ECLI:NL:GHARL:2021:5509

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
ISD P21/0078
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de rechtbank over de voortzetting van de ISD-maatregel en hernieuwde toetsing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 6 januari 2021, die de voortzetting van de ISD-maatregel voor de veroordeelde vereiste. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd, omdat het tot de conclusie komt dat er een andere beoordeling nodig is over het moment van hernieuwde toetsing van de noodzaak van de ISD-maatregel. De reclassering heeft twijfels over de geschiktheid van de huidige behandelplek van de veroordeelde, die verblijft in een Forensisch Psychiatrische Afdeling. Er zijn zorgen dat de veroordeelde, die problemen heeft met alcoholverslaving, niet de juiste behandeling krijgt en mogelijk gaat ondersneeuwen in de huidige setting. Het hof oordeelt dat de noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel op een kortere termijn moet worden getoetst dan eerder bepaald door de rechtbank. De advocaat-generaal wordt verzocht om de reclassering te laten onderzoeken hoe de resocialisatie van de veroordeelde kan worden vormgegeven buiten het kader van de ISD-maatregel. Het hof heeft vastgesteld dat de behandeling van de alcoholproblematiek is begonnen, maar nog niet is afgerond, en dat er nog steeds recidivegevaar bestaat. De beslissing van het hof houdt in dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is, maar dat er binnen drie maanden opnieuw een beoordeling van de noodzaak zal plaatsvinden.

Uitspraak

ISD P21/0078
Beslissing d.d. 3 juni 2021
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] (Saint Lucia) op [geboortedag] 1963,
verblijvende in Forensisch Psychiatrische Afdeling
(FPA)[naam] te [plaats 1] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 6 januari 2021, inhoudende dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
(hierna: de ISD-maatregel)is vereist en dat, zo begrijpt het hof, de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging opnieuw wordt getoetst binnen zes maanden nadat de beslissing van de rechtbank onherroepelijk is geworden.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van betrokkene van 20 januari 2021;
- het uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 maart 2021;
- het eerste voortgangsverslag van SVG Reclassering Limburg van 29 maart 2021;
- het evaluatierapport ISD van JC [plaats 2] van 29 april 2021.
Het hof heeft ter zitting van 20 mei 2021 gehoord de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.P.W. Temminck Tuinstra, advocate te Amsterdam, en de
advocaat-generaal mr. W.C.J. Stienen.

Overwegingen:

Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen adequate behandeling van de problematiek van veroordeelde plaatsvindt. Dat ligt niet aan veroordeelde, maar aan de plek waar veroordeelde is geplaatst. Het is duidelijk dat veroordeelde een verslavingsbehandeling nodig heeft. Zijn alcoholverslaving is het grootste probleem. Veroordeelde loopt nog in een proeftijd van een eerdere voorwaardelijk opgelegde straf, dus als het wel weer fout zou gaan met veroordeelde, kan daarop worden gereageerd. De raadsvrouw pleit voor beëindiging van de maatregel.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal geeft aan dat er twijfel bestaat of FPA [naam] de juiste plek is voor veroordeelde. Onduidelijk is of er heel veel behandeling plaatsvindt op dit moment en vooral of er ook wordt nagedacht over hoe het met veroordeelde verder moet na beëindiging van de ISD-maatregel. De vraag ligt voor of het resterende jaar van de ISD-maatregel moet worden volgemaakt. De advocaat-generaal voert aan dat het verstandig is om de behandeling van de zaak aan te houden voor drie maanden zodat bij de reclassering navraag kan worden gedaan hoe het resocialisatieplan van veroordeelde er concreet gaat uitzien. Een andere modaliteit kan zijn om de beslissing van de rechtbank te bevestigen. Er zijn te weinig concrete aanknopingspunten om de ISD-maatregel op dit moment te beëindigen.
Het oordeel van het hof
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, omdat het hof tot een andere beslissing komt over het moment van hernieuwde toetsing.
Naar het oordeel van het hof zal opheffing van de ISD-maatregel leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. De factoren waardoor gevaar bestaat op het plegen van nieuwe strafbare feiten, zijn namelijk nog onvoldoende aangepakt.
Uit het Verslag tussentijdse toetsing ISD Intramuraal van Justitieel Centrum (
hierna: JC) [plaats 2] van 12 november 2020, zoals toegelicht door een medewerker van JC [plaats 2] ter zitting van de rechtbank, volgt dat veroordeelde problemen heeft met alcohol, huisvesting, inkomen en dagbesteding. Dit zijn risicofactoren voor herhaald delictgedrag. Voor de alcoholproblematiek is een klinische behandeling aangewezen, die echter geruime tijd op zich heeft laten wachten doordat onduidelijkheid bestond over de vreemdelingenstatus van veroordeelde.
In het Verblijfsplan tussentijdse toetsing Hoger Beroep van 29 april 2021 schrijft JC [plaats 2] dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst op 29 december 2020 heeft bericht dat de verblijfsvergunning van veroordeelde op dit moment niet kan worden ingetrokken omdat hij valt onder de beschermende werking van artikel 3.86, tiende lid, van het Vreemdelingenbesluit.
De reclassering schrijft in het eerste voortgangsverslag van 29 maart 2021 dat veroordeelde sinds 4 maart 2021 is opgenomen bij FPA [naam] te [plaats 1] . Veroordeelde kan zo goed als geen aansluiting vinden bij de medebewoners. Hij is met afstand de oudste bewoner en hij is - anders dan zij - totaal niet bekend met agressieproblematiek. De reclassering vraagt zich af of veroordeelde op de juiste plek zit. De transmuraal werker vreest dat veroordeelde gaat ondersneeuwen op de huidige afdeling. Veroordeelde volgt momenteel het afdelingsprogramma. De hoofdbehandelaar wil nog een aantal therapieën opstarten. Vanaf 29 maart 2021 is veroordeelde gestart met begeleide verlofmomenten. De vooruitzichten zijn op dit moment nog moeilijk in te schatten omdat er twijfels zijn of veroordeelde wel op de juiste plek zit en of hij hier voldoende mogelijkheden heeft om zichzelf te ontwikkelen.
Het hof constateert dat daarmee weliswaar de behandeling van de ernstige alcoholproblematiek is begonnen, maar nog niet is afgerond. De hulp op diverse leefgebieden heeft ook nog niet tot een afdoende resultaat geleid. Het recidivegevaar is daarom nog aanwezig.
Verder kan niet worden gezegd dat verdere voortzetting van de ISD-maatregel niet zinvol door een omstandigheid die (overwegend) buiten de macht van veroordeelde ligt. Weliswaar is er twijfel over de geschiktheid van de huidige behandelplek, maar het is voldoende aannemelijk dat de behandeling en hulp die veroordeelde krijgt van de FPA en de reclassering op dit moment nog bijdragen aan de vermindering van de risicofactoren.
Veroordeelde heeft een alternatief aangedragen voor de ISD-maatregel. Hij zegt een woning en werk te hebben geregeld en ambulante behandeling en begeleiding te kunnen ontvangen in het kader van een nog lopende proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling. Naar het oordeel van het hof is echter onvoldoende zeker dat dit alternatief realiseerbaar is en een afdoende kader biedt voor behandeling en vermindering van het recidivegevaar.
Vanwege de twijfel of veroordeelde op de goede behandelplek zit en het mogelijke bestaan van een alternatief voor de ISD-maatregel, acht het hof het wel noodzakelijk dat de noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel op een kortere termijn wordt getoetst dan bepaald door de rechtbank. Daarbij is het wenselijk dat de advocaat-generaal voor die volgende tussentijdse toetsing aan de reclassering de opdracht geeft te onderzoeken of en, zo ja, hoe de resocialisatie van veroordeelde kan worden vormgegeven buiten het kader van de ISD-maatregel. Daarbij valt te denken aan een aanpassing van voorwaarden, verbonden aan de voorwaardelijke veroordeling, waarvan de proeftijd (dan) nog niet is verstreken.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Amsterdam van 6 januari 2021 met betrekking tot betrokkene
[naam veroordeelde].
Oordeeltdat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is.
Beslistdat binnen
3 (drie) maandenna deze beslissing opnieuw de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel tussentijds wordt beoordeeld.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. P.R. Wery en mr. R.D.J. Visschers als raadsheren,
en drs. E.M.M. Mol en drs. I. Breukel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman als griffier,
en op 3 juni 2021 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.