ECLI:NL:GHARL:2021:5420

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
21-005295-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van poging tot diefstal in vereniging met inklimming en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1989 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor soortgelijke misdrijven. Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor poging tot diefstal in vereniging met inklimming, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en overtreding van de Wegenverkeerswet. De bewezen feiten omvatten een poging tot diefstal van goederen van een netbeheerder op 16 april 2018 en het opzettelijk aanwezig hebben van GHB en amfetamine op 30 november 2017. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en heeft verklaard dat hij de delicten heeft gepleegd onder invloed van drugs. Het hof heeft de strafoplegging gematigd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn recente stop met drugsgebruik en zijn betrokkenheid bij zijn gezin. De straf bestaat uit een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk, een taakstraf van 120 uren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft ook de voortzetting van de behandeling door het FACT-team van VNN als bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijke straf verbonden. Het hof heeft de redelijke termijn overschreden, maar heeft geen rechtsgevolg aan deze constatering verbonden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005295-18
Uitspraak d.d.: 2 juni 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 24 september 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-080585-18 en 18-118852-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de politierechter, bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde het voortzetten van het contact met het FACT-team van VNN. Daarnaast heeft de advocaat-generaal veroordeling gevorderd van verdachte tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.M. Bakx, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 24 september 2018, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van een poging tot diefstal in vereniging met inklimming, het opzettelijk aanwezig hebben van GHB en het rijden onder invloed van drugs veroordeeld tot gevangenisstraf van 14 weken, waarvan 7 weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 18-080585-18
1.
hij op of omstreeks 16 april 2018, te [plaats1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een aggregaat en/of een grote haspel en/of een accu en/of een hoeveelheden koper, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam] NV, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader over een hekwerk zijn/is gestapt en vervolgens hebben / heeft hij verdachte en/of met zijn mededader op het terrein gezocht en/of een grote haspel klaargezet om mee te nemen en/of een generator uit een op dat terrein staande auto hebben/heeft gehaald en klaargezet om mee te nemen en/of een accu uit een auto hebben/heeft geschroefd, althans verwijderd, en/of meerdere koperkabels, die in een op het terrein staande container lagen, hebben/heeft losgeknipt en uit/buiten die container hebben/heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
zaak met parketnummer 18-118852-18
1.
hij op of omstreeks 30 november 2017 te [plaats2] , gemeente [gemeente] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 25 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur, en/of ongeveer 1,84 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 30 november 2017 te [plaats2] , gemeente [gemeente] , een voertuig, te weten personenauto (kenteken: [kenteken] ) heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten 4-hydroxyboterzuur (GHB), in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof 7,6 milligram per liter 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of 380 microgram per liter amfetamine, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd besluit, bij die aangewezen stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-080585-18 en in de zaak met parketnummer 18-118852-18 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 18-080585-18
1.
hij op 16 april 2018, te [plaats1] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een aggregaat, een grote haspel, een accu en een hoeveelheid koper, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [naam] NV, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van inklimming, hierin bestaande dat verdachte en zijn mededader over een hekwerk zijn gestapt en vervolgens op het terrein hebben gezocht, een grote haspel hebben klaargezet om mee te nemen, een generator uit een op dat terrein staande auto hebben gehaald en klaargezet om mee te nemen, een accu uit een auto hebben geschroefd, althans verwijderd, en meerdere koperkabels, die in een op het terrein staande container lagen, hebben losgeknipt en buiten die container hebben gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
zaak met parketnummer 18-118852-18
1.
hij op 30 november 2017 te [plaats2] , gemeente [gemeente] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 25 gram van een materiaal bevattende 4hydroxyboterzuur (GHB) en ongeveer 1,84 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde 4-hydroxyboterzuur (GHB) en amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 30 november 2017 te [plaats2] , gemeente [gemeente] , een voertuig, te weten een personenauto (met kenteken [kenteken] ) heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten 4-hydroxyboterzuur (GHB), in combinatie met een andere van deze aangewezen stoffen, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof 7,6 milligram per liter 4-hydroxyboterzuur (GHB) en 380 microgram per liter amfetamine, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd besluit, bij die aangewezen stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-080585-18 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het in de zaak met parketnummer 18-118852-18 onder 1 bewezenverklaarde levert op,
telkens:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 18-118852-18 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 30 november 2017 schuldig gemaakt aan een tweetal misdrijven. Ten eerste heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door opzettelijk GHB en amfetamine aanwezig te hebben. De strafwaardigheid van overtredingen van de Opiumwet is in zijn algemeenheid gelegen in de ernstige bedreiging die het gebruik van drugs voor de volksgezondheid vormt en de met dit gebruik vaak gepaard gaande criminaliteit. Verder heeft verdachte op 30 november 2017 onder invloed van GHB en amfetamine een personenauto bestuurd. Door in die toestand aan het verkeer deel te nemen heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Daarnaast heeft verdachte zich op 16 april 2018 schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal in vereniging en met inklimming. Verdachte heeft op het terrein van netbeheerder [naam] N.V. met een ander diverse (waardevolle) goederen klaargelegd om mee te nemen. Verdachte heeft door zo te handelen blijk gegeven enkel oog te hebben voor zijn eigen financiële gewin.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 april 2021, waaruit volgt dat verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten en ook eerder onherroepelijk is veroordeeld voor Opiumwetdelicten en rijden onder invloed. Deze veroordelingen en opgelegde straffen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Uit dit uittreksel volgt eveneens dat artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht in de weg staat aan het wederom opleggen van enkel een taakstraf voor rijden onder invloed. Tevens blijkt uit voornoemd uittreksel dat verdachte na de pleegdatum van de thans ter beoordeling staande feiten een straf is opgelegd, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren gebracht ter terechtzitting van het hof. Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep een bekennende verklaring afgelegd en heeft verklaard dat hij de delicten door zijn drugsgebruik destijds ‘in een roes’ heeft gepleegd. Verdachte is sinds tweeënhalve maand gestopt met het gebruiken van drugs, heeft op eigen initiatief hulpverlening van het FACT-team van VNN ingeschakeld en werkt in het bouwbedrijf van zijn broer. Zijn familie vormt voor hem een belangrijk netwerk en verdachte is door hen voor de keus gesteld. Verdachte voelt zich naar hen verplicht om tegenover hun geboden hulp zich verder te onthouden van drugsgebruik en het plegen van strafbare feiten. Ook voelt hij nu sterk de verantwoordelijkheid naar zijn zoontje van nu één jaar om zijn vaderschap op een goede manier in te vullen.
Het hof stelt ook vast dat de thans ter beoordeling staande feiten reeds geruime tijd geleden hebben plaatsgevonden. Het oudste feit betreft een feit van 30 november 2017. De politierechter heeft op 24 september 2018 vonnis gewezen. De behandeling van de zaak in hoger beroep is op 28 oktober 2020 en 10 februari 2021 aangehouden voor onbepaalde tijd op verzoek van de verdediging vanwege medische redenen aan de zijde van verdachte. Van een voortvarende behandeling van de zaak in de hoger-beroepsfase kan aldus weliswaar niet worden gesproken, maar is, gerekend tot 28 oktober 2020, beperkt van duur. Gelet op de hoogte van de op te leggen straf, ziet het hof – in lijn met de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) – geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en volstaat het met de constatering van dit verzuim.
Gelet op al het voorgaande, in het bijzonder de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het strafblad van verdachte, acht het hof een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Nu het hof voortzetting van de begeleiding en hulpverlening door het FACT team van VNN van groot belang acht, zal het hof deze hulpverlening en begeleiding als bijzondere voorwaarde aan deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf verbinden. Het hof acht daarnaast de oplegging van een taakstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid, beide van na te melden duur, passend. Deze straf biedt verdachte de mogelijkheid de door hem – prille, maar positieve – ingeslagen weg voort te zetten en dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 43a, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-080585-18 en in de zaak met parketnummer 18-118852-18 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-080585-18 en in de zaak met parketnummer 18-118852-18 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat:
- de veroordeelde de thans bestaande hulpverlening en begeleiding van het FACT- team van VNN voortzet en dat hij, indien en voor zover het FACT-team dit noodzakelijk acht, zich onder (ambulante) behandeling zal stellen, waarbij de veroordeelde zich houdt de aanwijzingen die de zorginstelling geeft in het kader van de behandeling. Deze behandeling duurt zolang als het FACT-team dan wel de zorginstelling dat noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-118852-18 onder 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
7 (zeven) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. M.B. de Wit en mr. J.G. Idsardi, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 2 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.