ECLI:NL:GHARL:2021:5263

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
21-004692-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vernieling, mishandeling, wederspannigheid en bedreiging van politieambtenaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1972, was eerder veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder vernieling, mishandeling, wederspannigheid, bedreiging en belediging van politieambtenaren, gepleegd op 6 maart 2016. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte heeft zich tijdens een cafébezoek schuldig gemaakt aan het vernielen van goederen, het mishandelen van een andere bezoeker, en het verzetten tegen zijn aanhouding door de politie. Hij heeft de betrokken agenten bedreigd en beledigd, en één van hen zelfs bespuugd. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten, met uitzondering van de poging tot zware mishandeling, waarvan de verdachte werd vrijgesproken. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met een vervangende hechtenis van 50 dagen, en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder financiële problemen en een langdurige procedure in hoger beroep, wat leidde tot een lagere straf dan eerder opgelegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004692-17
Uitspraak d.d.: 1 juni 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 29 augustus 2017 met parketnummer 08-050663-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
ingeschreven op het adres te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf van 40 uren, subsidiair een maand vervangende hechtenis. De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] dienen volledig te worden toegewezen tot respectievelijk € 850,- en € 150,-, vermeerderd met de wettelijke rente en telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte ter zake van vernieling, mishandeling, wederspannigheid, bedreiging en belediging, alle gepleegd op 6 maart 2016 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Van het onder 2 primair ten laste gelegde, te weten een poging tot zware mishandeling, is verdachte vrijgesproken. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn volledig toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 maart 2016 te [plaats1] , gemeente [gemeente] , opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere barkruk(ken) en/of een biljartlamp en/of een/twee biljartkeu(s), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
2.
hij op of omstreeks 6 maart 2016 te [plaats1] , gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met voormeld oogmerk) (met kracht) aan de stropdas die voornoemde [naam2] om zijn nek had heeft getrokken en/of die stropdas (met kracht) heeft vastgepakt (ten gevolge waarvan die stropdas strak om de nek van die [naam2] zat en/of de keel van die [naam2] werd dichtgeknepen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2 subsidiair
hij op of omstreeks 6 maart 2016 te [plaats1] , gemeente [gemeente] [naam2] heeft mishandeld door (met kracht) aan de stropdas die voornoemde [naam2] om zijn nek had te trekken en/of die stropdas (met kracht) vast te pakken (ten gevolge waarvan die stropdas strak om de nek van die [naam2] zat en/of de keel van die [naam2] werd dichtgeknepen);3.
hij op of omstreeks 6 maart 2016 te [plaats1] , gemeente [gemeente] , en/of te [plaats2] , althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [benadeelde partij2] (agent van politie) en/of [benadeelde partij1] (hoofdagent van politie) en/of [verbalisant1] (brigadier van politie), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, overbrengen naar een politiebureau, door (een of meermalen) te rukken en/of te trekken en/of door met zijn lichaam te bewegen in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden en/of door in de richting van die ambtena(a)r(en) te schoppen/trappen en/of door op de hand(en) althans het lichaam van voornoemde [benadeelde partij1] te krabben, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een wond op de hand(en) bij die [benadeelde partij1] ten gevolge heeft gehad.
4.
hij op of omstreeks 6 maart 2016 te [plaats1] , gemeente [gemeente] , en/of te [plaats2] , althans in Nederland, [benadeelde partij2] (agent van politie) en/of [benadeelde partij1] (hoofdagent van politie) en/of [verbalisant1] (brigadier van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij2] (agent van politie) en/of [benadeelde partij1] (hoofdagent van politie) en/of [verbalisant1] (brigadier van politie) dreigend de woorden toegevoegd :"ik doe jullie wat, ik kijk jullie straks in de ogen en ik pak jullie" en/of "ik maak jullie dood, ik kijk jullie straks in de ogen aan en maak jullie dood, wacht maar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
5.
hij op of omstreeks 6 maart 2016 te [plaats1] , gemeente [gemeente] , en/of te [plaats2] , althans in Nederland, opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), [benadeelde partij2] (agent van politie) en/of [benadeelde partij1] (hoofdagent van politie) en/of [verbalisant1] (brigadier van politie), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, (mondeling) heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "vuile flikkers zijn jullie" en/of "jij bent een kuthoer" en/of "die vieze kankerhoer op mij en die andere kankerflikker ernaast" en/of "stelletje klootzakken" en/of "vuil kutwijf" en/of "kuthoer" en/of "vuile flikker" en/of "smerige kuthoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking, en/of door die [benadeelde partij1] in het gezicht te spugen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte is ter terechtzitting van het hof gehoord omtrent de ten laste gelegde feiten die op 6 maart 2016 hebben plaatsgevonden tijdens en vlak na een cafébezoek in [plaats1] . Verdachte heeft zijn kant van het verhaal belicht en uitgelegd wat er volgens hem is gebeurd. Verdachte lijkt op die manier met name te hebben willen aantonen dat het een wederkerige situatie betrof: de meeste cafébezoekers hadden veel gedronken en op een gegeven moment is de vlam in de pan geslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij zelf (ook) dronken was, en zich bepaalde delen van de avond niet meer kan herinneren. Vanaf het moment dat hij [naam2] bij zijn stropdas vast had, weet hij niets meer.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten is gekomen. Hoewel het hof aanneemt dat ook veel van de andere aanwezigen (veel) drank zullen hebben genuttigd, wat van invloed zou kunnen zijn op de betrouwbaarheid van hun verklaringen, geldt dat niet voor bijvoorbeeld aangever [naam1] en de verbalisanten. Het hof ziet geen aanleiding om aan de juistheid van die verklaringen te twijfelen. Dat geldt ook voor de verklaring van getuige [naam2] , nu verdachte zelf heeft erkend dat hij deze persoon bij zijn stropdas heeft gepakt.
Alles afwegende, acht het hof voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte de onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierna vermeld. De bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring steunt zullen in een eventuele aanvulling op dit arrest worden uitgewerkt.
Van het onder 2 primair ten laste gelegde zal verdachte net als in eerste aanleg worden vrijgesproken, nu niet kan worden bewezen dat hij gepoogd heeft [naam2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 6 maart 2016 te [plaats1] , opzettelijk en wederrechtelijk barkrukken en twee biljartkeus, toebehorende aan [naam1] , heeft vernield en/of beschadigd.
2
subsidiair

hij op 6 maart 2016 te [plaats1] , [naam2] heeft mishandeld door met kracht aan de stropdas die voornoemde [naam2] om zijn nek had te trekken en/of die stropdas met kracht vast te pakken, ten gevolge waarvan die stropdas strak om de nek van die [naam2] zat en de keel van die [naam2] werd dichtgeknepen.

3.
hij op 6 maart 2016 te [plaats1] en te [plaats2] , zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, [benadeelde partij2] (agent van politie) en [benadeelde partij1] (hoofdagent van politie) en [verbalisant1] (brigadier van politie), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, overbrengen naar een politiebureau, door te rukken en/of te trekken en/of door met zijn lichaam te bewegen in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden en door in de richting van die ambtenaren te schoppen/trappen en door op de hand van voornoemde [benadeelde partij1] te krabben,

terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een wond op de hand bij die [benadeelde partij1] ten gevolge heeft gehad.

4.
hij op 6 maart 2016 te [plaats1] en/of te [plaats2] , [benadeelde partij2] (agent van politie) en [benadeelde partij1] (hoofdagent van politie) en [verbalisant1] (brigadier van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij2] (agent van politie) en [benadeelde partij1] (hoofdagent van politie) en [verbalisant1] (brigadier van politie) dreigend de woorden toegevoegd :"ik doe jullie wat, ik kijk jullie straks in de ogen en ik pak jullie" en "ik maak jullie dood, ik kijk jullie straks in de ogen aan en maak jullie dood, wacht maar”.
5.
hij op 6 maart 2016 te [plaats1] en/of te [plaats2] , opzettelijk ambtenaren, [benadeelde partij2] (agent van politie) en [benadeelde partij1] (hoofdagent van politie) en [verbalisant1] (brigadier van politie), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: "vuile flikkers zijn jullie" en/of "jij bent een kuthoer" en/of "die vieze kankerhoer op mij en die andere kankerflikker ernaast" en/of "stelletje klootzakken" en/of "vuil kutwijf" en/of "kuthoer" en/of "vuile flikker" en/of "smerige kuthoer" en door die [benadeelde partij1] in het gezicht te spugen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 6 maart 2016 gedurende en vlak na een cafébezoek schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Binnen in het café heeft hij spullen vernield en een andere bezoeker mishandeld. Toen de politie arriveerde, heeft hij zich hevig tegen zijn aanhouding verzet. Hij heeft de betrokken verbalisanten bedreigd en beledigd, en één van hen zelfs mishandeld en bespuugd. Hoewel het allemaal kwalijke feiten betreffen, rekent het hof verdachte met name aan dat hij zich verbaal en fysiek zo buitensporig heeft gedragen richting de verbalisanten, die niets anders dan hun werk deden en daarvoor respect verdienen.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 14 april 2021 is verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van strafbare feiten, maar deze feiten dateren al van langere tijd geleden.
Bij de bespreking van de persoonlijke omstandigheden is naar voren gekomen dat verdachte in een moeilijke periode van zijn leven zit. Zijn relatie is verbroken en hij is anderhalf jaar geleden zijn werk kwijtgeraakt. Verdachte is lange tijd zelfstandig geweest en werkt nu via het uitzendbureau in een timmerfabriek. Het vinden van woonruimte is moeilijk; verdachte verblijft momenteel op een camping. Hoewel hij geen schulden heeft, heeft verdachte het financieel niet breed en kan hij zijn inkomsten uit werk niet missen. Het uitvoeren van een taakstraf lijkt verdachte daarom moeilijk uitvoerbaar.
Het hof stelt vast dat de procedure in hoger beroep zonder aanwijsbare oorzaak ruim 3,5 jaar heeft geduurd en dat hierbij sprake is van een schending van de redelijke termijn die in de straf dient te worden verdisconteerd. Het hof ziet daarom af van het opleggen van een gevangenisstraf zoals in eerste aanleg is gedaan. Hoewel die straf in beginsel recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten, is dit in verband met het tijdsverloop niet langer opportuun.
Alles afwegende acht het hof, ondanks verdachtes twijfels, een taakstraf de meest passende bestraffing, in aanmerking genomen dat bij de uitvoering doorgaans goed rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van de veroordeelde in kwestie. Het hof legt verdachte daarom een taakstraf op van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 850,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering is inhoudelijk niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 en 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is goed onderbouwd en het hof acht toewijzing daarvan billijk. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering is inhoudelijk niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 en 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is goed onderbouwd en het hof acht toewijzing daarvan billijk. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 181, 266, 267, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] ter zake van het onder 4, 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 850,00 (achthonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij1] , ter zake van het onder 4, 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 850,00 (achthonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 17 (zeventien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 6 maart 2016.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij2] ter zake van het onder 4, 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij2] , ter zake van het onder 4, 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 6 maart 2016.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. W. Geelhoed, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 1 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.