In deze zaak, die voortvloeit uit het opsporingsonderzoek Laax, zijn verschillende stichtingen en natuurlijke personen vervolgd op verdenking van PGB-fraude. De rechtbank Overijssel sprak de verdachten integraal vrij, waarna het openbaar ministerie hoger beroep instelde. Tijdens de procedure trok het openbaar ministerie het hoger beroep in drie zaken in. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat er sprake was van gelijke gevallen en dat het openbaar ministerie geen goede redenen had om deze ongelijk te behandelen. Het hof stelde vast dat het opsporingsonderzoek eenzijdig en onvolledig was, en dat de verdediging de uitvoeringspraktijk aan het licht had gebracht. Het hof verklaarde het openbaar ministerie niet ontvankelijk in de vervolging, onder verwijzing naar de beginselen van een goede procesorde. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het hof deed opnieuw recht door het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging.