ECLI:NL:GHARL:2021:5032

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
21-003564-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor winkeldiefstal met een taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 2000, was eerder veroordeeld voor twee diefstallen, waarbij hij in totaal zeven pakken vlees en drie flessen frisdrank had weggenomen uit een winkel. De politierechter had hem een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren opgelegd, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting op 12 mei 2021 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal vorderde een taakstraf van 24 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis. De verdediging pleitte voor een geldboete in geval van bewezenverklaring. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat zijn beroep op vergeetachtigheid niet geloofwaardig was. Het hof concludeerde dat de verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had en dat zijn gedragingen duidden op een welbewuste en doordachte aanpak van de diefstallen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de herhaling binnen een korte tijdspanne en de financiële schade voor de betrokken winkelketen. De verdachte is strafbaar verklaard en de opgelegde straf is hoger dan de vordering van de advocaat-generaal, omdat het hof tot een andere kwalificatie (diefstal) kwam dan de advocaat-generaal. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003564-20
Uitspraak d.d.: 26 mei 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 23 september 2020 met parketnummer 18-132780-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van hetgeen hem onder 1 subsidiair en 2 subsidiair (telkens verduistering) is tenlastegelegd tot een taakstraf van 24 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. P. Bollema, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft de verdachte ter zake van tweemaal verduistering veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 april 2020 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] zeven, althans één of meer, pakken vlees en/of drie, althans één of meer, flessen frisdrank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 16 april 2020 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] opzettelijk zeven, althans één of meer, pakken vlees en/of drie, althans één of meer, flessen frisdrank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk goed verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd goed te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat goed anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 1 mei 2020 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] vier, althans een of meer pakken vlees en/of een fles frisdrank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 1 mei 2020 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] opzettelijk vier, althans een of meer pakken vlees en/of een fles frisdrank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk goed verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd goed te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat goed anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde verduistering.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft weliswaar niet expliciet vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde, maar het hof leidt uit hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht ten aanzien van het ontbreken van de overtuiging af, dat betoogd wordt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Verdachte beroept zich op vergeetachtigheid. Zo bezien had hij geen opzet om de goederen te stelen dan wel te verduisteren.
Oordeel van het hof
Verdachte heeft bij de politie ontkend pakken vlees en de flessen frisdank te hebben gestolen. Verdachte is naar eigen zeggen zowel op 16 april 2020 als op 1 mei 2020 vergeten (een aantal van) de door hem in de winkelkar gezette goederen af te rekenen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte op zowel 16 april 2020 als 1 mei 2020, in de winkel van [naam] , een aantal pakken vlees en flessen frisdank in zijn winkelwagen zet waarbij hij enkele van de pakken vlees vanuit de koeling rechtstreeks in de big shopper - die in de winkelwagen staat – doet en dat hij een aantal van de pakken vlees en ook flessen frisdrank in de winkelwagen zet. In beide gevallen doet verdachte daarna, terwijl hij op dat moment met zijn winkelwagen door de winkel loopt, pakken vlees die in de winkelwagen liggen in de bigshopper. Vervolgens gaat verdachte langs de zelfscankassa. Bij het afrekenen houdt verdachte in beide gevallen uitsluitend zaken uit de winkelwagen die niet in de bigshopper zitten voor de scanner en stopt deze vervolgens bij de andere zaken in de bigshopper. Hij biedt derhalve niet alle door hem in de winkelwagen geplaatste pakken vlees en flessen frisdrank bij de scanner aan en verlaat vervolgens de winkel.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte concludeert het hof dat de verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad. Binnen een tijdsbestek van twee weken heeft verdachte tweemaal op dezelfde manier goederen (waaronder meerdere duurdere pakken vlees en een aantal flessen frisdrank) meegenomen vanuit de [naam] door deze niet te scannen bij de zelfscankassa. Uit dat handelen, in het bijzonder het reeds in de winkel plaatsen van goederen in de big shopper die in de winkelwagen staat, leidt het hof af dat verdachte de bedoeling had de goederen aan de macht en heerschappij van de rechthebbende te onttrekken. Het hof kwalificeert het handelen van verdachte in beide gevallen als diefstal van die goederen. Verdachte heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep weliswaar naar voren gebracht dat hij lijdt aan vergeetachtigheid en hiervoor onder behandeling is van een psycholoog, maar het hof verwerpt dit verweer. Nog daargelaten dat verdachte dit gestelde op geen enkele wijze heeft onderbouwd met stukken, zoals een verklaring van een deskundige, is het hof van oordeel dat het optreden van verdachte, in beide gevallen telkens op dezelfde wijze zoals hiervoor beschreven, niet duidt op vergeetachtigheid, maar juist op een grote mate van welbewust, vooropgezet en doordacht handelen en waaruit het oogmerk op de wegneming van de niet ter scanning aangeboden zaken kan worden afgeleid. Het beroep op ontbreken van opzet wordt dan ook verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primair
hij op 16 april 2020 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , zeven pakken vlees en drie flessen frisdrank die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan het winkelbedrijf [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.primair
hij op 1 mei 2020 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , vier pakken vlees en een fles frisdrank, die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan het winkelbedrijf [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen meer of anders aan verdachte is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde levert op:
telkens:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De politierechter heeft de verdachte ter zake van tweemaal het subsidiair tenlastegelegde (telkens: verduistering) veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot veroordeling van verdachte tot een taakstraf van 24 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht in geval van bewezenverklaring een geldboete op te leggen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 16 april 2020 en op 1 mei 2020 schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van meerdere pakken vlees en frisdrank bij een filiaal van de [naam] in [plaats] . Door het plegen van deze feiten heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [naam] . Winkeldiefstal is een hinderlijk feit dat voor overlast zorgt, waaronder de nodige financiële schade voor de betrokken winkelketen.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 april 2021 blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van winkeldiefstal is veroordeeld.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het nu beter met hem gaat en hij geneeskunde wil gaan studeren. Verdachte heeft aangegeven over weinig geld te beschikken.
Het hof houdt in het nadeel van verdachte rekening met zijn proceshouding in hoger beroep Het zich tegen beter weten in beroepen op zijn vergeetachtigheid lijkt een houding waarachter verdachte zich verschuilt. Gelet op de twee diefstallen, die elkaar in korte tijd (twee weken) hebben opgevolgd is niet meer sprake van een of twee losstaande incidenten, maar van een patroon. Voorts heeft verdachte in zijn verhoor bij de politie aangegeven dat hij de schade zou vergoeden. Dit heeft verdachte tot op heden nagelaten.
Het hof heeft gelet op straffen die ter zake van winkeldiefstal plegen te worden opgelegd hetgeen zijn weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarbij is een geldboete in beginsel vertrekpunt voor een gepleegde winkeldiefstal.
Het hof acht een geldboete in dit geval niet aan de orde. Het bewezenverklaarde ziet op geraffineerd handelen met eenzelfde modus operandi. Het gaat in beide gevallen ook om een fors bedrag aan levensmiddelen die verdachte heeft gestolen. Een geldboete acht het hof tegen die achtergrond niet passend. Een geheel voorwaardelijke taakstraf, zoals de politierechter heeft opgelegd, doet bij die feiten en omstandigheden evenmin recht aan hetgeen is bewezenverklaard.
Alles afwegende, acht het hof oplegging van een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, passend en geboden. De straf die het hof oplegt, is hoger dan door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat het hof tot een andere kwalificatie (diefstal) komt dan de advocaat-generaal.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. P.T. Heblij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 26 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.