ECLI:NL:GHARL:2021:590

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
21-002482-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot diefstal met braak in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van poging tot diefstal met braak in vereniging. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, dat op 21 april 2017 werd uitgesproken. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling tot een gevangenisstraf van honderd dagen, met aftrek van voorarrest. Tijdens de zitting op 7 januari 2021 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf had geëist. Het hof heeft het bewijsverweer van de verdachte verworpen, waarbij de verdachte ontkende betrokken te zijn bij de poging tot inbraak. De getuige had echter verklaard dat hij twee mannen had gezien die probeerden in te breken in een woning. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte samenwerkten en dat er voldoende bewijs was voor de poging tot diefstal. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negentig dagen, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de impact van woninginbraken op de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002482-17
Uitspraak d.d.: 21 januari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 21 april 2017 met parketnummer 16-660626-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren en tot een taakstraf voor de duur van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. W.B. Lisi, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van honderd dagen, met aftrek van voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 december 2016 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [straatnaam] 28) weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met zijn mededader(s), althans alleen, naar die woning is/zijn gegaan en/of (al dan niet met behulp van een breekijzer en/of een schroevendraaier) heeft/hebben getracht een raam/ruit van die woning te forceren en/of kapot te maken en/of te openen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsverweer

Door en namens verdachte is op de terechtzitting van het hof het verweer herhaald dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu verdachte dit feit ontkent en er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. Volgens verdachte had hij van 25 op 26 december 2016 in [plaats] bij een vriendin genaamd [naam1] overnacht. De medeverdachte [medeverdachte] was daar op 26 december 2016 vervolgens in de buurt om hem op te halen. De raadsman heeft daarnaast op in zijn ter zitting overgelegde pleitnota aangevoerde gronden bepleit dat verdachte niet een van de twee personen kan zijn die getuige [getuige] heeft zien proberen in te breken in de woning aan de [straatnaam] 28 te [plaats] . Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat – kort gezegd – voor het ten laste gelegde medeplegen geen bewijs voorhanden is.
Het hof overweegt ten aanzien van dit verweer het volgende:
Op 26 december 2016 werd rond 18:00 uur door [getuige] bij de politie gemeld dat hij zag dat twee mannen aan het inbreken waren bij de woning aan de [straatnaam] 28 te [plaats] . Hij zag dat deze twee personen naar een kleine donkere auto liepen en wegreden [1] .
Getuige [getuige] verklaarde de volgende dag bij de politie [2] – zakelijk weergegeven – onder meer dat hij heeft gezien dat de beide mannen, van wie hij als signalement onder meer opgeeft dat ze blank waren, kort haar hadden en ongeveer twintig jaar oud waren, eerst bij de woning aan de [straatnaam] 28 bleven staan en schichtig/nerveus om zich heen keken terwijl ze ongeveer een minuut in de voortuin van die woning bij de voorgevel bleven staan. Daarna liepen de mannen weg en ter hoogte van huisnummer 40 bleven zij staan. Na ongeveer tien seconden liepen de beide mannen weer terug naar huisnummer 28 en liepen ze de voortuin weer in. Een van de mannen maakte toen een wrikbeweging ter hoogte van het raam aan de voorzijde van de woning, terwijl de andere man af en toe naar de straat liep en om zich heen keek. Na ongeveer twee minuten zag hij dat de twee mannen wegliepen van de woning en ter hoogte van [straatnaam] 40, waar het donkerder is, raakt hij de mannen korte tijd uit het oog. Na 5 tot 10 seconden zag hij een auto wegrijden die geparkeerd stond ter hoogte van perceelnummer 40. Hij zag, nadat het voertuig even verderop was gekeerd, dat het kenteken van de auto begon met [YY] . Vervolgens heeft hij gezien dat een andere auto naast/voor de wegrijdende auto (met het kenteken, beginnend met [YY] ) ging staan en dat de wegrijdende auto na een kort ogenblik van enkele seconden deels over het gras langs die andere auto reed. Dit gebeurde met een flinke vaart. Hij zag ten slotte dat de andere auto is gekeerd en vlug achter de auto met het kenteken dat met [YY] begon aan is gereden.
De getuige [getuige] is op 2 juli 2018 op verzoek van de verdediging door de raadsheer-commissaris als getuige gehoord. Bij die gelegenheid heeft hij onder meer – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij gedurende de hele inbraakpoging verslag heeft uitgebracht van wat hij zag aan de telefonist van 112. Ook verklaarde hij dat hij naast de twee inbrekers geen andere mensen op straat heeft gezien. Ten slotte heeft hij verklaard dat het autootje dat wegreed, kort nadat hij de beide mannen even uit het oog was verloren, van dichtbij werd gestart.
Op grond van het relaas van de verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] [3] komt het volgende vast te staan:
  • op het moment dat zij over de [adres] te [plaats] komen aanrijden op de melding van de inbraak bij de woning aan de [straatnaam] 40 geeft de getuige, [getuige] , aan de centralist door dat de inbrekers weglopen;
  • op het moment dat zij de [straatnaam] oprijden, geeft de getuige aan de centralist door dat de twee verdachten in een kleine donker gekleurde auto wegrijden over de [straatnaam] in de richting van de [adres] (en dus op de verbalisanten af);
De verbalisanten zien op dat moment de koplampen van een kleine donker gekleurde auto op zich af komen, en zij blokkeren de doorgang voor die auto, waarna de auto via de groenstrook aan staandehouding weet te ontkomen. Het kenteken van de kleine auto is [YY-000-Y] .
Na een achtervolging worden in de laatstgenoemde auto verdachte en medeverdachte [YY-000-Y] aangetroffen.
Op grond van deze combinatie van feiten en omstandigheden komt vast te staan dat verdachte en medeverdachte [YY-000-Y] degenen waren die getuige [getuige] heeft zien proberen in te breken. Dat nadien onder andere inbrekersgereedschap op de vluchtroute van de verdachten is gevonden dat past bij de aangetroffen inbraaksporen bevestigt dit. Ook zijn DNA-sporen van medeverdachte [YY-000-Y] aangetroffen op een in de buurt van dat inbrekersgereedschap aangetroffen sok. Beide verdachten hebben op dit punt geen (ook niet op de terechtzitting in hoger beroep) voldoende concrete en zeker geen verifieerbare alternatieve lezing gegeven. Het hof verwerpt daarom het vrijspraakverweer.
Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen overweegt het hof het volgende:
Op grond van de voornoemde verklaringen van de getuige [getuige] staat vast dat de twee mannen die de getuige heeft gadegeslagen gedurende de gehele periode van waarneming samen optrokken. Ze hielden zich samen op in de voortuin, bij de gevel van de woning aan de [straatnaam] 28 te [plaats] , ze liepen samen weg in de richting van huisnummer 40 en bleven daar kort staan om vervolgens weer samen terug te lopen naar huisnummer 28. Daar liepen ze weer samen de tuin in, naar de gevel. Bij de raadsheer-commissaris heeft [getuige] daaraan nog toegevoegd dat als één van de twee even wegliep, deze persoon dan het duister inliep in de richting van waar het autootje stond. Hoe vaak hij iemand heen en weer heeft zien lopen, durft de getuige niet te zeggen.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat er sprake is van bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachten in de uitvoering van het delict. Het hof verwerpt daarom ook dit verweer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 december 2016 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning (gelegen aan de [straatnaam] 28) weg te nemen goederen en/of geld van hun gading, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak en inklimming, met zijn mededader, naar die woning is gegaan en met behulp van een breekijzer en een schroevendraaier heeft/hebben getracht een raam van die woning te forceren en te openen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 26 december 2016 samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak. Woninginbraken veroorzaken niet alleen materiële schade, maar maken ook een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die zich daardoor veelal niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Dergelijke strafbare feiten dragen daarnaast ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte is aan deze kwalijke gevolgen volledig voorbij gegaan en heeft kennelijk alleen aandacht gehad voor de voordelen die een woninginbraak voor hemzelf en zijn medeverdachte zou opleveren.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 november 2020 waaruit blijkt dat verdachte eerder al vele malen onherroepelijk is veroordeeld, onder meer wegens soortgelijke feiten. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden om opnieuw de fout in te gaan.
Gelet op het voorgaande, bezien in onderling verband en samenhang, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke straf of een straf die gelijk is aan de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zoals door de raadsman is bepleit. Wel houdt het hof rekening met de (relatief beperkte) overschrijding van de redelijke termijn in dier voege dat het, in plaats van oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van honderd dagen welke straf het hof in beginsel een passende afdoening acht, aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negentig dagen, met aftrek van voorarrest, zal opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 21 januari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E. Pennink voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Aldus het proces-verbaal van relaas met nummer PL0900-2016399164, d.d. 28 december 2016 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (bladzijden 4 tot en met 7 van een dossier met registratienummer PL0900-2016399164).
2.Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0900-2016399164-32, d.d. 27 december 2016 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (bladzijden 80/81 van een dossier met registratienummer PL0900-2016399164).
3.Bladzijden 53/54.