ECLI:NL:GHARL:2021:5033

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
21-000963-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van hennep en betrokkenheid bij hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1956, is veroordeeld voor het opzettelijk vervoeren van ongeveer 15,19 kilogram hennep op 11 mei 2017 en het aanwezig hebben van ongeveer 857 gram hennep op 13 mei 2017. Daarnaast is de verdachte betrokken geweest bij voorbereidingshandelingen voor hennepteelt in de periode van 9 november 2015 tot en met 18 januari 2016. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet en heeft hem een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Tevens is de Iveco vrachtwagen, die in verband met de feiten is gebruikt, verbeurd verklaard. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere vrijspraak, maar het hof heeft hem in dat opzicht niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de zitting van 12 mei 2021, waarbij de advocaat-generaal de bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000963-19
Uitspraak d.d.: 26 mei 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 19 februari 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-720240-17 en 18-720229-16, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 19 februari 2019 met toespitsing van de bewezenverklaring tot “tezamen en in vereniging met een ander’, ten aanzien van parketnummer 18-720229-16 onder 2 en met veroordeling van verdachte ter zake van hetgeen hem in de zaak met parketnummer 18-720240-17 onder 1 en 2 en 18-720229-16 onder 2 is tenlastegelegd tot gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H.C.L. Crozier, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het hem in de zaak met parketnummer 18-720229-16 onder 1 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat voor verdachte niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland heeft bij vonnis van 19 februari 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het hem in de zaak met parketnummer 18-720240-17 onder 1 en 2 en 18-720229-16 onder 2 tenlastegelegde, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van het beslag heeft de meervoudige kamer de vrachtauto Iveco (kenteken [kenteken1] ) verbeurd verklaard en teruggave gelast van het (munt)geld en de harddiskrecorder aan verdachte.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het gedeeltelijk tot een andere bewezenverklaring komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-720240-17:
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2017 te [plaats1] opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 15,19 kilogram (bruto gewicht), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 13 mei 2017 te [plaats2] , gemeente [gemeente1] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 857 gram (bruto gewicht), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Zaak met parketnummer 18-720229-16 (gevoegd):
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 november 2015 tot en met 18 januari 2016 te [plaats3] (gemeente [gemeente2] ) en/of te [plaats4] (gemeente [gemeente3] ), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een Iveco vrachtwagen en/of
- een ruimte, te weten een (deel van een) pand aan de [adres1] 3B en/of
- een ruimte, te weten een (deel van een) pand aan de [adres1] 3C
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van 3a van die wet, voorhanden heeft gehad (door het ter beschikking stellen van voornoemde pand(en) en/of het ter beschikking stellen en/of aanschaffen van voornoemde vrachtwagen), waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist of ernstige reden had te vermoeden dat deze bestemd was/waren tot, althans gebruikt werd/werden voor het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Ten aanzien van 18-720240-17 onder 1

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. De rechtbank heeft aan de hand van de verklaring van verbalisant [verbalisant1] het onrechtmatigheidsverweer op goede gronden verworpen. Verdachte heeft immers zelf de deuren geopend van de Fiat waarna de verdenking sterker werd op basis van wat de verbalisant daar zag liggen in de laadbak. De foto’s van de laadruimte van de Fiat laten zien dat op het eerste gezicht de verdachte strijkzak al zichtbaar was voor de verbalisant.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe primair aangevoerd dat er onvoldoende verdenking van de aanwezigheid van hennep was op het moment van staandehouding. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het openen van de laadruimte van de Fiat onrechtmatig was, nu verdachte daartoe geen toestemming had gegeven. Dit onherstelbare vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering moet leiden tot bewijsuitsluiting. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet wist dat in de dozen in de laadruimte van de Fiat hennep zat.
Oordeel van het hof
Verdachte wordt – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij op 11 mei 2017 te [plaats1] opzettelijk heeft afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 15,19 kilogram (brutogewicht) hennep. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Feiten [1]
Verbalisant [verbalisant1] , belast met een grote AutomaticNumberPlateRecognition controle (hierna ANPR) die plaatsvond op 11 mei 2017 te [plaats1] , heeft -zakelijk weergegeven- als volgt verklaard:
Omstreeks 17:35 uur zag ik een FIAT Ducato met kenteken [kenteken2] onder begeleiding van een opvallend politie motorvoertuig richting onze controle straat rijden. Ten aanzien van de Wegenverkeerswet wilden wij de technische staat van het voertuig controleren. Ik vroeg de bestuurder naar zijn rijbewijs en zijn kentekenbewijs. Ik zag dat de bestuurder met trillende handen zocht naar zijn rijbewijs welke hij in zijn zwarte kaarthouder had zitten. De bestuurder kwam mede hierdoor zenuwachtig op mij over. Ik zag op het rijbewijs van de bestuurder dat het ging om de heer [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats] . Ik voerde het Burgerservicenummer van [verdachte] in op mijn diensttelefoon. Ik zag in een overzicht dat [verdachte] meerdere incidenten betreffende de Opiumwet op zijn naam had staan.
Nadat ik, samen met collega [verbalisant2] , het voertuig op verschillende technische eisen had gecontroleerd, vroeg ik aan [verdachte] of ik in zijn laadruimte mocht kijken. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat ik achterin de laadruimte mocht kijken. Ik liep samen met [verdachte] naar de achterzijde van zijn voertuig. Ik vroeg [verdachte] om de deur open te maken. Vrijwel meteen zag ik dat [verdachte] op mijn verzoek de rechterzijde van de deur opende. Ik vroeg [verdachte] of hij ook de linkerzijde wilde openen. Ik zag dat hij dit deed.
Nadat [verdachte] beide deuren van de laadruimte van zijn auto had geopend zag ik een stapel houten balken liggen. Ik zag boven op deze balken een bruine kartonnen doos staan. Ik schat dat de doos ongeveer 50 centimeter bij 40 centimeter was. Ik zag dat deze doos dichtgevouwen was. Ik zag ook dat er zeven witte verhuisdozen boven op de houten planken stonden. Ik stond buiten het voertuig toen ik zag dat de voorste witte verhuisdoos open stond. Ik zag dat er een zwarte plastic zak uit de witte doos stak. Ik weet dat dit type zak gebruikt wordt voor het luchtdicht verpakken van hennep. Ik zag dat de rest van de dozen dicht zaten.
Toen ik aan [verdachte] vroeg wat er in de dozen zat hoorde ik hem zeggen: “Dat weet ik niet, ik moet deze dozen wegbrengen”. Ik vond dat [verdachte] laconiek reageerde op mijn vraag. Ik zag dat omdat hij zijn schouders ophaalde terwijl hij antwoord gaf op mijn vraag. Hierna vroeg ik [verdachte] of ik in de dozen mocht kijken. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij dit liever niet had omdat de dozen niet van hem waren.
Omdat ik de zwarte plastic zak zag, welke uit de witte doos stak, en ik wist waarvoor dit gebruikt wordt heb ik één deel van de bruine kartonnen doos op[en]gemaakt. Toen ik mijn hoofd voor een deel in deze doos stak rook ik een lucht welke ik herkende als hennep.
Hierna heb ik collega [verbalisant2] gevraagd om ook te ruiken. Ik hoorde collega [verbalisant2] zeggen dat hij de lucht herkende als hennep. Ik zag dat collega [verbalisant3] met een mes een snee maakte in de zwarte plastic zak. Ik zag dat er in de zak hennep zat. Ik rook ook een sterkte hennepgeur uit de zak. [2]
Op 11 mei 2017 werd [verdachte] te [plaats1] aangehouden. Onder verdachte werden de volgende goederen aangetroffen en inbeslaggenomen: zeven zwarte strijkzakken in zeven verhuisdozen gevuld met henneptoppen, gewogen 15,19 kg. [3]
Verdachte heeft ter zitting van de rechtbank verklaard dat hij op 11 mei 2017 te [plaats1] in zijn auto, een Fiat Ducato met het kenteken [kenteken2] , onder meer zeven witte verhuisdozen vervoerde. [4]
Conclusie
Het hof is van oordeel dat de namens verdachte gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Met betrekking tot het hiervoor weergegeven standpunt van de verdediging ten aanzien van de verdenking van de aanwezigheid van hennep op het moment van staande houding en het openen van de laadruimte van de Fiat, sluit het hof aan bij de motivering van de rechtbank op pagina 3 en verder van het vonnis:
“In het relaas van verbalisant [verbalisant1] staat beschreven dat verdachte toestemming heeft gegeven om in de laadruimte te kijken. Verdachte heeft op verzoek van verbalisant [verbalisant1] zelf de deuren van de laadruimte geopend.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan dit relaas en gaat hier dan ook van uit.
De rechtbank volgt derhalve verdachte niet in zijn stelling dat hij uitdrukkelijk ‘nee’ heeft geantwoord op de vraag of de politie in zijn auto mocht kijken.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de politie bevoegd, immers met toestemming van verdachte, de laadruimte heeft bekeken.
Vervolgens zijn de verhuisdozen in de laadruimte geopend. Verdachte heeft uitdrukkelijk geen toestemming gegeven om de inhoud van de verhuisdozen te bekijken. Dit is zo beschreven door de verbalisant en door verdachte verklaard.
Op grond van de volgende feiten en omstandigheden bestond er naar het oordeel van de rechtbank een redelijke verdenking van de aanwezigheid van hennep en aldus de bevoegdheid op grond van artikel 9 van de Opiumwet om de dozen te openen ter inbeslagneming:
  • Het beschreven zenuwachtige gedrag van verdachte (trillende handen) bij de start van de controle,
  • Verdachtes antecedenten op het gebied van de Opiumwet en
  • De strijkzak die uit één van de verhuisdozen stak en waarvan het de politie ambtshalve bekend is dat deze vaak worden gebruikt voor het luchtdicht verpakken van hennep.
De rechtbank verwerpt aldus het verweer van de raadsman dat de hennep onrechtmatig is aangetroffen.
Op grond van de ambtshalve herkenning van de verbalisanten staat vast dat er in de auto van verdachte zeven verhuisdozen zijn aangetroffen met daarin 15,19 kilogram hennep (bruto gewicht). Onder hennep wordt verstaan elk gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substantie is toegevoegd – ongeacht de hoogte van het THC-gehalte (HR 2 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4154). Het begrip hennep heeft bovendien betrekking op de gehele hennepplant, ongeacht de vraag of de plant werkzame bestanddelen bevat (HR 31 mei 1994, NJ 1994/674). Volgens vaste rechtspraak is nader onderzoek naar hennep daarom niet noodzakelijk.
Gelet op de wijze waarop de dozen zijn aangetroffen in de auto, waarbij één strijkzak zichtbaar was en de geur van hennep te ruiken was, in combinatie met het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor een overtreding van de Opiumwet en dan specifiek voor hennep, hij geen controleerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst en de bestemming van de verhuisdozen met daarin hennep (…), acht de rechtbank bewezen dat verdachte tenminste voorwaardelijk opzet had op het vervoeren van hennep.
Verdachte heeft pas ter terechtzitting aangegeven dat hij de dozen als koerier in de uitoefening van zijn koeriersbedrijf heeft vervoerd. Dit acht de rechtbank niet geloofwaardig, gelet op het feit dat hij hierover nooit heeft gesproken bij eerdere politieverhoren, terwijl hij ten aanzien van beide dagvaardingen uitvoerig is ondervraagd over zijn persoonlijke omstandigheden en zijn werkzame leven. Het ter terechtzitting overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel maakt dit niet anders.
De rechtbank zal verdachte op grond van het voorgaande en de hierna opgenomen bewijsmiddelen veroordelen voor het onder 1. tenlastegelegde.”
Het hof neemt de bovenstaande overwegingen van de rechtbank over en maakt deze tot de zijne.
Het hof is – mede gelet op de inhoud van bovengenoemd proces-verbaal van bevindingen – net als de rechtbank van oordeel dat de staandehouding van de verdachte alsmede het daaropvolgende aantreffen van de hennep rechtmatig hebben plaatsgevonden.
Het hof acht de verklaring van verdachte, dat hij niet wist dat hij hennep vervoerde, ongeloofwaardig, nu verdachte daarover inconsistent en wisselend heeft verklaard. Ter zitting in hoger beroep heeft verdachte voor het eerst verklaard dat ene [naam] de dozen in de auto heeft gezet. Wat hier ook van zij, dit maakt het oordeel ten aanzien van de wetenschap bij verdachte omtrent de inhoud van de dozen niet anders. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

Ten aanzien van 18-720240-17 onder 2

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. De rechtbank heeft het onrechtmatigheidsverweer van de raadsman op goede gronden verworpen. Op grond van de foto’s in het pand van verdachte in [plaats2] , blijkt dat de Jumbo tas in het zicht lag en dat er geen ingrijpende doorzoekingshandelingen behoefden plaats te vinden.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit, nu als gevolg van de aanhouding, in het bedrijf van verdachte, een Jumbo tas is aangetroffen met hennep. Het bewijs is onrechtmatig verkregen, hetgeen moet leiden tot bewijsuitsluiting.
Oordeel van het hof
Verdachte wordt – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij op 13 mei 2017 te [plaats2] , gemeente [gemeente1] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 857 gram (brutogewicht) hennep. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Feiten [5]
Op 13 mei 2017 zijn verbalisanten [verbalisant4] , [verbalisant5] en [verbalisant6] naar het adres [adres2] te [plaats2] gegaan. Dit is het bezoekadres van het autobedrijf [verdachte] . In de loods/bedrijfspand boven op een vide is door verbalisant [verbalisant5] een gele Jumbo tas gevonden. In deze Jumbo tas zag verbalisant [verbalisant5] doorzichtige plastic zakken met daarin hem ambtshalve bekende henneptoppen.
Op bureau [plaats1] heeft verbalisant [verbalisant5] de henneptoppen gewogen en deze bleken een totaal gewicht te hebben van 857 gram. [6]
Verdachte heeft ter zitting van de rechtbank verklaard dat het pand aan de [adres2] te [plaats2] zijn bedrijfspand is. De aangetroffen Jumbo tas met hennep was in zijn bezit. Deze heeft hij meegenomen bij zijn verhuizing van [plaats4] naar [plaats2] . [7]
Conclusie
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Met betrekking tot het hiervoor weergegeven standpunt van de verdediging ten aanzien van het onrechtmatigheidsverweer, sluit het hof aan bij de motivering van de rechtbank op pagina 5 van het vonnis.
“De politie heeft geverbaliseerd dat zij op 13 mei 2017 op grond van artikel 9 van de Opiumwet in het bedrijfspand van verdachte te [plaats2] zijn binnengetreden. Gelet op de omstandigheid dat kort ervoor 15,19 kilogram hennep in de auto van verdachte is aangetroffen in combinatie met verdachtes strafblad en de wetenschap bij verbalisanten dat verdachte ook werd verdacht van betrokkenheid bij hennepteelt in 2015 en 2016, acht de rechtbank dit niet onrechtmatig.
De verbalisanten hebben beschreven dat zij zoekend rond hebben gekeken en dat in de loods boven op een vide een gele Jumbo tas met daarin henneptoppen is aangetroffen. Van doorzoeken in de loods in [plaats2] , zoals de raadsman heeft gesteld, is de rechtbank niet gebleken. Blijkens de foto van de betreffende Jumbo tas gaat het om een zogenaamde big shopper, die niet geopend hoeft te worden om de inhoud daarvan te kunnen waarnemen. Dat er afgesloten ruimtes zijn betreden met behulp van een sleutel voordat de tas werd aangetroffen, zoals de raadsman heeft betoogd, volgt niet uit het dossier.
Op grond van de ambtshalve herkenning van de verbalisanten staat vast dat er in de tas van verdachte hennep is aangetroffen. Onder hennep wordt verstaan elk gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties is toegevoegd – ongeacht de hoogte van het THC-gehalte (HR 2 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4154). Het begrip hennep heeft bovendien betrekking op de gehele hennepplant, ongeacht de vraag of de plant werkzame bestanddelen bevat (HR 31 mei 1994, NJ 1994/674). Volgens vaste rechtspraak is nader onderzoek naar hennep daarom niet noodzakelijk.
De rechtbank verwerpt op grond van het voorgaande de verweren van de raadsman.
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte de hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad: de hennep stond zichtbaar in zijn pand en verdachte heeft aangegeven dat deze hennep in zijn bezit was.
De rechtbank acht het tenlastegelegde dan ook bewezen”.
Het hof neemt de bovenstaande overwegingen van de rechtbank over en maakt deze tot de zijne. Het verweer van de raadsman, strekkende tot bewijsuitsluiting, wordt dan ook verworpen.

Ten aanzien van 18-720229-16 onder 2

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. De advocaat-generaal acht medeplegen bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte toestemming heeft gegeven aan medeverdachte [medeverdachte] om de Iveco vrachtauto in zijn loods te stallen. Verdachte heeft in de vrachtauto gekeken en de potten en lampen gezien, maar is zich niet bewust geweest van het feit dat hij zich schuldig maakte aan een strafbaar feit. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is van enige betrokkenheid van verdachte bij de aangetroffen ‘knipruimte’. Verdachte wist niet dat er een knipruimte in zijn loods zat.
Oordeel van het hof
Verdachte wordt – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij in of omstreeks de periode van 9 november 2015 tot en met 18 januari 2016 te [plaats3] en/of [plaats4] , samen met een ander of anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd ten aanzien van de hennepteelt. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Feiten [8]
Op 18 januari 2016 hebben verbalisanten het pand aan de [adres1] 3C betreden in verband met een onderzoek naar een hennepkwekerij. Op de overloop bevond zich een rode afgesloten deur. Verbalisant [verbalisant7] , heeft de deur geopend en verbalisanten [verbalisant7] en [verbalisant8] roken bij het openen van de deur direct een sterke hennepgeur. Zij kwamen uit in een klein kantoortje, welke gelet op de locatie zich in de naastgelegen loods bevond. In het kantoortje tegenover de deur lagen witte netten met een metalen frame. Deze netten waren bij verbalisanten bekend als netten waarop hennep gedroogd wordt. Geconstateerd werd dat er kleine groene restanten in de netten zaten. Naast de netten lag een grote zwarte slang over een aantal dozen. Aan de zwarte slang zat een koolstoffilter bevestigd welke op de grond stond. Het was verbalisanten ambtshalve bekend dat de slangen en de koolstoffilters gebruikt worden in een hennepkwekerij. Naast de deur lag een ventilatiesysteem van het merk Uvonair type 1000. Het was verbalisanten ambtshalve bekend dat dit soort systemen in hennepkwekerijen gebruikt worden.
Verbalisanten schrijven vervolgens: Wij verbalisanten zagen dat er nog een afgesloten deur in de ruimte aanwezig was. Wij roken in deze ruimte een nog sterkere hennepgeur. Wij zagen een aantal stoelen in de ruimte staan. Wij zagen tegen de linkermuur een voorraadkast staan. Wij zagen op het onderste plankje meerdere handschoentjes liggen. Wij zagen op het tweede plankje vanaf de onderkant gezien meerdere kleine schaartjes liggen. Naast de kast stond een koolstoffilter op de grond. Op de koolstoffilter zat een afzuigsysteem met daaraan een zwarte flexibele slang bevestigd. De slang liep via het systeemplafond weg. Ik verbalisant [verbalisant7] heb vervolgens een ladder gepakt en het systeemplafond opgetild. Ik zag dat ik in de naast gelegen loods [adres1] 3B, kon kijken. Ik zag in deze loods een witte vrachtwagen staan.
(..) Wij zijn vervolgens naar de voordeur van [adres1] 3B gelopen en hebben de deur geopend. Wij zagen een wit met blauwe vrachtwagen van het merk Iveco staan. Ik, verbalisant [verbalisant9] , hoorde collega [verbalisant6] zeggen dat in de vrachtwagen een niet inwerking zijnde hennepkwekerij zat. Ik, verbalisant [verbalisant10] , opende de deur van de laadruimte en zag dat daar alle apparatuur en benodigdheden voor een hennepkwekerij staan met uitzondering van de planten. Ik zag dat de lampen uit stonden. Ik zag dat potten met aarde in de laadruimte stonden. Ik voelde dat de aarde nat was en ik zag dat in het midden van de potten een gat in het zand zat. Het betrof in totaal 202 zwarte bakken gevuld met aarde.
In dezelfde ruimte als waar de vrachtauto stond, lagen diverse goederen die gebruikt worden cq gebruikt kunnen worden in een hennepkwekerij. Wij troffen onder andere het volgende aan: assimilatielampen van het merk Philips, lampenkappen voor de assimilatielamp, zwarte growtenten, droogrekken inclusief frame, flexibele luchtafvoer buizen, afvoerbuizen met glas/steen wol, groeimiddelen voor planten, cocus substrate (aarde), rol zwart folie, dompelpompen, handschoentjes. [9]
Verdachte heeft ter zitting van de rechtbank - zakelijk weergegeven- onder meer als volgt verklaard:
De panden aan de [adres1] 3B en 3C te [plaats4] worden door mij gehuurd. De Iveco vrachtwagen is gestald in het pand aan de [adres1] 3B. Ik heb gezien dat er in de vrachtwagen potten stonden en lampen hingen. Ik zag dat hij (het hof begrijpt: de Iveco vrachtwagen) gebruikt zou kunnen worden om hennep in te kweken. In het pand aan de [adres1] 3B lagen transformatoren op de grond. Er lag ook een grote zak met gruis. [10]
Verdachte heeft ter zitting van het hof - zakelijk weergegeven- onder meer als volgt verklaard:
De ruimte die in het dossier ‘knipruimte’ wordt genoemd, zat in het pand aan de [adres1] 3B. [11]
Conclusie
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Met betrekking tot het hiervoor weergegeven standpunt van de verdediging dat zich geen in werking zijnde hennepkwekerij bevond en verdachte zich er niet van bewust was dat er hennepteelt zou kunnen plaatsvinden met de spullen in – met name – de vrachtwagen, sluit het hof aan bij de motivering van de rechtbank op pagina 6 van het vonnis.
“Artikel 11a Opiumwet stelt – voor zover hier van belang – iemand strafbaar die stoffen, voorwerpen of ruimten, waarvan hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (als bedoeld in artikel 11 lid 3 Opiumwet) en/of tot het plegen van grootschalige hennepteelt (als bedoeld in artikel 11 lid 5 Opiumwet) (onder meer) te koop aanbiedt of voorhanden heeft.
Artikel 11a Opiumwet ziet op alle stoffen en voorwerpen die bestemd zijn om gebruikt te worden bij professionele of grootschalige hennepteelt. Niet de afzonderlijke goederen zijn strafbaar – die zijn en blijven legaal – maar het gaat om de criminele intentie waarmee de persoon deze voorhanden heeft, aanbiedt, vervoert of verkoopt.
De criminele intentie omvat de wetenschap of de ernstige reden te vermoeden dat de voorwerpen bestemd zijn voor de illegale hennepteelt. Het type en samenstel van de aangetroffen goederen kan daarbij van belang zijn.”
Het hof neemt de bovenstaande overwegingen van de rechtbank over en maakt deze tot de zijne.
Het hof is op grond van de voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat de in de tenlastelegging genoemde vrachtwagen en (knip)ruimte in het pand aan de [adres1] 3B te [plaats4] , naar de uiterlijke verschijningsvorm dienstig kunnen zijn voor de grootschalige hennepteelt en dat verdachte wist van die bestemming, nu verdachte enerzijds heeft erkend dat hij wist welke spullen er in de vrachtwagen lagen en dat hij wist dat daarmee een hennepkwekerij kon worden gemaakt alsmede dat verdachte in de hoedanigheid van huurder van het pand beschikkingsmacht had over de ruimte en hij ook daadwerkelijk in deze ruimte kwam, onder meer blijkende uit het meehelpen bij het stallen van de vrachtwagen in het pand aan de [adres1] 3B.
Het hof acht de verklaring van verdachte, dat hij niet wist dat er een ‘knipruimte’ in het pand aan de [adres1] 3B aanwezig was derhalve ongeloofwaardig. Het hof verwerpt het verweer.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich, samen met de medeverdachte, schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde, zoals hieronder bewezenverklaard.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-720240-17 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-720229-16 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-720240-17:
1.
hij op 11 mei 2017 te [plaats1] opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 15,19 kilogram (bruto gewicht), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 13 mei 2017 te [plaats2] , gemeente [gemeente1] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 857 gram (bruto gewicht), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Zaak met parketnummer 18-720229-16 (gevoegd):
2.
hij in de periode van 9 november 2015 tot en met 18 januari 2016 te [plaats3] (gemeente [gemeente2] ) en/of te [plaats4] (gemeente [gemeente3] ), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
- een Iveco vrachtwagen en
- een ruimte, te weten een deel van een pand aan de [adres1] 3B
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van 3a van die wet, voorhanden heeft gehad (door het ter beschikking stellen van voornoemde pand en het aanschaffen van voornoemde vrachtwagen), waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist dat deze bestemd was/waren tot, althans gebruikt werd/werden voor het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-720240-17 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 18-720240-17 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 18-720229-16 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van vervoermiddelen en ruimten voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot diezelfde straf zal worden veroordeeld.
Standpunt van de verdediging
De verdediging acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet opportuun nu alle medeverdachten een werkstraf hebben gekregen. De raadsman heeft voorts verzocht de gevorderde gevangenisstraf te matigen, gelet op het tijdsverloop van de zaak, dan wel een geldboete op te leggen van maximaal € 2.000,00.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben en/of vervoeren van hennep van ruim 16.000 gram (15.190 + 857 = 16.047 gram). Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Daarbij komt dat de handel in hennep ook overigens de samenleving bezwaart door de criminaliteit die daardoor wordt gegenereerd of bestendigd. Het hof rekent het verdachte aan dat hij daaraan heeft bijgedragen.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van goederen waarvan hij en zijn mededader wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten. Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende teelt en handel in (soft)drugs, met alle daarbij komende (maatschappelijke) problemen.
Het hof heeft ook gelet op de straffen die ter zake van het aanwezig hebben van softdrugs plegen te worden opgelegd. In de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt voor het aanwezig hebben van softdrugs vanaf 10.000 tot 25.000 gram – welke hoeveelheid in het geval van verdachte van toepassing is - een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden als uitgangspunt genomen.
Deze oriëntatiepunten zien alleen op het aanwezig hebben van softdrugs, niet tevens op de voorbereidingshandelingen ten aanzien van de hennepteelt. Met deze oriëntatiepunten is de door de rechtbank opgelegde straf en de door de advocaat-generaal thans gevorderde strafeis niet in overeenstemming.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 april 2021 waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor gelijksoortige delicten in 2003 en 2005.
Het hof acht een geldboete niet de juiste strafmodaliteit, gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Het hof constateert dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Het hof zal hiermee in strafmatigende zin rekening houden.
Gelet op het voorgaande en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest passend en geboden.

Beslag

Het in beslag genomen, nog niet teruggegeven, voorwerp, te weten een vrachtwagen (merk Iveco, kenteken [kenteken1] ) is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het hof van oordeel is dat het in de zaak met parketnummer 18-720229-16 onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van dit voorwerp.
Het hof zal de teruggave gelasten van de onder verdachte in beslag genomen nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten (munt)geld en de harddiskrecorder.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover het is gericht tegen het in de zaak met parketnummer 18-720229-16 onder 1 tenlastegelegde.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-720240-17 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-720229-16 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-720240-17 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-720229-16 onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
de Iveco vrachtauto met het kenteken [kenteken1] .
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- geld 26 x € 50,-
- geld 1 x € 1,-
- muntgeld € 1,60
-geld 2 x € 20,- en
- harddiskrecorder 500 gb, kleur zwart.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. P.T. Heblij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 26 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0100-2017120945gesloten en getekend op 8 september 2017 door [verbalisant11] , brigadier van de politie Eenheid Noord-Nederland.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 11 mei 2017, opgenomen op pagina 38 en verder van voornoemd dossier, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant1] .
3.Het relaas van onderzoek, d.d. 8 september 2017, opgenomen op pagina 23 en verder van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant11] .
4.Het proces-verbaal ter terechtzitting, d.d. 5 februari 2019, opgenomen op pagina 3, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
5.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0100-2017120945gesloten en getekend op 8 september 2017 door [verbalisant11] , brigadier van de politie Eenheid Noord-Nederland.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 mei 2017, opgenomen op pagina 52 en verder van voornoemd dossier, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant4] , [verbalisant5] en [verbalisant6] .
7.Het proces-verbaal ter terechtzitting, d.d. 5 februari 2019, opgenomen op pagina 4, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
8.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0100-2015328475 gesloten en getekend op 26 juli 2016 door [verbalisant6] en [verbalisant12] , beiden hoofdagent van de politie Eenheid Noord-Nederland.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 januari 2016, opgenomen op pagina 357 en verder van voornoemd dossier, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant10] , [verbalisant7] , [verbalisant13] en [verbalisant9] .
10.Het proces-verbaal ter terechtzitting, d.d. 5 februari 2019, opgenomen op pagina 2, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
11.Het proces-verbaal ter terechtzitting van het hof, d.d. 12 mei 2021, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.