Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 10 februari 2020,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord,
- de op 29 april 2021 gehouden mondelinge behandeling. Hierbij waren via een Skype-verbinding aanwezig de man en zijn advocaat, de vrouw en mr. L.C. de Jong als waarnemer voor mr. Van Elk. Hierbij is akte verleend van de stukken die bij bericht van 13 april 2021 door mr. Van Elk namens de vrouw zijn ingebracht en van de akte vermeerdering eis die bij bericht van 26 april 2021 door mr. Dekker namens de man is ingebracht.
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
dat zij ter zake van de scheiding en deling niets meer of anders van elkander te vorderen hebben dan hetgeen waartoe zij zich in deze overeenkomst jegens elkander hebben verplicht.’Dit beroep faalt. De pensioenrechten zijn niet opgenomen in de omschrijving van de te ontbinden huwelijksgoederengemeenschap in het convenant. Beide partijen hebben op de mondelinge behandeling te kennen gegeven dat zij bij de totstandkoming van dat convenant niet over de pensioenrechten hebben gesproken. Een finaal kwijtingsbeding in algemene bewoordingen dat is opgenomen bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap kan niet worden geacht mede te zien op goederen die bij die verdeling zijn overgeslagen. Het beding staat dan ook niet in de weg aan de vordering van de vrouw tot nadere verdeling als bedoeld in artikel 3:179 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).