ECLI:NL:GHARL:2021:5034

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
21-003918-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na onvoldoende bewijs van diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken wegens diefstal van een beurs met een geldbedrag van ongeveer 8400 euro, dat toebehoorde aan de benadeelde partij. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 12 mei 2021 heeft het hof het dossier en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman, mr. E.J. Kuiters, bestudeerd. De advocaat-generaal heeft gevorderd tot veroordeling van de verdachte, maar het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft vastgesteld dat de ontkennende verklaring van de verdachte niet voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal. Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal vast te stellen. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. A.G. Veenstra, en werd ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003918-19
Uitspraak d.d.: 26 mei 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 12 juli 2019 met parketnummer 18-081357-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van hetgeen hem is tenlastegelegd tot een gevangenisstraf van 4 weken, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] vordert de advocaat-generaal hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 8.400,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. E.J. Kuiters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte ter zake van hetgeen hem is tenlastegelegd bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken met aftrek van voorarrest. De politierechter heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 8.400,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2018 en met veroordeling van verdachte in de proceskosten tot op heden begroot op nihil, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, bij niet betaling 77 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 december 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een beurs (met hierin ongeveer 8400 euro, althans een geldbedrag), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte is voor een bewezenverklaring van de door aangever omschreven diefstal vereist dat zijn verklaring in voldoende mate steun vindt in overige bewijsmiddelen. Naar het oordeel van het hof bevat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen om te kunnen komen tot het wettig en overtuigend bewijs dat sprake is van betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde diefstal. Verdachte zal daarom van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. P.T. Heblij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 26 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.