ECLI:NL:GHARL:2021:537

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
21-000669-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in bezit hebben van kinderporno en afbeeldingen van bestialiteit en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1967, was eerder veroordeeld voor het in bezit hebben van kinderporno en afbeeldingen van bestialiteit, alsook voor het voorhanden hebben van munitie. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld. De verdachte had in de periode van oktober 2014 tot 22 april 2015 in Nederland meerdere afbeeldingen in bezit gehad die seksuele gedragingen toonden van personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt. Daarnaast had hij ontuchtige afbeeldingen van een mens en een dier in zijn bezit, evenals munitie van categorie III. Het hof oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn ontkenning van het bezit van kinderpornografisch materiaal en dat zijn beweringen over de herkomst van de afbeeldingen niet aannemelijk waren. Het hof legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000669-17
Uitspraak d.d.: 20 januari 2021
Tegenspraak
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 23 januari 2017 met het parketnummer
18-830099-16 in de strafzaak inzake de verdachte

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,

wonende te [woonadres] , [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het gerechtshof van 21 januari 2019 en 6 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof:
  • het vonnis van de rechtbank zal vernietigen;
  • het onder 1, 2 en 3 aan de verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren;
  • zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en opgelegd door de rechtbank;
  • alsmede zal opleggen een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door zestig dagen hechtenis;
  • over de in beslag genomen voorwerpen zal beslissen zoals de rechtbank heeft gedaan.
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. E. van der Meer, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank de verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 aan hem ten laste gelegde delicten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, alsmede tot een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door negentig dagen hechtenis. Voorts heeft de rechtbank beslist over de in beslag genomen voorwerpen.
Het gerechtshof zal dat vonnis vernietigen, nu in dat vonnis de bewijsmiddelen niet zijn uitgewerkt en ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde delict is bepleit. Als zodanig leent dat vonnis zich niet voor bevestiging en daarom zal het gerechtshof opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van oktober 2014 tot 22 april 2015, te [plaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meer afbeeldingen, te weten 6749 foto's en/of een of meer gegevensdragers bevattende een of meer afbeeldingen in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) een of meer seksuele gedragingen zichtbaar was/waren, waarbij (telkens) een of meer personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging(en) -zakelijk weergegeven- bestonden uit (onder meer):
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het oraal penetreren van het lichaam van een (andere) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van een (andere) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij deze persoon in een (erotisch getinte) houding poseerde (op een wijze) die niet bij haar/zijn leeftijd paste (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling
van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van oktober 2014 tot op 22 april 2015, te [plaats] , in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) 38 foto's, althans (een aantal) afbeelding(en) in bezit heeft (gehad) terwijl op die/dat afbeelding(en) (een) ontuchtige handeling(en) zichtbaar is/zijn waarbij (telkens) een mens en een dier is/zijn betrokken en/of schijnbaar is/zijn betrokken, welke voornoemde ontuchtige handeling(en) (telkens) bestond(en) uit (onder meer):
- het vaginaal en/of anaal (laten) penetreren van een vrouw door een dier en/of
- het vasthouden en/of in de mond nemen, en/of likken en/of aanraken van de penis van een dier door een vrouw
3.
hij in of omstreeks de periode oktober 2014 tot op 22 april 2015, te Groningen, voorhanden heeft gehad vierhonderzestig, althans een of meer, centraalvuur knalpatronen, kaliber 7.62, merk I.M.I, in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.
Overweging met betrekking tot het bewijs voor het onder 1 ten laste gelegde delict
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij niet wist dat op de gegevensdragers die hij in zijn bezit had kinderpornografische afbeeldingen, zoals bedoeld in de tenlastelegging, stonden. Méér in het bijzonder heeft de verdachte aangevoerd dat hij daarvan geen weet had doordat die afbeeldingen niet door hem zijn gedownload. Volgens de verdachte moeten die afbeeldingen door een met name genoemde kennis van hem op zijn gegevensdragers zijn geplaatst, in het kader van een wraakactie.
Het gerechtshof acht deze ontkenning van de verdachte ongeloofwaardig en acht daarnaast zijn bewering over de herkomst van die afbeeldingen niet aannemelijk geworden, mede gelet op de gaaf bekennende verklaringen die de verdachte eerder heeft afgelegd bij de politie. Het gerechtshof houdt de verdachte aan die bekentenissen.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, acht het gerechtshof niet aannemelijk geworden dat de verdachte met die bekentenissen iets anders heeft bedoeld te zeggen dan het gerechtshof daarin leest. Bij de politie heeft de verdachte immers gaaf bekend, zonder enig voorbehoud met betrekking tot de herkomst van de kinderpornografische bestanden en zonder enig voorbehoud met betrekking tot zijn wetenschap van de aanwezigheid van die bestanden in zijn bezit.
Nader onderzoek in hoger beroep naar de bewering van de verdachte over handelingen die die kennis van de verdachte volgens de verdachte zou hebben verricht met betrekking tot de gegevensdragers van de verdachte heeft daarnaast geen ondersteuning gegeven aan de bewering van de verdachte. Integendeel: de bewering van de verdachte is geheel onderuit gehaald.
Het gerechtshof is aldus van oordeel dat hetgeen door de verdachte is aangevoerd wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het gerechtshof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen en acht de andersluidende lezing van de verdachte over hetgeen is voorgevallen niet aannemelijk geworden.
Met betrekking tot hetgeen door de verdediging is aangevoerd over een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek dat tot bewijsuitsluiting dient te leiden overweegt het gerechtshof het volgende.
Het gerechtshof heeft ter terechtzitting van 21 januari 2019 nader onderzoek gelast, hierin bestaande dat door de politie nader onderzoek zal worden verricht naar de gegevensdragers/het netwerk van de verdachte om te weten op welke datum of data de kinderpornografische bestanden op de schijven/computer bij de verdachte terecht zijn gekomen, tot welke datum er nog handelingen met deze bestanden zijn verricht en (indien mogelijk) vanaf welke computer deze bestanden zijn gedownload.
In een proces-verbaal van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit ressort, van 19 maart 2019 is vervolgens bericht dat de politie heeft meegedeeld geen kans te zien de door het gerechtshof voorgelegde vragen te beantwoorden, aangezien op 14 december 2016 de veiliggestelde data van de server zijn verwijderd en dat de in beslag genomen gegevensdragers die kinderpornografische bestanden bevatten zijn vernietigd in opdracht van de officier van justitie.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat aldus sprake is van een vormverzuim in het vooronderzoek, waardoor de verdachte is geschaad in diens verdediging, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
Het gerechtshof stelt vast dat dit verweer niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Door de verdediging is niet uiteengezet welk strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel is geschonden of welk belang door dit voorschrift wordt gediend, noch is betoogd wat de ernst is van het verzuim of welk nadeel daardoor is veroorzaakt. Van de verdediging, die een beroep doet op schending van een vormvoorschrift als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), mag worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van voornoemde factoren uit het tweede lid van die bepaling wordt aangegeven tot welk in artikel 359a Sv omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden.
Nu het verweer niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, wordt het reeds om die reden verworpen.
Ten overvloede overweegt het gerechtshof daarnaast dat voor toepassing van bewijsuitsluiting als op grond van artikel 359a Sv voorzien rechtsgevolg allereerst geldt de voorwaarde dat het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen. De bewijsverkrijging zal dus het rechtstreeks gevolg van de onrechtmatigheid moeten zijn. Daarvan is hier geen sprake.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het gerechtshof de gevoerde bewijsverweren.

Bewezenverklaring

Op grond van wettige bewijsmiddelen acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 aan hem ten laste gelegde delicten heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van oktober 2014 tot 22 april 2015 te [plaats] gegevensdragers bevattende afbeeldingen in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen een of meer seksuele gedragingen zichtbaar waren, waarbij telkens een of meer personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt, waren betrokken of schijnbaar waren betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer):
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het oraal penetreren van het lichaam van een (andere) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van een (andere) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij deze persoon in een (erotisch getinte) houding poseerde (op een wijze) die niet bij haar/zijn leeftijd paste (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling
van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij in de periode van oktober 2014 tot 22 april 2015 te [plaats] 38 foto's in bezit heeft gehad terwijl op die afbeeldingen ontuchtige handelingen zichtbaar zijn waarbij telkens een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, welke voornoemde ontuchtige handelingen bestonden uit (onder meer):
- het vaginaal en/of anaal (laten) penetreren van een vrouw door een dier
en/of
- het vasthouden en/of in de mond nemen, en/of likken en/of aanraken van de penis van een dier door een vrouw;
3.
hij in de periode van oktober 2014 tot 22 april 2015 te [plaats] voorhanden heeft gehad vierhonderzestig centraalvuur knalpatronen, kaliber 7.62, merk I.M.I, zijnde munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij een mens en een dier zijn betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Evenals de rechtbank - en op identieke gronden als de rechtbank - acht het gerechtshof sprake van een situatie waarin de verdachte met betrekking tot de aan hem ten laste gelegde feiten als licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
De verdachte is derhalve strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde delicten en de omstandigheden waaronder die delicten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezen verklaarde delicten heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat bij de productie van kinderpornografische afbeeldingen kinderen op aangrijpende wijze seksueel worden misbruikt door volwassenen die hen juist tegen dit soort handelen in bescherming behoren te nemen. Het hoeft geen betoog dat dergelijk misbruik zeer nadelige gevolgen kan hebben voor de desbetreffende kinderen en dat zij hierdoor ernstig kunnen worden geschaad in hun verdere ontwikkeling. De verdachte heeft door zijn handelen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van dergelijke verwerpelijke praktijken.
Voor de vervaardiging van pornografische afbeeldingen met dieren, zijn dieren misbruikt ten behoeve van een onzedelijke behoeftebevrediging van personen.
Ook hiervoor geldt dat door de vraag naar dergelijke afbeeldingen de productie ervan en het misbruik waarmee deze gepaard gaat in stand wordt gehouden;
 de omstandigheid dat de verdachte munitie van categorie III voorhanden heeft gehad. Het ongecontroleerde bezit van munitie leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving en bergt het risico in zich dat dit zal worden gebruikt, met niet zelden ernstige gevolgen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
 de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 november 2020, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten als het onder 1 en 3 bewezen verklaarde en dat die veroordeling onherroepelijk is.
Dit pleit niet in zijn voordeel, nu die eerdere bestraffing de verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw soortgelijke delicten te plegen;
 de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het gerechtshof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met deze zaak worden opgelegd.
Voorts heeft het gerechtshof er rekening mee gehouden dat de bewezen verklaarde delicten de verdachte in licht verminderde mate kunnen worden toegerekend en dat inmiddels geruime tijd is verlopen sedert de huiszoeking in de woning van de verdachte waarbij de bewezen verklaarde delicten aan het licht zijn gekomen.
De verdediging heeft geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het gerechtshof ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde strafbaar feit aanleiding ziet toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De recidive van de verdachte met betrekking tot dat delict laat daartoe ook geen ruimte.
Daarnaast ziet het gerechtshof geen aanleiding tot verdere strafmatiging dan hieronder reeds is toegepast, ook niet op grond van het door de verdediging aangevoerde vormverzuim, aangezien het gerechtshof dat vormverzuim hierboven heeft verworpen op de grond dat hetgeen is aangevoerd niet aan de daaraan te stellen vereisten voldoet.
Gelet op al het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving, vergelding en speciale preventie acht het gerechtshof passend en geboden de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van honderdtwintig dagen, waarvan honderdnegentien dagen voorwaardelijk, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en opgelegd door de rechtbank, alsmede een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door zestig dagen hechtenis.

In beslag genomen voorwerpen

Het onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet terug gegeven voorwerpen.
Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Ter zake van de overige in beslag genomen voorwerpen zal het gerechtshof de teruggave daarvan aan de verdachte gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 57, 240b en 254a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
119 (honderdnegentien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel
1. van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd op door Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 1 te Groningen te bepalen dagen/tijdstippen te melden bij die instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die door of namens de reclassering zullen worden gegeven aan hem;
dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland of een instelling voor soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen voor (pre-occupatie met) parafilie, seksueel masochisme en seksueel sadisme, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven aan hem;
dat de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd zal meewerken aan begeleiding/behandeling vanuit het autismeteam bij Interpsy of een vergelijkbare instelling, teneinde zich te laten behandelen voor autisme;
dat de veroordeelde wordt verplicht om zich te onthouden van:
( a) gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en
( b) gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met kinderen wordt gecommuniceerd.
Ten behoeve van de naleving van deze verplichtingen is de veroordeelde verder verplicht zijn medewerking te verlenen aan het steekproefsgewijs laten controleren van zijn digitale gegevensdragers. De reclassering bepaalt in welke gevallen, op welke manier, door wie en wanneer de feitelijke controle plaatsvindt. Die medewerking dient uit het volgende te bestaan:
- de veroordeelde moet maximaal tweemaal per jaar in het kader van die controle aan de reclassering en eventueel door de reclassering uitgenodigde politiemedewerkers de toegang verschaffen tot zijn woning;
- de veroordeelde moet dan op verzoek van de reclassering al zijn digitale gegevensdragers ter beschikking stellen dan wel overhandigen aan de reclasserings- of politiemedewerkers;
- de veroordeelde moet de reclassering dan wel de door hen uitgenodigde politiemedewerkers de toegang verschaffen tot alle aanwezige digitale gegevensdragers, bijvoorbeeld door het geven van de benodigde wachtwoorden.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de in beslag genomen voorwerpen zoals genoemd onder 3, 16, 18, 22, 23, 24, 27, 44, 49, 52 en 56 op de beslaglijst .
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de overige op de beslaglijst vermelde voorwerpen .
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 20 januari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Horst is buiten staat dit arrest te ondertekenen.