ECLI:NL:GHARL:2021:5187

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
200.288.933
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van de vader over minderjarige kinderen na langdurige problemen binnen het gezin

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de vader over zijn twee minderjarige kinderen. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, was van mening dat de beëindiging van zijn gezag onterecht was. De kinderrechter had op 15 oktober 2020 besloten het gezag van de ouders te beëindigen en Jeugdbescherming Gelderland tot voogdes te benoemen. De vader, bijgestaan door zijn advocaat, voerde aan dat hij het gezag over zijn kinderen wilde behouden en dat hij bereid was om samen te werken met de hulpverlening.

Het hof heeft echter vastgesteld dat er sinds 2012 sprake is van ernstige problemen binnen het gezin, waaronder huiselijk geweld, verslavingsproblematiek en financiële problemen. De vader heeft een complexe psychiatrische achtergrond, waaronder ADHD en een borderline stoornis, wat zijn vermogen om voor de kinderen te zorgen in gevaar brengt. De kinderen hebben sinds juni 2018 bij pleegouders gewoond, en het hof oordeelde dat het in het belang van de kinderen is om duidelijkheid te hebben over hun opvoedperspectief.

Het hof heeft de beslissing van de kinderrechter bekrachtigd en het gezag van de vader beëindigd, waarbij het belang van de kinderen voorop stond. De vader heeft aangegeven dat hij het belangrijk vindt om betrokken te blijven bij de beslissingen rondom zijn kinderen, maar het hof oordeelde dat dit niet in het belang van de kinderen is. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een stabiele en veilige omgeving voor de kinderen, die nu al geruime tijd bij de pleegouders wonen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.288.933
(zaaknummer rechtbank Gelderland 373140)
beschikking van 27 mei 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. van Oers te Nijmegen,
en
raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep: verder te noemen: de raad,
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Nijmegen,
verder te noemen: Jeugdbescherming,
en
[belanghebbende1],
wonende op een geheim adres,
advocaat: mr. R.F.P. Scheele te Rotterdam,
[de pleegouders],
beiden wonende te [A] ,
verder te noemen: de pleegouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 15 oktober 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook de bestreden beschikking te noemen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
In het dossier van het hof zitten de volgende stukken:
- het beroepschrift van de vader met producties, ingekomen op 14 januari 2021.
2.2
De zitting was op 22 april 2021. Deze zaak is tegelijk met het hoger beroep van de moeder (zaaknummer 200.289.085) tegen de bestreden beschikking behandeld. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [B] namens de raad;
- [C] namens Jeugdbescherming;
- de pleegouders.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010 te [D] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 te [A] .
De ouders hebben samen het gezag over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van 19 november 2012 heeft de kinderrechter in de rechtbank Arnhem de kinderen voor het eerst onder toezicht gesteld. De kinderen hebben met een onderbreking van 19 november 2014 tot 19 november 2017 steeds onder toezicht gestaan. Die termijn is voor het laatst verlengd bij beschikking van 10 november 2020, tot 19 mei 2021.
3.3
In november 2018 heeft de kinderrechter machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de kinderen in een voorziening voor (netwerk) pleegzorg. Die machtiging is voor het laatst verlengd tot 19 mei 2021.
3.4
De kinderen hebben van februari 2014 tot en met mei 2015 in een pleeggezin gewoond. Van mei 2015 tot september 2017 hebben de kinderen bij de moeder gewoond. Van september 2017 tot juni 2018 hebben de kinderen bij de vader gewoond. Sinds juni 2018 wonen de kinderen bij de pleegouders (grootouders (vz).

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter, op verzoek van de raad, het gezag van de ouders over de kinderen beëindigd en Jeugdbescherming benoemd tot voogdes over de kinderen. Het verzoek van de raad tot het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de bestreden beschikking is afgewezen.
4.2
De vader is het niet eens met de bestreden beschikking. Daarom heeft hij hoger beroep ingesteld. De advocaat van de vader heeft in het hoger beroepschrift opgeschreven wat de bezwaren (grieven) van de vader tegen de bestreden beschikking zijn. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag van de vader over de kinderen af te wijzen.
4.3
De raad is het eens met de beslissing van de kinderrechter en voert daarom verweer. De raad verzoekt het hof de bestreden beschikking in stand te laten (bekrachtigen).
5. De motivering van de beslissing
wat in de wet staat
5.1
Op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter het gezag van een ouder onder andere beëindigen indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn.
wat het hof beslist
5.2
Het hof beslist dat het gezag van de vader moet worden beëindigd. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
5.3
Het gezin van de vader en de moeder is vanaf 2012 bekend met problemen op vrijwel alle leefgebieden. Er was sprake van huiselijk geweld, problemen met huisvesting, werk, financiën, persoonlijke- en verslavingsproblematiek. In het rapport van de raad van 7 juli 2020 staat dat de vader ADHD heeft, een borderline stoornis, een anti-sociale gedragsstoornis, een gemiddeld laag IQ en problemen met agressie-regulatie. Jeugdbescherming ziet de vader als een ontkennende verslaafde.
5.4
De vader is het eens met de raad en Jeugdbescherming dat de kinderen nu en in de toekomst niet bij hem kunnen opgroeien. De vader vindt het goed dat de kinderen bij de pleegouders wonen en hij werkt mee bij het nemen van beslissingen over de kinderen. De vader heeft op de mondelinge behandeling verteld dat hij zich een vader wil blijven voelen. Hij vindt het belangrijk dat hij mee kan praten over belangrijke beslissingen in het leven van de kinderen. Het hof begrijpt deze wens van de vader, maar vindt dat niet in het belang van de kinderen.
5.5
De ouders hebben nog steeds veel ruzie met elkaar. Daar hebben de kinderen last van. Met de inzet van hulpverlening is het dit jaar gelukt om de verjaardag van [de minderjarige2] op een ontspannen manier te vieren. Zonder die inzet lukt dat de vader en de moeder op dit soort momenten vaak niet. Ook de verhouding tussen de vader en de pleegouders is ingewikkeld. Zo kon de vader de kinderen tot voor kort bij de pleegouders zien, maar kwam hij die afspraken vaak niet na. Volgens de pleegouders komt de vader wanneer het hem uitkomt, vaak wanneer hij iets nodig heeft van de pleegouders (zijn ouders). Dat is niet goed voor de kinderen. Sinds kort loopt de bezoekregeling via Jeugdbescherming en dat gaat beter. Deze voorbeelden laten zien dat de kinderen een neutrale persoon nodig hebben die hun belangen voorop stelt en de verhoudingen tussen de vader, de moeder en de pleegouders in goede banen leidt.
5.6
Ook speelt een rol dat de kinderen nu bijna drie jaar bij de pleegouders wonen. De periode van onzekerheid over de plek waar de kinderen mogen opgroeien is verstreken (de aanvaardbare termijn). Voor de kinderen is het belangrijk dat zij weten waar zij in de toekomst mogen opgroeien. De kinderen hebben volgens Jeugdbescherming last van de spanningen rondom de jaarlijkse verlengingen van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing. Beide kinderen tonen in het gezin van de pleegouders dat zij behoefte hebben aan duidelijkheid over hun opvoedperspectief. Het hof vindt dan ook dat het belang van de kinderen bij duidelijkheid over de plek waar ze opgroeien en wie belangrijke beslissingen over hen neemt zwaarder weegt dan het belang van de vader om het gezag te houden. Beëindiging van het gezag van de vader is niet in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens (EVRM) zoals de vader benoemt.
5.7
De beëindiging van het gezag van de vader door de rechtbank zal het hof dus niet ongedaan maken.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 15 oktober 2020:
verklaart de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 15 oktober 2020 ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B. Knottnerus, voorzitter, K.A.M. van Os-ten Have en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 27 mei 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.