ECLI:NL:GHARL:2021:5182

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
200.286.091
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in het belang van de minderjarige met ernstige bezwaren tegen vaste tijden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige, die door de ouders gezamenlijk wordt verzorgd. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 28 augustus 2020, waarin een zorgregeling was vastgesteld. De ouders zijn gescheiden en hebben een minderjarige zoon, die in 2004 is geboren. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de zorgregeling te wijzigen, omdat de minderjarige ernstige bezwaren heeft geuit tegen een vaste zorgregeling. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de minderjarige op 12 april 2021 door raadsheer mr. De Boer is gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 april 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De moeder heeft aangegeven dat de wens van de minderjarige moet worden gevolgd en dat er geen vaste zorgregeling moet zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige al geruime tijd geen contact meer heeft gehad met de vader en dat hij zelf wil bepalen wanneer hij contact heeft. Gezien de leeftijd van de minderjarige, die binnenkort 18 jaar wordt, heeft het hof geoordeeld dat zijn wensen moeten worden gerespecteerd. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en besloten dat er geen vaste zorgregeling wordt vastgesteld, maar dat het aan de minderjarige zelf wordt overgelaten om te bepalen wanneer hij contact heeft met zijn vader. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.286.091
(zaaknummer rechtbank Gelderland 367540)
beschikking van 27 mei 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.J.M. van Arkel-van Gasselt te Heilig Landstichting,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 28 augustus 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 23 november 2020.
2.2
Op 12 april 2020 is [de minderjarige] buiten aanwezigheid van partijen en de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) door raadsheer mr. De Boer gehoord.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 15 april 2021 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen. De moeder werd bijgestaan door haar advocaat. Namens de raad heeft [C] aan de zitting deelgenomen via een Skypeverbinding.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de partijen is [in] 2014 ontbonden.
3.2
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2004 in [D] . Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.3
In de echtscheidingsbeschikking van 13 november 2013 is een regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) tussen de ouders vastgesteld waarbij [de minderjarige] eenmaal per veertien dagen van zaterdagochtend (voor voetbal) tot maandagochtend voor school bij de vader verblijft en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te verdelen. Verder is daarin bepaald dat de ouders, zodra de vader weer gaat werken, in onderling overleg zullen bepalen of [de minderjarige] tot zondagavond of maandagochtend voor school bij de vader zal verblijven.
3.4
In verband met de verhuizing van de moeder naar [A] in juli 2016 zijn de ouders kort samengevat overeengekomen dat [de minderjarige] eenmaal per veertien dagen van vrijdagavond of zaterdagochtend (afhankelijk van de voetbalactiviteiten van [de minderjarige] ) tot zondagavond naar de vader gaat.
3.5
[de minderjarige] is sinds de zomervakantie 2019 niet meer bij de vader geweest.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [de minderjarige] .
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank de bij de beschikking van 13 november 2013 vastgestelde en daarna in 2016 tussen de ouders overeengekomen regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd, in die zin dat [de minderjarige] bij de vader zal verblijven:
  • elk zesde weekend vanaf 19 september 2020 en in zo’n weekend vanaf zaterdag na voetbal tot zondagavond;
  • twee weken in elke zomervakantie,
waarbij [de minderjarige] zelfstandig van en naar de vader reist en verder onder de voorwaarden en de verdeling van de reiskosten van [de minderjarige] zoals vermeld onder overweging 4.4 en 4.5 van die beschikking. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen onder afwijzing van het oorspronkelijke verzoek van de vader tot vaststelling van een zorgregeling, kosten rechtens.
4.3
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan onder meer omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 1:377a, derde lid, BW een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.
5.2
De moeder verzoekt in hoger beroep dat het verzoek van de vader tot vaststelling van een zorgregeling alsnog wordt afgewezen. Uit de grieven van de moeder en haar toelichting tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat zij van mening is dat de wens van [de minderjarige] moet worden gevolgd en er geen vastgestelde zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] dient te gelden. Het alsnog afwijzen van het verzoek van de vader tot vaststelling van een gewijzigde zorgregeling leidt daar niet toe, maar heeft tot gevolg dat de eerdere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal (blijven) gelden. Het hof begrijpt daarom dat de moeder heeft bedoeld te verzoeken om de zorgregeling te wijzigen in die zin dat [de minderjarige] en de vader niet op vaste tijden contact met elkaar hebben. Uit hetgeen de vader tijdens de mondelinge behandeling als verweer naar voren heeft gebracht, leidt het hof af dat ook de vader het verzoek van de moeder zo heeft begrepen.
5.3
Het hof zal het verzoek van de moeder toewijzen. [de minderjarige] en de vader hebben al langere tijd geen regelmatig (fysiek) contact met elkaar. Dat is niet veranderd door de vaststelling van de zorgregeling in de bestreden beschikking die een minder frequent contact tussen de vader en [de minderjarige] inhoudt dan de zorgregeling die voorheen gold. [de minderjarige] heeft zowel bij de rechtbank als bij het hof stellig en consistent te kennen gegeven dat hij zelf wil bepalen of en wanneer hij naar de vader gaat en heeft ernstige bezwaren geuit tegen een vastgestelde zorgregeling. Daarvoor heeft hij praktische redenen genoemd en redenen die samenhangen met de leefsituatie van de vader. Gelet op de leeftijd van [de minderjarige] – hij wordt over acht maanden 18 jaar oud – is het hof met de raad van oordeel dat zijn wensen moeten worden gevolgd. Het hof acht het niet in het belang van [de minderjarige] om aan een zorgregeling te worden gehouden waarmee hij niet kan instemmen en waartegen hij zelfs ernstige bezwaren heeft. Dat het hof geen ruimte ziet voor een vaste zorgregeling neemt niet weg dat het hof het, net als de rechtbank en de raad, belangrijk vindt dat er wel contact is tussen [de minderjarige] en de vader. [de minderjarige] heeft zelf ook te kennen gegeven dat hij niet wil dat het contact met zijn vader volledig wegvalt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad als mogelijkheid geopperd dat de vader en [de minderjarige] kunnen afspreken dat de vader eens in de vijf of zes weken naar [A] komt om wat leuks met [de minderjarige] te doen, zodat zij op een meer ontspannen manier contact met elkaar kunnen hebben en mogelijk ook voldoende wordt tegemoetgekomen aan de bezwaren van [de minderjarige] . Het hof geeft dat voorstel ter overweging.

6.De slotsom

Op grond van wat hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 28 augustus 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders in die zin dat geen vaste regeling wordt vastgesteld, maar het aan [de minderjarige] wordt overgelaten om invulling te geven aan de momenten waarop de vader en [de minderjarige] contact met elkaar hebben;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, R. Feunekes en E. de Boer, bijgestaan door mr. H. Bouhuys als griffier, en is op 27 mei 2021 uitgesproken in het openbaar door mr. M.H.F. van Vugt in tegenwoordigheid van de griffier.