Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
de vrouw,
de man,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de omgangsregeling van twee jonge kinderen, geboren uit de relatie tussen de appellante (de vrouw) en de geïntimeerde (de man). De vrouw heeft in hoger beroep de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland van 18 december 2020 aangevochten, waarin zij werd veroordeeld tot nakoming van een zorgregeling die op 22 januari 2020 door de rechtbank was vastgesteld. De zorgregeling hield in dat de kinderen om de week van vrijdag tot zondag bij de man verblijven. De vrouw heeft de zorgregeling vanaf oktober 2020 niet nagekomen, omdat zij vreesde voor de veiligheid van de kinderen tijdens hun verblijf bij de man, die toen in een loods woonde zonder officiële woonbestemming.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de man inmiddels niet meer in de loods woont, maar in een woning met zijn huidige partner. De vrouw heeft echter bezwaren geuit over de veiligheid van de kinderen in de nieuwe woning, met name over de zolder waar de kinderen zouden slapen. Het hof heeft geoordeeld dat de kinderen pas op de zolder mogen slapen als er een vaste trap naar de zolder is geïnstalleerd, omdat de huidige vlizotrap een gevaar vormt voor de kinderen van vier en zes jaar oud. Het hof heeft de vrouw veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling, maar met de voorwaarde dat de kinderen niet op de zolder mogen slapen zolang deze niet veilig toegankelijk is. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen.