In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] BV tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 maart 2020. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de dividendbelasting voor de jaren 2015 en 2016, waarbij aan belanghebbende een naheffingsaanslag van € 110.294 is opgelegd, evenals verzuimboetes van € 5.278 per jaar. De rechtbank had de beroepen ongegrond verklaard, maar de boetes met 10% verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij betoogde dat de Inspecteur niet had aangetoond dat de vereiste aangiften dividendbelasting niet waren gedaan. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet had aangetoond dat belanghebbende was uitgenodigd tot het doen van aangifte, wat betekent dat de omkering en verzwaring van de bewijslast niet van toepassing was. Het Hof bevestigde de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes, en oordeelde dat de Inspecteur terecht de verzuimboetes had opgelegd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.