ECLI:NL:GHARL:2021:5507

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
21-006163-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met gewijzigde strafoplegging in zaak van wapenbezit en opzettelijk aanwezig hebben van hennep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 26 november 2019. De verdachte, geboren in 1967, was eerder veroordeeld voor wapenbezit en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar wijzigde de strafoplegging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Het hof oordeelde dat de opgelegde straf niet in overeenstemming was met de ernst van de feiten en legde een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden op, met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.

De zaak kwam aan het licht toen de verdachte op 7 februari 2018 wapens in zijn woning had, waaronder twee gaspistolen en een gasrevolver, en een aanzienlijke hoeveelheid munitie. Het hof oordeelde dat het ongecontroleerd bezit van wapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. Daarnaast had de verdachte meer dan 30 gram hennep aanwezig, wat in strijd is met de Opiumwet. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een motorongeval en een gewelddadige overval, die zijn leven aanzienlijk hadden beïnvloed.

Het hof benadrukte dat de strafoplegging gericht is op preventie en de mogelijkheid voor de verdachte om opnieuw in contact te komen met de samenleving. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als een waarschuwing om te voorkomen dat de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan strafbare feiten. De beslissing van het hof is een combinatie van straffen die de nadruk legt op rehabilitatie en het voorkomen van recidive.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006163-19
Uitspraak d.d.: 4 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 26 november 2019 met parketnummer 18-162644-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.M. Veldman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 26 november 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde (handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III), het onder 2 ten laste gelegde (handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie) en het onder 3 ten laste gelegde (opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen behalve voor zover het betreft de opgelegde straf. Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft op 7 februari 2018 wapens in zijn woning voorhanden gehad. Het betrof twee gaspistolen, een gasrevolver en een gasdrukpistool dat op een echt vuurwapen leek. Ook heeft verdachte een aanzienlijke hoeveelheid bij deze wapens behorende munitie voorhanden gehad. Enkele wapens waren geladen toen ze werden aangetroffen. Verder heeft de verdachte een gaspistool, de gasrevolver en sommige patronen omgebouwd. Het ongecontroleerd bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Dergelijk bezit verdient dan ook bestraffing, temeer omdat deze wapens dikwijls worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten of bij eigenrichting.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan een misdrijf ingevolge de Opiumwet door het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep. Drugs zijn schadelijk voor de volksgezondheid en leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 20 april 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van drugs- en vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld.
Gelet op de ernst van de feiten en op de LOVS-oriëntatiepunten acht het hof oplegging van een gevangenisstraf, zoals opgelegd door de rechtbank, in beginsel gerechtvaardigd.
Het hof heeft bij de strafoplegging voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gekomen. De verdachte heeft aangegeven dat hij, mede als gevolg van een motorongeval waarbij hij blijvend gehandicapt is geraakt, een eenzaam bestaan leidt. Ook is de verdachte enkele jaren geleden slachtoffer geweest van een (gewelddadige) overval, hetgeen veel impact op hem heeft gehad. Verder heeft de verdachte aangegeven dat hij de wapens destijds heeft aangeschaft om zichzelf, in het licht van zijn handicap en vorengenoemde overval, te kunnen beschermen. Ofschoon hij moeite heeft met de, in zijn ogen: te strenge, Nederlandse wapenwetgeving heeft verdachte aangegeven in te zien dat hij zich aan de regels moet houden. Hij heeft, mede met het oog op de waarborging van zijn veiligheid, twee herdershonden aangeschaft, aldus verdachte. Tot slot zou de verdachte graag weer actief en op een positieve wijze willen deelnemen aan de maatschappij.
Het hof ziet in deze specifieke persoonlijke situatie van verdachte aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is voor de bewezenverklaarde feiten. Het hof merkt daarbij op dat het voor een bijzonder lastige afweging heeft gestaan, gelet op de ernst en aard van de bewezenverklaarde feiten. Het hof hoopt dat verdachte inziet dat hem met de na te melden straf een uitzonderlijke kans wordt geboden.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof oplegging van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden. Deze straf geeft weer dat voor het hof de nadruk ligt op preventie en de mogelijkheid om door het verrichten van een taakstraf opnieuw in contact met de samenleving te komen. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als forse stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich gedurende de proeftijd van drie jaren nogmaals schuldig maakt aan een strafbaar feit, in het bijzonder verboden wapenbezit. De door verdachte ter terechtzitting getoonde houding ten opzichte van de wapenwetgeving geeft het hof hiertoe mede aanleiding.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Hofstra, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. E.M.J. Brink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van der Meulen, griffier,
en op 4 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.