ECLI:NL:GHARL:2021:588

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
21-001544-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstal en medeplichtigheid aan diefstal met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1999 en momenteel verblijvende in Detentiecentrum Rotterdam, was eerder veroordeeld voor diefstal en medeplichtigheid aan diefstal. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een nieuwe beslissing genomen. De verdachte was beschuldigd van meerdere diefstallen, gepleegd in de periode van oktober tot november 2018, waarbij hij samen met anderen goederen heeft weggenomen uit een supermarkt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, meermalen gepleegd, en medeplichtigheid aan diefstal. De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan drie winkeldiefstallen, waarbij hij telkens een gebrek aan respect voor de eigendomsrechten van anderen heeft getoond. Het hof heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, de persoon van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf weken, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft de bewezenverklaring van de andere feiten gehandhaafd. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 48, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001544-19
Uitspraak d.d.: 21 januari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 13 maart 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-222544-18 en 18-236621-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Detentiecentrum Rotterdam te Rotterdam.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van het onder parketnummer 18-236621-18 primair ten laste gelegde en tot veroordeling van verdachte wegens de onder parketnummer 18-222544-18 en onder parketnummer 18-236621-18 subsidiair ten laste gelegde feiten tot gevangenisstraf voor de duur van vijf weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.P. Snorn, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte wegens de onder parketnummer 18-222544-18 en onder parketnummer 18-236621-18 subsidiair ten laste gelegde feiten veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
In de zaak met parketnummer 18-222544-18:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode 24 oktober 2018 tot en met 4 november 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • op of omstreeks 24 oktober 2018 een Mona toetje en/of broodbeleg en/of een Milka chocoladereep en/of koffiemelk en/of een 4 pack Red Bull, in elk geval enig goed, en/of
  • op of omstreeks 3 november 2018 melk en/of yoghurt, in elk geval enig goed en/of
  • op of omstreeks 4 november 2018 een pak yoghurt, in elk geval enig goed
dat (telkens) geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam1] Supermarkt, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
In de zaak met parketnummer 18-236621-18:
primair
hij op of omstreeks 16 november 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 12 blikken Heineken, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [naam1] Supermarkten BV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
[naam2] op of omstreeks 16 november 2018, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , twee trays met zes blikken Heineken, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan [naam2] en/of verdachte toebehoorde, te weten aan [naam1] Supermarkten BV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16 november 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] opzettelijk behulpzaam is geweest, door voor het ingangspoortje te gaan staan, waardoor het poortje openging en die [naam2] met de weggenomen goederen de winkel kon verlaten.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer
18-236621-18 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-222544-18 en in de zaak met parketnummer 18-236621-18 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
In de zaak met parketnummer 18-222544-18:
hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 24 oktober 2018 tot en met 4 november 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
- op 24 oktober 2018 enig goed, en
- op 3 november 2018 enig goed en
- op 4 november 2018 enig goed
dat telkens toebehoorde aan [naam1] Supermarkt, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
In de zaak met parketnummer 18-236621-18:
subsidiair
[naam2] op 16 november 2018, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , twee trays met zes blikken Heineken, die aan een ander dan aan [naam2] en verdachte toebehoorden, te weten aan [naam1] Supermarkten BV heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 16 november 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] opzettelijk behulpzaam is geweest, door voor het ingangspoortje te gaan staan, waardoor het poortje openging en die [naam2] met de weggenomen goederen de winkel kon verlaten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-222544-18 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 18-236621-18 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan drie winkeldiefstallen en aan medeplichtigheid aan winkeldiefstal. Met zijn handelen heeft verdachte telkens een gebrek aan respect voor de eigendomsrechten van een ander getoond. Hij pleegde deze feiten terwijl hij nog maar relatief kort als asielzoeker in Nederland verbleef en hij nam de goederen de eerste drie keren weg bij een supermarkt die naast het asielzoekerscentrum in [plaats] was gevestigd. Bij het in de zaak met parketnummer 18-236621-18 subsidiair bewezenverklaarde feit was de reden van verdachte om niet zelf de winkel in te gaan gelegen in de omstandigheid dat hij, als gevolg van de eerdere diefstallen, een verbod had de winkel te betreden. Dit verbod heeft hem er klaarblijkelijk niet van weerhouden om toch nog als medeplichtige bij een winkeldiefstal betrokken te geraken.
Verdachte heeft met zijn handelen schade berokkend aan de slachtoffers.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 november 2020 waaruit blijkt dat verdachte inmiddels onherroepelijk is veroordeeld voor een winkeldiefstal die hij op 25 november 2018, en dus kort na de onderhavige feiten, heeft gepleegd. Enerzijds dient het hof met onder meer deze veroordeling rekening te houden in het kader van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Anderzijds blijkt uit deze veroordeling dat verdachte nadat hij in de onderhavige zaken was betrapt, zijn gedrag niet heeft gewijzigd.
Het hof heeft ten slotte acht geslagen op het tijdsverloop en op de omstandigheid dat verdachte momenteel in vreemdelingenbewaring verblijft, in afwachting van zijn uitzetting.
Het voorgaande, bezien in onderling verband en samenhang, maakt dat het hof oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf weken passend en geboden acht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 48, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-236621-18 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-222544-18 en in de zaak met parketnummer 18-236621-18 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-222544-18 en in de zaak met parketnummer 18-236621-18 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 21 januari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E. Pennink voornoemd is buiten staat dit arrest mede te onderteken.