Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling van een minderjarige, die door de kinderrechter was verlengd tot 1 maart 2022. De ouders, de vader en de moeder, zijn in hoger beroep gekomen tegen deze verlenging. De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige], geboren in 2017. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 1 maart 2018 en is sindsdien steeds verlengd. De ouders zijn het niet eens met de laatste verlenging en hebben drie grieven ingediend in hoger beroep. Ze verzoeken het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen af te wijzen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juni 2021 hebben de ouders hun standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoeren dat er geen ernstige bedreiging meer is voor de ontwikkeling van [de minderjarige]. De GI heeft echter zorgen geuit over de opvoedsituatie en de rol van de vader, die wisselend zou zijn geweest. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de zorgen van de GI over de stabiliteit van de opvoedsituatie en de ontwikkeling van [de minderjarige].
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders sinds november 2020 weer samenwonen en dat dit goed gaat. De ouders hebben hulpverlening ontvangen en zijn bereid om deze voort te zetten. Het hof concludeert dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet meer aanwezig zijn, aangezien de ouders in staat zijn om een veilige opvoedingssituatie te bieden. Het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling wordt afgewezen, en de bestreden beschikking wordt gedeeltelijk bekrachtigd en gedeeltelijk vernietigd.