunningen en het afhandelen van diverse milieuaspecten die horen bij het lozen van grond intern (door eigen personeel) werd verricht.
3.6
Suiker Unie heeft na de informatie van Pikkert en [C] het handelsregister geraadpleegd en geconstateerd dat Orion in 2011 is opgericht en in 2014 is omgezet in een bv met als activiteit ‘bemiddeling en advies bij logistieke processen’. Deze bv heeft geen werknemers en genereert omzetten van meer dan een miljoen euro. [D] is enig aandeelhouder en bestuurder van Kosmos bv en via dat bedrijf aandeelhouder en bestuurder van Orion.
Suiker Unie heeft vergeefs gezocht naar websites van Orion en Kosmos. [D] bleek al 12 jaar fulltime facilitair manager in dienst van het Noorderpoortcollege en heeft tegenover Suiker Unie verklaard dat hij de werkzaamheden voor Orion erbij deed, dat hij zelf niet in staat was de civieltechnische kant van de vergunningen voor Suiker Unie te regelen maar daarvoor een andere onderneming inschakelde waarvan hij de naam niet wilde noemen.
3.7
Uit het handelsregister bleek verder dat [verzoeker] enig aandeelhouder en bestuurder is van de op 10 april 2015 opgerichte TAGG bv, die op haar beurt de aandelen bezit en bestuurder is van de op dezelfde datum opgerichte NOA Civiel Techniek bv (hierna: NOA). Met de activiteit ‘ingenieurs en overig technisch ontwerp en advies’ genereert NOA enkele tonnen euro omzet per jaar.
3.8
Op 25 en 27 mei 2020 hebben de COO en de interim plant manager van Suiker Unie gesprekken met [verzoeker] gevoerd waarvan geluidsopnames met een transcriptie zijn gemaakt. In het eerste gesprek erkent [verzoeker] dat hij bij Pikkert langsging wanneer Pikkert de rekening van Orion niet betaalde, maar verklaart hij ook dat hij ‘niks heeft’ met Orion. In het vervolggesprek van 27 mei 2020 verklaart [verzoeker] dat hij Orion er in verband met kennis van zaken graag tussen houdt. Op de vraag waarom Suiker Unie dan al jarenlang niet rechtstreeks met Orion contracteert, geeft [verzoeker] geen antwoord. Hij bevestigt dat hij geen relatie had met Orion en dat Pikkert Orion heeft aangedragen. Wanneer Suiker Unie in het vervolggesprek begint over de eigen bedrijven van [verzoeker] meldt [verzoeker] zich ziek en gaat hij naar huis.
Hij heeft vervolgens niet gereageerd op een oproep van Suiker Unie om die middag om 14:00 uur verder te praten, waarna Suiker Unie zich zou beraden.
In een brief van 27 mei 2020 heeft Suiker Unie [verzoeker] op staande voet ontslagen.
3.9
Kort weergegeven staat in de ontslagbrief van 27 mei 2020 dat Suiker Unie de volgende redenen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bekeken, aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd:
a. a) dat [verzoeker] heeft gelogen over de relatie tussen hem en Orion;
b) dat [verzoeker] heeft gelogen over zijn betrokkenheid bij uitvoering van de
werkzaamheden door Orion;
c) dat [verzoeker] [C] , een relatie van Suiker Unie, opdracht heeft gegeven om de offerte zo aan te passen dat Orion onder de radar bleef;
d) dat het aannemelijk is dat Pikkert onder druk van [verzoeker] de relatie met Orion is
aangegaan;
e) dat [verzoeker] niet conform de inkoopprocedures heeft gehandeld;
f) dat [verzoeker] heeft geweigerd om in gesprek te gaan over activiteiten die hij naast
zijn werk ontplooit in bv's die [verzoeker] in strijd met de cao en gedragsregels niet van te voren bij Suiker Unie heeft gemeld en
g) dat sprake is van belangenverstrengeling.
de beoordeling door de kantonrechter
3.1
De kantonrechter heeft geoordeeld dat sprake is van een dringende reden voor het ontslag op staande voet. Dit ontslag is onverwijld gegeven nadat [verzoeker] in de gesprekken op 25 en 27 mei 2020 niet de waarheid vertelde over zijn betrokkenheid bij Orion en geen openheid van zaken gaf. De persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] staan niet aan dat ontslag in de weg.
De kantonrechter wijst op het belang van Suiker Unie bij het kwijtraken van de natte grond voor de continuïteit van haar bedrijfsvoering. Toen Pikkert meldde dat zij vreesde voor faillissement als gevolg van het niet kostendekkende tarief, had Suiker Unie vitaal belang bij kennis van de feiten om haar positie te bepalen. Zij mocht van [verzoeker] volledige openheid van zaken over zijn contacten met Pikkert en Orion verwachten, te meer gelet op de verklaring van [C] en de veronderstelling van Suiker Unie dat werkzaamheden voor vergunningen intern werden uitgevoerd. Daarbij heeft [verzoeker] zonder Suiker Unie te informeren of toestemming te vragen o.a. NOA opgericht waarin jaarlijks grote bedragen (‘tonnen’) worden omgezet. [verzoeker] had zonder voorbehoud volledige openheid moeten geven over zijn contacten met Pikkert en Orion en zijn nevenwerkzaamheden. Nadat hij eerst ontkende dat hij iets met Orion te maken had, heeft hij op de zitting van de kantonrechter verklaard dat hij Orion aan Pikkert heeft voorgesteld. Het is niet geloofwaardig dat Pikkert vrijwillig zou instemmen met inschakeling van Orion voor 40% van de gelijkblijvende prijs die Suiker Unie haar betaalde. Over zijn verzoek aan [C] om de naam Orion niet te vermelden heeft [verzoeker] ook geen openheid gegeven. Dat hij niets met Orion heeft is onwaar: hij doet voor Orion advieswerk over drogen van natte grond bij boeren, waarmee hij tonnen omzet maakt. Hij heeft desgevraagd geen informatie gegeven over zijn vennootschappen, hoewel hij daarvan al voor oprichting melding had moeten doen op grond van de cao. Hij moest begrijpen dat het voor Suiker Unie van belang was te weten of hij daarmee werkzaamheden verrichtte die hij al voor haar moest verrichten.
de wijziging van het verzoek in hoger beroep
3.11
[verzoeker] heeft bij beroepschrift zijn verzoeken om vergoedingen deels verminderd en deels vermeerderd. Een vermindering van verzoek is altijd toegestaan. Tegen de vermeerdering, die op het processueel juiste moment heeft plaatsgevonden, heeft Suiker Unie geen bezwaar gemaakt. De wijziging is ook niet in strijd met de goede procesorde zodat het hof van het gewijzigde verzoek uitgaat.
samengestelde dringende reden voor ontslag op staande voet
3.12
Gelet op de wijze waarop Suiker Unie de redenen voor het ontslag heeft geformuleerd, is het niet vereist dat alle onder 3.9 vermelde redenen komen vast te staan, indien de wel vaststaande reden of redenen voldoende sterk zijn om het ontslag op staande voet te dragen.
3.13
In dit geval staat vast dat [verzoeker] tegenover zijn werkgever heeft gelogen over zijn relatie met en zijn betrokkenheid bij werkzaamheden van Orion. Dat blijkt uit de onder 3.8 aangehaalde gesprekken van 25 en 27 mei 2020 waarin hij die relatie ontkende, terwijl hij in zijn verzoekschrift aan de kantonrechter erkent dat hij vanaf 2016 wat uitgebreider, en vanaf 2018 tegen betaling, werkzaamheden voor Orion verricht.
3.14
In het gesprek op 25 mei 2020 heeft [verzoeker] verklaard dat hij bij Pikkert langsging wanneer een rekening van Orion te lang openstond, anders zou er gedoe met boeren kunnen komen die dan de grond niet meer zouden willen afnemen. Wat ook zij van die achterliggende reden (die vragen oproept omdat [verzoeker] in zijn verzoekschrift aan de kantonrechter stelt dat Pikkert Orion juist in de arm nam omdat Orion de contacten had met boeren en met hen de afspraken maakte), kennelijk informeerde Orion [verzoeker] over de financiële afwikkeling van haar activiteiten. Ook dit wijst op een relatie tussen [verzoeker] en Orion. En voor zover [verzoeker] bedoelt dat hij met zijn rol als incasso-agent voor Orion in het belang van Suiker Unie handelde door te voorkomen dat boeren de natte grond zouden weigeren indien betaling door Orion uitbleef, neemt dat niet weg dat [verzoeker] over zijn relatie met en betrokkenheid bij Orion (bij herhaling) tegenover Suiker Unie heeft gelogen.
Grief VIIslaagt niet.
De verwijten onder 3.9 letters a. en b. zijn terecht.
3.15
Anders dan in de procedure bij de kantonrechter erkent [verzoeker] in zijn beroepschrift zonder voorbehoud dat hij zich niet heeft gehouden aan de verplichting in de cao om nevenactiviteiten te melden. Het hof houdt [verzoeker] daaraan en gaat voorbij aan wat zijn advocaat in afwijking daarvan ter zitting heeft opgemerkt. Dat [verzoeker] zich op 27 mei 2020 ziek meldt en wegloopt zodra hij een vraag krijgt over zijn vennootschappen mag, tegen de achtergrond van de schending van de meldplicht en de leugenachtige verklaringen over zijn betrokkenheid bij Orion, in redelijkheid worden uitgelegd als een weigering om in gesprek te gaan over die activiteiten.
Ook het verwijt onder 3.9 letter f. is juist.
3.16
Uit de onder 3.4 weergegeven feiten volgt dat [verzoeker] zich actief heeft bemoeid met de inhoud van de offerte die [C] op zijn verzoek op 30 april 2020 heeft ingediend bij Suiker Unie en dat uit die offerte niet moest blijken dat Orion het merendeel van de prijs per ton zou ontvangen en [C] zelf slechts een paar cent opslag (‘fee’).
[verzoeker] betwist in zijn beroepschrift dat hij de offerte heeft laten aanpassen om Orion onder de radar te houden. Orion was al bekend bij Suiker Unie, stelt hij.
- In zijn beroepschrift stelt [verzoeker] dat binnen Suiker Unie bekend was dat Pikkert Orion had ingeschakeld.
[verzoeker] verwijst naar interne mails van Suiker Unie uit 2016, die hij bij zijn verzoekschrift aan de kantonrechter heeft overgelegd en waarin de naam [D] voorkomt. Het hof leest in die mails slechts dat [E] , de milieucoördinator van Suiker Unie, een gemeente meedeelt dat [D] bij een bepaalde melding of aanvraag niet namens Suiker Unie is opgetreden. Uit deze opmerking van een medewerker blijkt niet dat Suiker Unie bekend was met de rol van [D] en Orion, ook niet bij Pikkert.
- Juist is dat de controller van Suiker Unie, op grond van de onder 3.3 genoemde melding van Pikkert begin 2020 en zijn daarop volgende onderzoek, toen wetenschap heeft gekregen van de problemen die Pikkert kreeg door de 40% die Pikkert aan Orion betaalde. Maar dat is iets anders dan dat Orion bekend was bij Suiker Unie. Orion was geen zakenpartner van Suiker Unie en ook niet door [verzoeker] als mogelijke zakenpartner aan Suiker Unie voorgesteld, zoals volgt uit de door [verzoeker] onbeantwoorde vraag daarover op 27 mei 2020. Daarbij komt nog het vastgestelde feit dat Orion geen website heeft. Het hof leidt daaruit af dat Orion zich niet duidelijk zichtbaar op de markt begeeft. [verzoeker] heeft niet voldoende concreet toegelicht op grond waarvan Suiker Unie Orion moest kennen.
- De advocaat van [verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat Orion en [D] al vanaf 2011/12 goed bekend waren bij Suiker Unie in verband met betrokkenheid bij de afvoer van de natte grond, het aanvragen van vergunningen et cetera. Deze nieuwe stelling is door de COO van Suiker Unie ter zitting betwist. De stelling verdraagt zich ook niet met de opmerking van [verzoeker] ter zitting dat de offerte in april 2020 van [C] moest uitgaan en niet van Orion, omdat Orion geen inkoopnummer bij Suiker Unie had. Het hof begrijpt ook niet waarom [verzoeker] , als zijn nieuwe stelling juist zou zijn, geen antwoord heeft gegeven op de op 27 mei 2020 gestelde vraag waarom dan niet al jaren rechtstreeks met Orion wordt gecontracteerd. [verzoeker] heeft deze nieuwe stelling ook niet nader toegelicht. Daarmee is deze opmerking onvoldoende feitelijk onderbouwd. De enkele opmerking dat [verzoeker] geen toegang meer heeft tot gegevens bij Suiker Unie om zijn stellingen te bewijzen, kan dat gebrek niet helen.
3.17
In hoger beroep heeft Suiker Unie het proces-verbaal overgelegd van een inmiddels op haar verzoek gehouden voorlopig getuigenverhoor. De als getuige gehoorde [C] heeft onder ede verklaard dat [verzoeker] hem in het voorjaar van 2020 in contact heeft gebracht met [D] met de bedoeling om te adviseren over grondberging en eventueel werkzaamheden van [D] over te nemen. [C] bevestigt dat het verslag van de controller en de teamleider van hun onder 3.4 vermelde bezoek aan hem een getrouwe weergave is van wat is verhandeld. Uit dat verslag blijkt dat [C] op de vraag hoe hij aan Orion gekomen is, heeft geantwoord dat [verzoeker] begin maart langs kwam en zei dat hij zaken moest doen met Orion en de offerte één op één moest betalen aan Orion. Vervolgens heeft [C] contact gezocht met Orion om informatie te krijgen over haar activiteiten. Dat is niet of nauwelijks gelukt. [C] en zijn dochter “baalden als een stekker” toen de bezoekers van Suiker Unie hen verweten dat zij een offerte hadden gestuurd waarvan zij zelf niet wisten wat die precies inhield.
Ook deze toelichting biedt steun voor het verwijt dat [verzoeker] de bedoeling had via [C] opdrachten te verwerven van Suiker Unie voor Orion zonder dat Suiker Unie van de rol van Orion op de hoogte raakte. Het is begrijpelijk dat Suiker Unie [C] in deze constructie ziet als stroman voor Orion. Dat [verzoeker] met zijn instructies aan [C] slechts de bedoeling had Suiker Unie niet te vermoeien met andere kostenposten dan de prijs per ton is, na de klacht van Pikkert aan de controller over de kosten van Orion en in het licht van de betrokkenheid van [verzoeker] bij Orion, niet geloofwaardig. De
grieven V en VIfalen.
Het verwijt onder 3.9 letter c. is terecht.
3.18
[verzoeker] betwist uitdrukkelijk dat hij Pikkert in 2011 heeft meegedeeld dat Orion in het vervolg de administratieve afhandeling zou doen waarvoor Pikkert diende te betalen. Hij ontkent ook dat hij druk op Pikkert heeft uitgeoefend om de relatie met Orion aan te gaan.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat Suiker Unie op enig moment omstreeks 2013 op voorstel van [verzoeker] nieuwe afspraken met Pikkert heeft gemaakt waarbij zij ook verantwoordelijk werd voor het vinden van afzetmogelijkheden van de natte bietengrond en de met de afvoer verbonden administratieve werkzaamheden. Daarvoor zou Pikkert een all-inprijs per ton krijgen. Tot dan had [verzoeker] de contacten met boeren.
[verzoeker] stelt dat hij Pikkert heeft voorgesteld in zee te gaan met Orion omdat het Pikkert zelf niet lukte voldoende afzetmogelijkheden te vinden en [D] van Orion over een groot netwerk beschikte. [verzoeker] stond buiten de prijsafspraak die Pikkert en Orion daarvoor hebben gemaakt en had niets te maken met hun contractuele afspraken, aldus [verzoeker] .
Het hof leest in de schriftelijke verklaring van [F] van 11 september 2020 niet dat hij door [verzoeker] onder druk is gezet om met Orion in zee te gaan. Wel verklaart [F] op 16 september 2020:
“Alle contacten gingen zo wel via [verzoeker] naar orion en anders om ook. Klein voor beeld als ik een factuur te lang open had staan en 2x bericht had gehad van orion. Kwam [verzoeker] ook nog even verhaal halen.”
Suiker Unie heeft afgezien van verhoor van [F] in het voorlopig getuigenverhoor aan haar kant. Er is daarmee geen bewijs voor de ontslaggrond dat Pikkert onder druk van [verzoeker] met Orion heeft gecontracteerd. Het hof kan zich voorstellen dat Pikkert wel, door het optreden van [verzoeker] als incasso-agent voor Orion, druk heeft ervaren om de voor haar prijzige relatie met Orion voort te zetten, maar dat is niet ten grondslag gelegd aan het ontslag op staande voet. Dat geldt ook voor de door Suiker Unie in hoger beroep ingenomen, en niet met bewijsmiddelen onderbouwde, stelling dat [verzoeker] meer dan eens dreigde een andere vervoerder in te schakelen wanneer Pikkert niet akkoord ging met een verhoging van het tarief van Orion. De
grieven III en IVslagen.
De juistheid van het verwijt onder 3.9 letter d. staat niet vast.
3.19
De ontslaggrond onder letter e. (schending inkoopprocedures) is niet nader toegelicht. Het hof gaat daarom aan dat verwijt voorbij.
3.2
Het hof is van oordeel dat Suiker Unie [verzoeker] terecht belangenverstrengeling verwijt.
- Volgens [verzoeker] was hij, anders dan de kantonrechter in zijn motivering heeft overwogen, bij Suiker Unie niet belast met afzet van natte grond.
Het hof constateert dat de kantonrechter dit als feit heeft vastgesteld en dat [verzoeker] niet uitdrukkelijk tegen de feitenvaststelling is opgekomen. Maar ook als het hof de strekking van de grief van [verzoeker] ruimer neemt, is de grief ongegrond. Uit de door Suiker Unie in hoger beroep overgelegde formulieren van functioneringsgesprekken met [verzoeker] in 2014 en 2018 blijkt dat onder de “belangrijkste taken” van [verzoeker] in de afgelopen periode diverse malen projecten zijn vermeld met betrekking tot grondberging. Ook onder de afspraken voor de toekomst staan in beide formulieren doelen op het gebied van grondberging. Het mag dan zo zijn dat Pikkert op grond van de nadere afspraken met Suiker Unie afzetmogelijkheden moest zoeken voor af te voeren natte grond, terwijl [verzoeker] dat daarvoor deed als werknemer van Suiker Unie, maar daarmee was de bemoeienis die [verzoeker] in dienst van Suiker Unie met grondberging had niet over.
Suiker Unie heeft bovendien als productie 4 bij haar verweerschrift in hoger beroep mailberichten overgelegd van en aan [verzoeker] met zijn mailadres bij Suiker Unie. Die berichten stammen uit de periode 2014 - 2018 en gaan over klanten voor grond en mogelijke stortplaatsen voor grond, waaronder natte grond die bij de familie [G] gestort zal worden. Ook daaruit blijkt van betrokkenheid van [verzoeker] in dienst van Suiker Unie.
Grief IIis ongegrond.
- Volgens [verzoeker] was de toegevoegde waarde van [D] dat hij een goed netwerk had voor de afzet van natte grond en goed bekend was met alle regelgeving en vergunningsaanvragen. Dat laatste spoort niet met het onder 3.6 vastgestelde feit dat [D] daarover tegen Suiker Unie anders heeft verklaard.
Er zijn bovendien ook geen aanwijzingen voor de juistheid van de stelling van [verzoeker] dat [D] , die fulltime in dienst is bij een onderwijsinstelling, beschikte over een netwerk van boeren met land waarop de natte grond kon worden gestort, of dat [D] de contacten met deze boeren onderhield. Op 7 juni 2017 bevestigt [verzoeker] namens Suiker Unie afspraken over het storten van natte grond op percelen van de familie [G] . Uit een mailbericht van een advocaat aan [G] van 22 januari 2021 komt naar voren dat [G] zou hebben verklaard dat hij steeds alles met [verzoeker] regelde tot deze ongeveer een jaar voor de datum van deze e-mail vertelde dat de administratieve afhandeling in het vervolg via Orion zou worden verricht en dat [D] contact met hem zou opnemen. Daarvoor had [G] nooit van Orion of [D] gehoord.
[D] verklaart als getuige tijdens het voorlopig getuigenverhoor dat hij te pas kwam bij de correcte administratie van grondbewegingen bij Suiker Unie; over de inbreng van contacten voor de afzet van natte grond zegt hij niets.
- In hoger beroep is gebleken dat [verzoeker] in 2018 aanzienlijke financiële belangen heeft verworven in Luna bv, een andere vennootschap van [D] . Als getuige in het voorlopig getuigenverhoor heeft [verzoeker] verklaard dat Luna zich bezighoudt met het ontwikkelen van een procedé voor het drogen van slib naar droge grond. [verzoeker] heeft 50% van de aandelen verkregen in ruil voor inbreng van zijn kennis op het gebied van drogen van natte grond, zo heeft [D] als getuige tijdens het voorlopig getuigenverhoor verklaard.
Suiker Unie betoogt aan de hand van gepubliceerde gegevens uit jaarrekeningen dat de opbrengsten van Orion (via Pikkert al meer dan vier miljoen euro) werden doorgezet naar Luna, zodat [verzoeker] aan de omzet van Orion verdiende. [verzoeker] heeft dit niet gemotiveerd betwist. Hij heeft bovendien ter zitting bij het hof verklaard dat hij geen inkomsten meer heeft uit zijn vennootschappen (waaronder NOA) na zijn ontslag bij Suiker Unie. Ook dat duidt op een verband tussen die inkomsten via Orion en zijn werkzaamheden voor Suiker Unie.
3.21
De kantonrechter heeft bovendien als feit vastgesteld dat [D] tegenover Suiker Unie heeft verklaard dat hij zelf niet is staat was de civieltechnische kant van de vergunningen voor Suiker Unie te regelen maar daarvoor een andere onderneming inschakelde waarvan hij de naam niet wilde noemen. Daartegen heeft [verzoeker] geen beroepsgrond gericht. En dat geldt ook voor de vaststelling door de kantonrechter dat Suiker Unie in de veronderstelling verkeerde dat het aanvragen van vergunningen en het afhandelen van diverse milieuaspecten die horen bij het lozen van grond intern (door eigen personeel) werd verricht.
Door zijn betrokkenheid bij Orion en Luna heeft [verzoeker] zijn privébelangen verstrengeld met die van Suiker Unie. En anders dan [verzoeker] met
grief VIIIbetoogt, had [verzoeker] wel moeten begrijpen dat Suiker Unie er vitaal belang bij heeft te weten of haar werknemers werk verrichten voor haar of voor zichzelf of derden. Al was het maar met het oog op duidelijkheid, bijvoorbeeld over de vraag wie contractspartij van de boeren is (zie daarvoor de brief die Suiker Unie als productie 5 bij haar verweerschrift aan de kantonrechter heeft overgelegd).
Het verwijt onder 3.9 letter g. is terecht.
Tussenconclusie over de ontslaggronden
3.22
Niet is komen vast te staan dat Suiker Unie terecht een beroep doet op de onder 3.9 vermelde ontslaggronden d. en e. Maar de andere gronden zijn wel terecht aan het ontslag ten grondslag gelegd.
3.23
Anders dan [verzoeker] betoogt met
grief I, vormen de wel bewezen geachte grondslagen voor het ontslag een dringende reden. Het hof zou overigens ook tot dit oordeel komen zonder ontslaggrond f. Het gaat hier om ernstige misstappen die tot gevolg hebben dat van Suiker Unie redelijkerwijs niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter heeft ook terecht geoordeeld dat de persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] , waaronder de duur van het dienstverband, zijn leeftijd en de gevolgen van dit ontslag op staande voet, daaraan niet afdoen. Bovendien was [verzoeker] eerder, in 2011, aangesproken op belangenverstrengeling als gevolg van zakelijke activiteiten van zijn echtgenote waarbij hij binnen Suiker Unie een rol had gespeeld.
Ontslag is onverwijld gegeven
3.24
[verzoeker] heeft nog (met grief IX) aangevoerd dat het ontslag op 27 mei 2020 niet onverwijld is gegeven, omdat Pikkert kennelijk begin 2020 heeft geklaagd over het tarief en de controller daarna onderzoek heeft gedaan. Dan is niet logisch dat die reden voor ontslag pas eind mei 2020 ter kennis is gekomen van Suiker Unie.
De kantonrechter heeft dit verweer van [verzoeker] verworpen. Pas tijdens de gesprekken op 25 en 27 mei 2020 werd duidelijk dat [verzoeker] niet de waarheid vertelde over zijn betrokkenheid bij Orion en dat hij geen openheid gaf over zijn werkzaamheden in zijn vennootschappen.
3.25
In hoger beroep merkt [verzoeker] op dat de redenering van de kantonrechter opgaat voor
de onder 3.9 genoemde ontslaggronden a., b. en f., maar dat de onverwijldheidstoets ten onrechte niet is aangelegd voor de andere ontslaggronden.
Zoals hiervoor al is overwogen, spelen de gronden d. en e. geen rol meer. Suiker Unie heeft toegelicht dat zij in ‘de kwestie [C] ’, na het bezoek van de controller en de teamleider op 6 mei 2020, nader onderzoek heeft verricht naar onder andere de jaarrekeningen van Orion en andere bedrijven, waarna zij [verzoeker] op 18 mei 2020 heeft uitgenodigd voor een gesprek dat om agendaredenen pas op 25 mei 2020 kon plaatsvinden.
Het hof vindt dat Suiker Unie aldus voldoende voortvarend heeft gehandeld. Nadat [verzoeker] vervolgens op 27 mei 2020 nog gelegenheid had gekregen om aanvullend te verklaren en Suiker Unie op grond daarvan kon concluderen dat sprake was van belangenverstrengeling, is het ontslag onverwijld verleend.
Grief IXfaalt.
de slotsom
3.26
De slotsom is dat de kantonrechter terecht het ontslag niet heeft vernietigd, zij het dat het hof, anders dan de kantonrechter, niet bewezen acht dat (waarschijnlijk is dat) [verzoeker] Pikkert heeft gedwongen met Orion in zee te gaan. [verzoeker] heeft geen grief gericht tegen het oordeel dat hem geen transitievergoeding toekomt omdat hij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
Hoewel tijdens de mondelinge behandeling bij het hof enige verwarring leek te bestaan over de juistheid van het door de kantonrechter toegewezen bedrag, is niet verzocht om een ander dictum. Of Suiker Unie dat toegewezen bedrag al dan niet correct heeft voldaan, valt buiten bestek van deze procedure.
Het hof verwerpt het hoger beroep en zal [verzoeker] veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Suiker Unie te bepalen op € 772,- griffierecht en € 2.228,- voor salaris advocaat volgens liquidatietarief (2 punten, tarief II), met nasalaris zoals verzocht.

4.De beslissing

Het hof beschikt in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van hoger beroep, aan de zijde van Suiker Unie vastgesteld op € 772,- griffierecht en € 2.228,- salaris advocaat, te vermeerderen met € 163,- indien niet binnen veertien dagen is betaald, een en ander nog te vermeerderen met € 85,- nasalaris indien niet binnen veertien dagen is betaald en betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.E.L. Fikkers, W.F. Boele en W.A. Zondag en is in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juni 2021.