ECLI:NL:GHARL:2021:5030

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
21-002462-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wederspannigheid en overtreding van de wet wapens en munitie; bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling met ontslag van alle rechtsvervolging wegens noodweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1997, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren voor het toebrengen van letsel aan een benadeelde partij met een (scooter)slot en voor wederspannigheid. In hoger beroep heeft de verdachte vrijspraak bepleit voor de tenlastegelegde feiten 2 en 3, en een beroep gedaan op noodweer voor feit 1. Het hof heeft het onderzoek op de zitting van 12 mei 2021 gevoerd en heeft de vordering van de advocaat-generaal, die vrijspraak voor de wederspannigheid en bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling vroeg, in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 19 augustus 2018 in een gewelddadige situatie bevond, waarbij zij door de benadeelde partij werd aangevallen. De verdachte heeft in paniek gereageerd door met een kettingslot te slaan, wat leidde tot de bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling. Echter, het hof oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat zij handelde uit noodweer. De eerdere veroordeling werd vernietigd, en de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002462-19
Uitspraak d.d.: 26 mei 2021
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 24 april 2019 met parketnummer 16-165441-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van verdachte van het onder 3 tenlastegelegde en bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde en verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. A.E.M.C. Koudijs, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft de verdachte bij voornoemd vonnis veroordeeld ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het andere beslissingen komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
zij op of omstreeks 19 augustus 2018 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [benadeelde partij] meermalen, althans eenmaal heeft geslagen met een (scooter)slot, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
zij op of omstreeks 19 augustus 2018 te [plaats] [benadeelde partij] heeft mishandeld door die [benadeelde partij] te slaan (met een scooterslot);
2.
zij op of omstreeks 19 augustus 2018 te [plaats] een (scooter)slot, zijnde een voorwerp als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen;
3.
zij op of omstreeks 19 augustus 2018 te [plaats] , zich met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtenaren, [verbalisant1] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland) en/of [verbalisant2] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland), werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn dan wel hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte, door zich opzettelijk gewelddadig (trachtte) los te rukken en/of te slaan en/of om te draaien en/of te trekken/bewegen in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het onder 2 en 3 tenlastegelegde

Door de raadsman is vrijspraak van het onder 2 en 3 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is ten aanzien van feit 2 door de raadsman aangevoerd dat het scooterslot onder de gegeven omstandigheden niet als wapen moet worden beschouwd. Ten aanzien van feit 3 is door de raadsman aangevoerd dat verdachte zich niet moedwillig heeft willen onttrekken aan de aanhouding door de politie, maar dat zij probeerde de pijn aan haar arm te verlichtten.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde en bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
Het hof overweegt als volgt.
Aan verdachte is onder 2 tenlastegelegd dat zij op 19 augustus 2018 een scooterslot heeft gedragen dat dient te worden aangemerkt als een voorwerp als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie. Door verbalisant [verbalisant3] is het scooterslot aangemerkt als een wapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie IV onder 7º. Het gaat dan om voorwerpen waarvan, gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder zij worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij zijn bestemd om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen en die niet onder een van de andere categorieën vallen. Vastgesteld moet worden dat de verdachte het voorwerp met geen ander doel dan het toebrengen van letsel of te dreigen bij zich droeg.
Verdachte had vlak voordat zij aangever [benadeelde partij] met het kettingslot sloeg, haar fiets van het slot ontdaan. Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat zij het slot nog in haar handen had omdat zij het pinnetje niet meer dicht kreeg en het slot daarom – zoals zij normaliter deed – niet om haar zadel heen kon doen. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet kan worden vastgesteld dat verdachte het scooterslot met geen ander doel dan het toebrengen van letsel of te dreigen bij zich droeg, zodat het hof haar van het onder 2 tenlastegelegde zal vrijspreken.
Onder 3 is aan verdachte – kort gezegd – tenlastegelegd dat zij zich met geweld heeft verzet tegen haar aanhouding. Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid. Er is middels onderbouwing door de verdediging met medische stukken genoegzaam komen vast te staan dat verdachte door de hardhandige aanhouding door verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] letsel aan haar arm heeft opgelopen en dat zij daar ten tijde van de aanhouding veel pijn van ondervond. Verdachte heeft niet de intentie gehad om zich te onttrekken aan de aanhouding, maar zij heeft bewegingen gemaakt teneinde haar arm te ontlasten. Verdachte heeft aldus geen opzet gehad op het verzet tegen haar aanhouding. Het hof zal verdachte daarom eveneens vrijspreken van het onder 3 tenlastegelegde.
Overweging met betrekking tot het bewijs van het onder 1 primair tenlastegelegde
Door de raadsman van verdachte is ook vrijspraak bepleit van het onder 1 primair tenlastegelegde. Daartoe is door de raadsman aangevoerd dat er geen kans was op zwaar lichamelijk letsel: verdachte had het zwaarste gedeelte, het slot, in haar handen en niet is vastgesteld hoe zwaar het slot was.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman. Door aangever met een kettingslot tegen het hoofd te slaan, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij aangever zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Het hoofd is immers een kwetsbaar lichaamsdeel. Indien daarop met een kettingslot wordt geslagen is de kans op ernstig (hersen)letsel aanmerkelijk. Uit het handelen van verdachte blijkt daarom dat zij voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.primair
zij op 19 augustus 2018 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [benadeelde partij] heeft geslagen met een slot, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte een beroep toekomt op noodweer dan wel noodweerexces. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de eerste agent die ter plaatse kwam, verbalisant [verbalisant1] , niet alles heeft gezien. De sfeer ter plaatse was grimmig. De verklaring van aangever [benadeelde partij] is ongeloofwaardig. Hij heeft verklaard van achteren te zijn aangevallen, maar de wond zit aan de voorkant van zijn hoofd. Daarnaast heeft aangever een motief om zichzelf te ontlasten omdat anders hij degene zou zijn die zou zijn vervolgd. Verdachte werd aangevallen en ze heeft vanuit een totale paniekreactie gereageerd. Haar kwam het recht toe om zichzelf te verdedigingen. In het geval het hof een beroep op noodweer niet honoreert, dan doet de verdediging een beroep op noodweerexces.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot verwerping van het beroep op noodweer dan wel noodweerexces. Er was volgens de advocaat-generaal geen sprake van een noodweersituatie. Dit volgt volgens de advocaat-generaal uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant1] waarin wordt geverbaliseerd dat verdachte op de jongen is afgelopen en toen heeft geslagen.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat zij samen met getuige [getuige] haar fiets ging pakken om naar huis te gaan. De straat waar zij zich toen bevonden, stond vol met mensen. [getuige] is toen per ongeluk met de fiets tegen aangever [benadeelde partij] aangekomen. Het groepje van aangever kwam gelijk op hun af en begon te intimideren. Aangever sloeg [getuige] . Verdachte heeft haar fiets gepakt en geprobeerd deze tussen [getuige] en aangever te zetten om ze uit elkaar te houden. Aangever gaf haar toen eerst een duw waardoor zij over haar fiets heen viel. Toen ze weer op stond gaf hij haar een klap op haar neus waardoor haar neus brak. Verdachte heeft toen in paniek uitgehaald met het kettingslot dat zij nog in haar handen had en aangever op zijn hoofd geraakt.
De verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaring van [getuige] . [getuige] heeft verklaard dat het groepje van aangever direct helemaal los ging. Ook heeft verdachte ter zitting van het hof medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat haar neus inderdaad was gebroken. Het hof acht de verklaring van verdachte dat zij zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door de gedragingen van aangever aannemelijk geworden. Verdachte mocht zich ook tegen die ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding verdedigen. Er kon van verdachte niet verlangd worden dat zij zou onttrekken aan de geweldshandelingen van aangever gelet op de onoverzichtelijke situatie ter plaatse. Uit het dossier blijkt immers dat het donker was, dat de straat vol stond met jongeren en dat de sfeer grimmig was. Het hof is voorts van oordeel dat de verdedigingshandeling van verdachte ook proportioneel is geweest.
Dat verbalisant [verbalisant1] heeft geverbaliseerd dat hij zag dat verdachte twee stappen in de richting deed van aangever en toen sloeg, doet aan voorgaande vaststellingen niet af. Het proces-verbaal van [verbalisant1] is immers niet strijdig met de verklaring van verdachte, nu [verbalisant1] pas ter plaatse kwam nádat verdachte al door aangever was aangevallen. Dat verdachte twee stappen in de richting van aangever heeft gezet, maakt naar het oordeel van het hof nog niet dat geen sprake was van een noodweersituatie.
Het beroep op noodweer slaagt. Gelet daarop is verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde niet strafbaar en dient zij derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. E.M.J. Brink en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 26 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.