ECLI:NL:GHARL:2021:582
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak in een ontnemingszaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die op 16 juli 2019 een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel had toegewezen. De verdachte, geboren in 1954, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin een bedrag van € 11.700,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel was vastgesteld. Het hof heeft het onderzoek op de terechtzitting van 7 januari 2021 gevoerd en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om bevestiging van het vonnis van de rechtbank.
Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had beslist, maar constateerde dat de rechtbank de subsidiair op te leggen gijzeling niet in het dictum had vermeld. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank dan ook bevestigd, met inachtneming van de gronden en met aanvulling van de ontbrekende gijzeling. De wetgeving omtrent de herziening van tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, die op 1 januari 2020 gedeeltelijk in werking is getreden, heeft invloed gehad op de duur van de gijzeling. Het hof heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 468 dagen, rekening houdend met het opgelegde bedrag.
De uitspraak van het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank en legt de duur van de gijzeling vast, waarmee het hof de rechtszekerheid en de toepassing van de wet waarborgt. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.