ECLI:NL:GHARL:2021:5262

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
21-001276-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schennis van de eerbaarheid in een openbaar zwembad met kinderen als getuigen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1956, werd beschuldigd van schennis van de eerbaarheid, gepleegd op 25 oktober 2018 in zwembad [naam1] te [plaats]. De verdachte heeft in hoger beroep het vonnis van de politierechter aangevochten, waarin hij was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering.

Tijdens de zitting op 18 mei 2021 heeft het hof het bewijs tegen de verdachte beoordeeld. De aangever, die met zijn zoon in het zwembad was, heeft verklaard dat hij de verdachte met ontbloot geslachtsdeel heeft gezien, terwijl hij zich in de nabijheid van kinderen bevond. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat er mogelijk sprake was van persoonsverwisseling. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaring van de aangever helder en gedetailleerd was, en dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan schennis van de eerbaarheid.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van drie jaren, en daarnaast tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft geen bijzondere voorwaarden opgelegd, gezien de negatieve houding van de verdachte ten opzichte van hulpverlening. De uitspraak is gedaan in het belang van de bescherming van de samenleving en om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001276-19
Uitspraak d.d.: 1 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 26 februari 2019 met parketnummer 18-211555-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die ook in eerste aanleg zijn opgelegd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W.M. Bierens, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte ter zake van schennis van de eerbaarheid veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, te weten een meldplicht bij de reclassering en het volgen van een ambulante behandeling bij de AFPN, dan wel een soortgelijke instelling.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 oktober 2018 te [plaats] de eerbaarheid heeft geschonden op een niet voor het openbaar verkeer bestemde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten in zwembad [naam1] , door in de stroomversnelling van het golfslagbad zijn geslachtsdeel uit zijn zwembroek te halen en/of zich af te trekken en/of bewust tegen kinderen aan te schuren met zijn geslachtsdeel.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte heeft ontkend dat hij het ten laste gelegde heeft gepleegd. Volgens hem is mogelijk sprake van een persoonsverwisseling. In ieder geval is hij niet de persoon waarover aangever heeft gesproken. In het verlengde hiervan is door de raadsman ter zitting van het hof vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat het signalement op belangrijke onderdelen niet klopt en dat ook op andere onderdelen vraagtekens zijn te plaatsen bij de juistheid van de verklaring van aangever. Zo is het volgens de verdediging onmogelijk dat aangever verdachte met ontbloot geslachtsdeel in de stroomversnelling heeft gezien, terwijl hij aan het masturberen was. Het water kwam verdachte tot zijn borst en door het bewegende water is niet te zien wat er onder de waterspiegel gebeurt, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen.
Het hof overweegt als volgt.
Aangever [naam2] heeft verklaard dat hij op 25 oktober 2018 met zijn vriendin en zoon van 12 jaar aan het zwemmen was in het zwembad ‘ [naam1] ’ in [plaats] . Op een gegeven moment kwam zijn zoon naar hem toe. Die vertelde dat er een man rond liep in het water met zijn geslachtsdeel uit zijn broek, dat hij hier aan zat en dat hij ook tegen kinderen aanliep. [naam2] :
“Ik ben toen gaan kijken en zag een man in de stroomversnelling, hier is het water 130 cm diep en kwam tot aan de man zijn borst. Ik zag dat de man zijn geslacht uit zijn broek had en dat hij aan het masturberen was, ik zag ook dat hij terwijl hij zijn geslacht uit zijn zwembroek had tegen meisjes aan liep. Ik zag duidelijk dat de man aan zijn blote geslacht zat en zich aftrok en (…) tegen kinderen aanliep dan wel schuurde met zijn blote geslacht. Deze kinderen hadden zichtbaar de leeftijd van 16 nog niet bereikt, dit weet ik omdat mijn zoon 12 jaar is. Toen de man door had dat ik hem aan het volgen was versnelde hij zijn pas in de stroomversnelling en botste hierbij tegen iedereen aan en verliet het zwembad via het golfslagbad en liep via de kruidenbaden naar het restaurant en gooide hier wat in de prullenbak (…). Vervolgens zag ik de man het zwembad verlaten (…). Toen de man het zwembad uitliep is hij door personeel van [naam1] opgevangen en apart gezet.” [1] Uit een proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 oktober 2018 blijkt dat de persoon die door het personeel apart is gezet en later ter zake van schennispleging is aangehouden, verdachte betreft. [2]
Verdachte heeft zowel ter zitting in eerste aanleg [3] als in hoger beroep erkend dat hij op 25 oktober 2018 ’s middags in het zwembad [naam1] te [plaats] was. Verdachte heeft verklaard dat hij een aantal keer door de stroomversnelling is gegaan, dat hij langs het kruidenbad is geweest, dat hij vervolgens in het restaurant is geweest, alwaar hij iets in een prullenbak heeft gegooid. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij na het zwemmen door personeel van [naam1] apart is genomen. In reactie op de opmerking dat er is gesproken over een man die een (zwem)broek heeft weggegooid in het restaurantgedeelte, heeft verdachte geantwoord:
“Dat was ik die man”. [4]
Het hof acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de man is die door de zoon van [naam2] én [naam2] zelf is gezien, terwijl hij zijn geslachtsdeel in de stroomversnelling van het zwembad uit zijn broek had gehaald en hij zich aftrok. Dat van een persoonsverwisseling sprake zou zijn geweest, is niet aannemelijk geworden. De verklaring van [naam2] is immers helder, gedetailleerd en stellig. Hij heeft gezien wat verdachte deed, heeft hem daarna in de gaten gehouden en gezien dat hij later (na zijn melding) door het personeel apart is gezet. Het is duidelijk dat dit verdachte betreft. Dat het door aangever opgegeven signalement niet op alle onderdelen lijkt te kloppen, maakt niet dat het hof twijfels heeft over de verdere inhoud van zijn verklaring, nu het niet gaat om significante verschillen. Ook anderszins ziet het hof geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van aangever te twijfelen. Nu zijn verklaring in voldoende mate wordt gesteund door ander bewijs, zoals hiervoor uiteen gezet, acht het hof het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Dat verdachte bewust met zijn blote geslachtsdeel tegen kinderen zou zijn aan geschuurd acht het hof niet bewezen, zodat hij van dat onderdeel zal worden vrijgesproken. Voor het overige wordt het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak, verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 oktober 2018 te [plaats] de eerbaarheid heeft geschonden op een niet voor het openbaar verkeer bestemde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten in zwembad [naam1] , door in de stroomversnelling van het golfslagbad zijn geslachtsdeel uit zijn zwembroek te halen en zich af te trekken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
schennis van de eerbaarheid op een andere dan de in artikel 239 onder 1 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Zoals bij de bewijsoverweging uiteen is gezet heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid, door zich in een openbaar zwembad met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en zich, in de nabijheid van kinderen, af te trekken. Het betreft een kwalijk feit waarbij niet alleen de eerbaarheid is geschonden, maar er ook kinderen ongewild getuige kunnen zijn geweest en ook tenminste één kind ongewild getuige ís geweest van het onbehoorlijke handelen van verdachte. Dit rekent het hof verdachte aan.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel van het justitieel documentatieregister d.d. 14 april 2021 is verdachte in 2011 eerder in aanraking geweest met politie en justitie ter zake van een aantal met het onderhavige feit vergelijkbare strafbare feiten.
Bij de bespreking van de persoonlijke omstandigheden, waaronder een reclasseringsadvies d.d. 31 januari 2019, is aan de orde gekomen dat verdachte in het verleden een transactie (werkstraf) heeft voldaan wegens meerdere gevallen van schennis van de eerbaarheid en dat hij in dat kader tevens een behandeling heeft ondergaan. Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat 90% van die behandeling ‘waardeloos’ was en dat hij thans niet openstaat voor dergelijke hulpverlening. Ook met de reclassering wil verdachte niets te maken hebben. Hij is derhalve niet bereid zich te houden aan voorwaarden zoals die door de politierechter zijn opgelegd en door de advocaat-generaal opnieuw in hoger beroep zijn gevorderd.
Voor het overige zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen die bij de strafoplegging moeten worden betrokken. Verdachte is getrouwd, heeft een eigen goedlopend bedrijf en geen financiële problemen.
Alles afwegende, acht het hof oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 3 jaren, een passende en noodzakelijke bestraffing. Deze straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit. Het hof ziet af van het opleggen van bijzondere voorwaarden, gelet op verdachtes negatieve houding hier-omtrent.
Om voldoende recht te doen aan de ernst van het bewezenverklaarde feit legt het hof verdachte daarnaast een taakstraf op van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. W. Geelhoed, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 1 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 oktober 2018, p. 4 e.v. van een dossier met nummer PL0100-2018282283.
2.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 oktober 2018, p. 7 e.v. van voornoemd dossier.
3.Proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 26 februari 2019.
4.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 oktober 2018, p. 16 e.v. van voornoemd dossier.