ECLI:NL:GHARL:2021:5417

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
21-006266-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in strafzaak wegens vernieling van ruit

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1994, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren voor de vernieling van een ruit. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 19 mei 2021, waarbij de advocaat-generaal een vordering tot vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte heeft ingediend. De verdachte heeft echter altijd ontkend de ruit te hebben vernield en zijn verklaring werd ondersteund door een getuige die bevestigde dat hij niet betrokken was bij de vernieling. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, aangezien er geen getuigen waren die hem bij de daad hebben gezien. Op basis van deze overwegingen heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006266-18
Uitspraak d.d.: 2 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 14 november 2018 met parketnummer 16-154531-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de politierechter, bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling van verdachte tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.I.B. Hoffman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 14 november 2018, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van vernieling veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 augustus 2018 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk één of meerdere ruit(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Uit de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting volgt dat verdachte in de directe nabijheid is geweest van de flat toen de ruiten werden ingegooid en dat er een conflict was tussen aangever en verdachte. Verdachte heeft echter telkens ontkend dat hij de ruiten heeft ingegooid en ook dat hij aan de kant van de flat is geweest waar dit is gebeurd. Het hof heeft voorts in aanmerking genomen dat aangever noch getuigen hebben gezien dat verdachte de tenlastegelegde handeling heeft verricht, alsmede dat verdachtes verklaring wordt ondersteund door getuige [getuige] , de persoon met wie hij samen was. Getuige [getuige] heeft verklaard verdachte niet uit het oog te hebben verloren en dat verdachte het niet heeft gedaan. Gelet op het voorgaande, bezien tegen de achtergrond van de overige processtukken en het onderzoek ter terechtzitting, is het hof van oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte de tenlastegelegde handelingen heeft verricht. Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M.B. de Wit, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. J.G. Idsardi, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 2 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.