ECLI:NL:GHARL:2021:5421

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
21-005034-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdzaak wegens onvoldoende bewijs voor diefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2005, was aangeklaagd voor diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 2 februari 2020. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf, maar het hof heeft het vonnis vernietigd. Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor het medeplegen van de diefstal. De betrokkenheid van de verdachte bij het delict was niet komen vast te staan, aangezien hij op afstand van de aangever was gebleven en geen deel uitmaakte van de groep die de diefstal pleegde. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan het tenlastegelegde feit. Het hof heeft de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten laten dragen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005034-20
Uitspraak d.d.: 2 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank MiddenNederland van 15 december 2020 met parketnummer 16-030041-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank, bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling van verdachte tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het onvoorwaardelijke deel van de taakstraf voor 20 uren bestaat uit een werkstraf en voor 20 uren uit de leerstraf Tools4U. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij primair toe te wijzen tot een bedrag van € 117,62 en subsidiair € 107,62. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.C. Milani, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 15 december 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van diefstal in vereniging veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, bestaande uit een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van één jaar en de maatregel Toezicht en Begeleiding als bijzondere voorwaarde en een leerstraf Tools4U (korte variant) van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie. De rechtbank heeft voorts het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] is door de rechtbank toegewezen tot een bedrag van € 107,62, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige heeft de rechtbank de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij afgewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 februari 2020 te [plaats1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg in de wijk [wijk] nabij [adres] een tas (merk Footlocker met daarin sportkleding en/of sportschoenen en/of voedingsmiddelen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door terwijl hij/zij hun gezicht (deels) had(den) bedekt met (een) sjaal(s) en/of (een) (bivak)muts(en)
- voor die [benadeelde partij] , die op de fiets was, te gaan staan, althans die [benadeelde partij] de weg te belemmeren en/of
- op die [benadeelde partij] af te rennen en/of
- naar die [benadeelde partij] te roepen en/of
- die [benadeelde partij] bij de schouders vast te pakken en/of
- die [benadeelde partij] (met kracht) op/tegen de rug te slaan/stompen en/of
- die [benadeelde partij] een (gedeelte van een) mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt in bijzonder het volgende.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de tenlastegelegde diefstal met geweld. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 2 februari 2020 met vijf jongens bij snackbar [naam] in [plaats2] was. Twee jongens uit deze groep renden ineens achter aangever aan die op de fiets was. Verdachte is in eerste instantie mee gerend met de twee jongens, maar is na ongeveer meter gestopt met rennen. Hij heeft zich bij de twee andere achter gebleven jongens gevoegd.
Ter zitting in eerste aanleg heeft verdachte verklaard dat hij op een afstand van 20 meter van aangever is gebleven.
Op de zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat er twee of drie jongens bij aangever stonden en dat verdachte met twee andere jongens is achtergebleven. Aangever heeft verklaard dat er in totaal drie jongens bij hem in de buurt zijn geweest rondom het moment van de diefstal. Eén jongen hield aangever tegen, één jongen kwam achter hem staan en er kwam een derde jongen aanlopen. Toen de diefstal van de tas van aangever plaatsvond waren er twee groepen, aldus verdachte.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. De diefstal is gepleegd door medeverdachten. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van het hof van onvoldoende gewicht. Dit met name gelet op het feit dat niet van een gezamenlijk plan is gebleken waardoor verdachte vooraf op de hoogte was van de diefstal, dat verdachte op geruime afstand van aangever is gebleven en geen deel uitmaakte van de groep van in totaal drie personen die om aangever heen heeft gestaan, maar bij de groep van drie ‘achterblijvers’ hoorde. Het zich niet distantiëren van de situatie, het zich later weer voegen bij de andere groep en het consumeren van de etenswaren uit de tas van aangever en het daarmee meedelen in de buit door verdachte maakt dit niet anders, nu dit onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van het in vereniging plegen van de diefstal te komen. Daarom zal verdachte van het gehele tenlastegelegde feit worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 435,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 107,62. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. M.B. de Wit en mr. J.G. Idsardi, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 2 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.