ECLI:NL:GHARL:2021:5261

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
21-005935-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een auto met een sleutel

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1943, werd beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een auto op 19 mei 2018. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, en had een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij van € 545,44. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een geldboete van € 400,- geëist, subsidiair 8 dagen vervangende hechtenis, en een schadevergoeding van € 597,83 aan de benadeelde partij.

Tijdens de zitting heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de getuigenverklaring van de aangeefster niet betrouwbaar is, omdat zij de verdachte niet goed heeft kunnen zien. De aangeefster verklaarde echter gedetailleerd dat zij de verdachte met een sleutel over de auto van haar broer zag krassen. Het hof heeft de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, mede omdat deze steun vond in andere bewijsmiddelen. De verdachte heeft erkend dat hij langs de auto is gelopen met een sleutelbos in zijn hand, wat de verklaring van de aangeefster ondersteunt.

Het hof heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de opzettelijke beschadiging van de auto en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 400,- en de schadevergoeding aan de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 597,83, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van de benadeelde partij voor het schaderapport is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. Het hof heeft de strafoplegging gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005935-18
Uitspraak d.d.: 1 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 31 oktober 2018 met parketnummer 18-097717-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1943,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een geldboete van € 400,-, subsidiair 8 dagen vervangende hechtenis. De vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 597,83, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.D. Nijenhuis, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte ter zake van het opzettelijk beschadigen van een auto veroordeeld tot een geldboete van € 500,- subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis. De vordering van de benadeelde partij is door de politierechter toegewezen tot een bedrag van
€ 545,44, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige is de vordering van de benadeelde partij afgewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , opzettelijk en wederrechtelijk (de achterkant van) een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft vernield en/of beschadigd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging omtrent het bewijs

De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat aangeefster enerzijds heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte met een sleutel over de auto van haar broer kraste, maar dat uit de verdere inhoud van haar verklaring blijkt dat zij hem alleen langs de auto heeft zien lopen en een beweging heeft zien maken. Verdachte ontkent dat hij de kras heeft veroorzaakt en stelt dat de kras al op de auto moet hebben gezeten. Volgens de raadsman kan aangeefster ook helemaal niet hebben gezien dat verdachte een kras op de auto maakte, omdat verdachte haar het zicht ontnam op de achterkant van de auto. De raadsman heeft ter ondersteuning van zijn stelling dat aangeefster het niet goed kan hebben gezien, een foto overgelegd van de situatie ter plaatse, waaruit blijkt dat tussen aangeefster en de plek waar verdachte langs de auto van [benadeelde partij] liep, een afstand zat van 3 tot 4 meter.
Dat aangeefster de sleutelbos van verdachte kon omschrijven maakt het voorgaande volgens de raadsman niet anders, nu zij de sleutelbos op een later moment tijdens de confrontatie met verdachte kan hebben gezien. Ten slotte acht de raadsman van belang dat het om de auto van de broer van aangeefster gaat en zij derhalve geen onafhankelijke getuige is. Al met al kan niet van de juistheid van haar verklaring worden uitgegaan. Nu de sleutel van verdachte niet is onderzocht op laksporen en nergens anders uit blijkt dat verdachte de kras heeft veroorzaakt, dient hij van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen.
Het hof overweegt als volgt.
Aangeefster [naam] heeft bij de politie verklaard dat zij op 19 mei 2018 met haar auto voor de woning van haar ouders te [plaats] stopte, dat er toen een man over het trottoir achter de auto van haar broer langs liep en dat zij zag dat die man met een sleutel over de achterzijde van de auto van haar broer kraste. Aan deze sleutel hing een zwart lederen hoesje en zij zag duidelijk een kras over de achterklep van de auto lopen. Deze kras zat op de hoogte waarop zij de man met zijn sleutel langs de auto zag gaan. [1] Aangeefster is ter terechtzitting van de politierechter als getuige gehoord en is bij haar eerder afgelegde verklaring gebleven. Zij heeft verklaard te hebben gezien dat de man - naar later bleek verdachte - op heuphoogte een kras maakte, dat zij daarna uitstapte en de man ter plaatse direct heeft aangesproken. Verder zegt zij: “Ik heb mijn broer nog gevraagd of die kras er al op zat, maar dat was niet het geval”. [2]
Het hof stelt voorop dat voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van aangeefster van belang is dat zij concreet en gedetailleerd heeft verklaard over wat zij heeft gezien, zij daarin stellig is, en dat zij haar verklaring als getuige onder ede heeft bevestigd. Nu haar verklaring steun vindt in andere (na te noemen) bewijsmiddelen, acht het hof haar verklaring betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Dat aangeefster de zus van de eigenaar van de auto is, en zij in die zin mogelijk geen onafhankelijke getuige is, maakt het voorgaande niet anders. Ook de door de raadsman overgelegde foto heeft bij het hof niet tot twijfel over de juistheid van haar verklaring geleid.
Verdachte heeft zowel ter zitting in eerste aanleg [3] als in hoger beroep erkend dat hij op 19 mei 2018 langs ‘die’ geparkeerde auto is gelopen met een sleutelbos in zijn hand. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij met een sleutel liep waaraan een zwart lederen hoesje zat. [4] Na zijn aanhouding is tijdens de insluitingsfouillering in de broekzak van verdachte een zwarte sleutelhoes aangetroffen, inhoudende twee sleutels. [5] Dit strookt met de beschrijving die aangeefster van de sleutelbos heeft gegeven. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd behelst het dossier geen aanknopingspunt voor de veronderstelling dat de beschrijving van de sleutelbos c.q. het hoesje door aangeefster terug te voeren is op een waarneming van dat object door aangeefster die plaatshad na haar eerste confrontatie met de verdachte.
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto van [benadeelde partij] op 19 mei 2018 opzettelijk heeft beschadigd door er met zijn sleutel een kras op te maken. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 mei 2018 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk de achterkant van een auto, die aan een ander, te weten aan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 19 mei 2018 te [plaats] , kennelijk zonder enige aanleiding, opzettelijk en wederrechtelijk een auto beschadigd door er met een sleutel op te krassen. Dit is een ergerlijk feit, waarmee verdachte schade heeft veroorzaakt en inbreuk heeft gemaakt op de eigendomsrechten van de gedupeerde.
Het hof acht in beginsel de door de politierechter opgelegde geldboete van € 500,- een passende bestraffing. Met een geheel voorwaardelijke straf zoals de raadsman heeft verzocht, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan, mede nu verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 14 april 2021 eerder (onherroepelijk) ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Bij de bespreking van de persoonlijke omstandigheden zijn geen bijzondere feiten of omstandigheden naar voren gekomen die in positieve dan wel negatieve zin van invloed zijn op de op te leggen straf.
Wel stelt het hof vast dat er wat betreft de procedure in hoger beroep sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer 6 maanden. Hoewel de rechtspraak van de Hoge Raad inhoudt dat bij een geldboete van minder dan € 1.000,- geen strafvermindering hoeft te worden toegepast, acht het hof het in de onderhavige zaak aangewezen om het tijdsverloop in de strafoplegging te verdisconteren. Overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal legt het hof daarom een geldboete van € 400,- op, subsidiair 8 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 687,83 aan materiële schade (€597,83 lakschade en
€ 90,- voor het schaderapport), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 545,44. De benadeelde partij heeft de oorspronkelijke vordering in hoger beroep gehandhaafd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 597,83. De vordering is in zoverre voldoende onderbouwd. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de gevorderde € 90,- voor het laten opmaken van het schaderapport acht het hof de vordering onvoldoende onderbouwd. Het hof is van oordeel dat aanhouding van de zaak teneinde de vordering alsnog nader te laten onderbouwen, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij [benadeelde partij] thans in zijn vordering niet worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 36f, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 597,83 (vijfhonderdzevenennegentig euro en drieëntachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 597,83 (vijfhonderdzevenennegentig euro en drieëntachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 11 (elf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 19 mei 2018.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. W. Geelhoed, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 1 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 mei 2018, p. 10 e.v. van het dossier met nummer PL02KB 2018124107.
2.Proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland op 31 oktober 2018, inhoudende de verklaring van [naam] als getuige.
3.Proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland op 31 oktober 2018, inhoudende de verklaring van verdachte.
4.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 mei 2018, p. 17 e.v. van voornoemd dossier;
5.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2018, p. 12 e.v. van voornoemd dossier.