3.2Het hof is van oordeel dat Suiker Unie [verzoeker] terecht belangenverstrengeling verwijt.
- Volgens [verzoeker] was hij, anders dan de kantonrechter in zijn motivering heeft overwogen, bij Suiker Unie niet belast met afzet van natte grond.
Het hof constateert dat de kantonrechter dit als feit heeft vastgesteld en dat [verzoeker] niet uitdrukkelijk tegen de feitenvaststelling is opgekomen. Maar ook als het hof de strekking van de grief van [verzoeker] ruimer neemt, is de grief ongegrond. Uit de door Suiker Unie in hoger beroep overgelegde formulieren van functioneringsgesprekken met [verzoeker] in 2014 en 2018 blijkt dat onder de “belangrijkste taken” van [verzoeker] in de afgelopen periode diverse malen projecten zijn vermeld met betrekking tot grondberging. Ook onder de afspraken voor de toekomst staan in beide formulieren doelen op het gebied van grondberging. Het mag dan zo zijn dat Pikkert op grond van de nadere afspraken met Suiker Unie afzetmogelijkheden moest zoeken voor af te voeren natte grond, terwijl [verzoeker] dat daarvoor deed als werknemer van Suiker Unie, maar daarmee was de bemoeienis die [verzoeker] in dienst van Suiker Unie met grondberging had niet over.
Suiker Unie heeft bovendien als productie 4 bij haar verweerschrift in hoger beroep mailberichten overgelegd van en aan [verzoeker] met zijn mailadres bij Suiker Unie. Die berichten stammen uit de periode 2014 - 2018 en gaan over klanten voor grond en mogelijke stortplaatsen voor grond, waaronder natte grond die bij de familie [G] gestort zal worden. Ook daaruit blijkt van betrokkenheid van [verzoeker] in dienst van Suiker Unie.
Grief IIis ongegrond.
- Volgens [verzoeker] was de toegevoegde waarde van [D] dat hij een goed netwerk had voor de afzet van natte grond en goed bekend was met alle regelgeving en vergunningsaanvragen. Dat laatste spoort niet met het onder 3.6 vastgestelde feit dat [D] daarover tegen Suiker Unie anders heeft verklaard.
Er zijn bovendien ook geen aanwijzingen voor de juistheid van de stelling van [verzoeker] dat [D] , die fulltime in dienst is bij een onderwijsinstelling, beschikte over een netwerk van boeren met land waarop de natte grond kon worden gestort, of dat [D] de contacten met deze boeren onderhield. Op 7 juni 2017 bevestigt [verzoeker] namens Suiker Unie afspraken over het storten van natte grond op percelen van de familie [G] . Uit een mailbericht van een advocaat aan [G] van 22 januari 2021 komt naar voren dat [G] zou hebben verklaard dat hij steeds alles met [verzoeker] regelde tot deze ongeveer een jaar voor de datum van deze e-mail vertelde dat de administratieve afhandeling in het vervolg via Orion zou worden verricht en dat [D] contact met hem zou opnemen. Daarvoor had [G] nooit van Orion of [D] gehoord.
[D] verklaart als getuige tijdens het voorlopig getuigenverhoor dat hij te pas kwam bij de correcte administratie van grondbewegingen bij Suiker Unie; over de inbreng van contacten voor de afzet van natte grond zegt hij niets.
- In hoger beroep is gebleken dat [verzoeker] in 2018 aanzienlijke financiële belangen heeft verworven in Luna bv, een andere vennootschap van [D] . Als getuige in het voorlopig getuigenverhoor heeft [verzoeker] verklaard dat Luna zich bezighoudt met het ontwikkelen van een procedé voor het drogen van slib naar droge grond. [verzoeker] heeft 50% van de aandelen verkregen in ruil voor inbreng van zijn kennis op het gebied van drogen van natte grond, zo heeft [D] als getuige tijdens het voorlopig getuigenverhoor verklaard.
Suiker Unie betoogt aan de hand van gepubliceerde gegevens uit jaarrekeningen dat de opbrengsten van Orion (via Pikkert al meer dan vier miljoen euro) werden doorgezet naar Luna, zodat [verzoeker] aan de omzet van Orion verdiende. [verzoeker] heeft dit niet gemotiveerd betwist. Hij heeft bovendien ter zitting bij het hof verklaard dat hij geen inkomsten meer heeft uit zijn vennootschappen (waaronder NOA) na zijn ontslag bij Suiker Unie. Ook dat duidt op een verband tussen die inkomsten via Orion en zijn werkzaamheden voor Suiker Unie.