ECLI:NL:GHARL:2021:5508

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
21-005611-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis inzake belediging, vernieling en mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor belediging van een ambtenaar, het onbruikbaar maken van een goed, vernielen/beschadigen van een goed en mishandeling van zijn levensgezel. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met verbetering en aanvulling van de bewijsmiddelen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 14 oktober 2019, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast waren er vorderingen van benadeelde partijen die gedeeltelijk en volledig waren toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 21 mei 2021, waarbij de advocaat-generaal de bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De raadsman van de verdachte heeft zijn standpunten naar voren gebracht. Het hof heeft de bewijsmiddelen aangevuld en verbeterd, met inachtneming van de verklaringen van getuigen. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter bevestigd, waarbij het hof de verbeterde bewijsmiddelen in acht heeft genomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005611-19
Uitspraak d.d.: 4 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 14 oktober 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-080910-19 en 18-152190-19, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 21-000900-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. R.W. van Faassen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 14 oktober 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake het aan hem in de zaak met parketnummer 18-080910-19 onder 1 en 2 ten laste gelegde, alsmede het aan hem in de zaak met parketnummer 18-152190-19 onder
1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1] gedeeltelijk toegewezen en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]
volledig toegewezen. Beide vorderingen zijn vermeerderd met de wettelijke rente en toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten slotte is de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer
21-00900-18 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden door de politierechter toegewezen.
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, onder verbetering en aanvulling van de bewijsmiddelen, en zal het vonnis derhalve bevestigen.

Aanvulling en verbetering bewijsmiddelen

Het hof vervangt het door de politierechter gebezigde bewijsmiddel ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-152190-19 onder 2 ten laste gelegde, te weten het onder 3. uitgewerkte bewijsmiddel, betreffende de verklaring van getuige [getuige1] , door het navolgende bewijsmiddel:
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt door R. Stam, hoofdagent van [benadeelde partij2] , eenheid Noord-Nederland, opgemaakt en gesloten op 8 mei 2019, genummerd PL0100-2019112213-17, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige1] , zakelijk weergegeven:
Ik keek naar buiten en zag [verdachte] in de blauwe auto van [naam] stappen. De auto stond geparkeerd voor de woning van [naam] met de neus naar de woning en op ongeveer 3 meter afstand van de voordeur. Ik zag dat [naam] de deur aan de passagierskant van de auto opendeed. Ik zag dat [naam] de tas in de auto wilde zetten. [naam] stond nu dus achter de deur.
Het hof vult de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-152190-19 onder 2 ten laste gelegde, aan met het navolgende bewijsmiddel:
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt door [verbalisant] , brigadier van politie, eenheid Noord-Nederland, opgemaakt en gesloten op 10 mei 2019, genummerd PL0100-2019112312-5-17, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige2] , zakelijk weergegeven
Op 1 mei 2019 zag ik dat een man achter het stuur van een blauwe Opel Corso zat. Ik zag dat er een vrouw aan de rechterzijde van de auto stond tussen het geopende voorportier en de auto. Ik hoorde dat ze tegen elkaar schreeuwden. Vervolgens zag ik dat deze auto een klein stukje achteruit reed. Ik zag dat de vrouw hierop niet bedacht was, want de vrouw pakte zich vast een het geopende portier van deze auto en struikelde bijna. Hierna zag ik dat de auto even stilstond en daarna weer achteruit reed. Ik zag toen dat de auto zeker twee meter achteruit reed. Ik zag dat de vrouw hierdoor stijl achterover viel in de lengte van de auto. Ik heb gezien dat de man wist dat de vrouw daar stond, want de man reed eerst een klein stukje achteruit en daarna een langer stuk.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. L.J. Hofstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van der Meulen, griffier,
en op 4 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.