Het hof zal allereerst ingaan op de ondertekening van de verzoekschriften van de raad van 28 september 2020 en 2 oktober 2020.
Artikel 278 lid 2 Rv bepaalt dat een verzoekschrift wordt ondertekend. Het hof stelt vast dat het verzoekschrift van 28 september 2020 is ondertekend “i.o. dhr. [F] , [functie] ” en het verzoekschrift van 2 oktober 2020 door “dhr. [F] , [functie] ”. De kinderrechter heeft geen aanleiding gezien eventuele verzuimen door de raad te laten herstellen.
In hoger beroep heeft de raad in zijn verweerschrift en ter zitting verwezen naar de verzoekschriften. Bij brief van 30 maart 2021 heeft de raad het verzoekschrift van 28 september 2020 nogmaals ingediend, ditmaal ondertekend door “dhr. [F] , [functie] ” (en niet i.o. dhr. [F] ). Dit herstel mag volgens vaste jurisprudentie ook nog na de mondelinge behandeling plaatsvinden mits het beginsel van hoor en wederhoor niet wordt geschonden. Van dat laatste is in deze procedure naar het oordeel van het hof alleen al gezien de omvang van de processtukken van de vader en de uitgebreide mondelinge behandeling geen sprake.
Het hof ziet geen aanwijzingen die aanleiding zouden kunnen geven te veronderstellen dat de handtekening niet van [F] zelf is. Nu deze aanwijzingen er niet zijn, gaat het naar het oordeel van het hof te ver om daarvoor nader bewijs te verlangen. Een procedure moet een werkbaar proces blijven. Niet verwacht mag worden, en de wetgever verlangt dit evenmin, dat degene die een verzoekschrift ondertekent een afschrift van zijn identiteitsbewijs of andere stukken ter legalisatie van zijn handtekening bij het verzoekschrift voegt.
Met betrekking tot de stelling van de vader dat de handtekening op het verweerschrift “geplakt lijkt te zijn middels een papiertje”, overweegt het hof als volgt. De raad lijkt gebruik te hebben gemaakt van een gescande handtekening. Het hof heeft reeds eerder, bij beschikking van 1 mei 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:4233), geoordeeld over de geldigheid van een gescande handtekening. De overwegingen in die zaak gelden ook voor de processtukken van de raad: in het huidige digitale tijdperk en gelet op de gebruikelijke werkwijze op dit punt bij een professionele organisatie als de raad, is een gescande handtekening van een tot vertegenwoordiging bevoegd persoon onder het verzoekschrift van de raad voor authenticatie voldoende betrouwbaar en levert in de gegeven omstandigheden een naar behoren ondertekend verzoekschrift in de zin van artikel 278 lid 2 Rv op. Dat bij de nieuwe ondertekening op het verzoekschrift van 28 september 2020 geen datum staat vermeld, leidt niet tot de conclusie dat het verzoekschrift buiten beschouwing zou moeten worden gelaten.
Het hof gaat verder voorbij aan het betoog van de vader dat niet blijkt of [F] de verzoekschriften heeft gelezen. Dat doet immers geen afbreuk aan de ondertekening ervan.
Ten slotte - en dit weegt voor het hof zwaar mee - verbindt de wet aan een (eventuele) onjuiste ondertekening niet het dwingende gevolg dat de inhoud van het verzoekschrift terzijde moet worden geschoven. Het hof gaat dan ook voorbij aan de overige stellingen van de vader dat de (juistheid van de) handtekening onder het verzoekschrift niet te verifiëren valt.
Gelet op deze omstandigheden ziet het hof geen aanleiding om vanwege de ondertekening de inhoud van de verzoekschriften buiten beschouwing te laten.