In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 26 november 2019. De verdachte, geboren in 1967, was eerder veroordeeld voor wapenbezit en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar wijzigde de strafoplegging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Het hof oordeelde dat de opgelegde straf niet in overeenstemming was met de ernst van de feiten en legde een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden op, met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De zaak kwam aan het licht toen de verdachte op 7 februari 2018 wapens in zijn woning had, waaronder twee gaspistolen en een gasrevolver, en een aanzienlijke hoeveelheid munitie. Het hof oordeelde dat het ongecontroleerd bezit van wapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. Daarnaast had de verdachte meer dan 30 gram hennep aanwezig, wat in strijd is met de Opiumwet. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een motorongeval en een gewelddadige overval, die zijn leven aanzienlijk hadden beïnvloed.
Het hof benadrukte dat de strafoplegging gericht is op preventie en de mogelijkheid voor de verdachte om opnieuw in contact te komen met de samenleving. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als een waarschuwing om te voorkomen dat de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan strafbare feiten. De beslissing van het hof is een combinatie van straffen die de nadruk legt op rehabilitatie en het voorkomen van recidive.