ECLI:NL:GHARL:2021:5426

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
21-001319-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van ex-partner met misdrijf tegen leven door dreigende e-mails en foto's met wapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1980, heeft zijn ex-partner bedreigd door dreigende e-mails te sturen en foto's te verzenden waarop hij een wapen toont. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis. Het hof bevestigt de bewezenverklaring van de bedreiging, maar verbetert enkele bewijsmiddelen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen in de periode van 1 november 2016 tot en met 11 mei 2018, wat heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de aangeefster. Het hof legt een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren op, met een proeftijd van 2 jaren, en bevestigt het vonnis voor het overige. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001319-19
Uitspraak d.d.: 2 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzakenvan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 11 maart 2019 met parketnummer 18-219165-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit tot een geheel voorwaardelijke taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. S. Rahimzadeh, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 11 maart 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
Het hof is van oordeel dat de politierechter met betrekking tot de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op juiste gronden heeft beslist. Op grond van de bewijsmiddelen zoals die in het vonnis zijn uitgewerkt - de hierna te noemen verbeteringen daarbij in aanmerking genomen - kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zijn toenmalige levensgezel heeft bedreigd. Het hof zal het vonnis dan ook bevestigen, met dien verstande dat het hof de gebezigde bewijsmiddelen op onderdelen zal verbeteren. Voorts komt het hof ten aanzien van de opgelegde straf tot een andere beslissing dan de politierechter.

Verbetering van bewijsmiddelen

De bewijsmiddelen zoals die in het vonnis zijn opgenomen ter zake van het tenlastegelegde feit worden als volgt verbeterd:
‘Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 mei 2018 opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL10100-2018119223 d.d. 12 november 2018, inhoudende als aangifte van [naam] : (…).’
wordt:
‘Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d.14 mei 2018opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummerPL0100-2018119223 d.d. 12 november 2018, inhoudende als aangifte van [naam] : (…).’

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 november 2016 tot en met 11 mei 2018 meermalen schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-partner door een dreigende tekst naar haar te sturen, evenals foto's waarop hij een wapen toont. De dreigende bewoordingen die verdachte heeft geuit, hebben gevoelens van angst en onveiligheid bij aangeefster veroorzaakt, zo blijkt uit de aangifte en de schriftelijke slachtofferverklaring.
Gezien de aard en de omstandigheden waaronder de bedreiging heeft plaatsgevonden, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van 2 jaren, een passende en geboden reactie vormt. In het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet het hof aanleiding om voornoemde taakstraf geheel voorwaardelijk op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de door de politierechter opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. L.G. Wijma, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 2 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.