ECLI:NL:GHARL:2021:5028

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
21-005338-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens mishandeling en bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling en bedreiging met zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 29 mei 2019, waarbij de verdachte de aangever mishandelde door een terrasstoel naar hem te gooien en hem bij de keel te pakken. Tevens bedreigde hij de aangever met zware mishandeling door dreigende woorden te uiten en een pistoolgebaar te maken. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van 1 maand opgelegd, maar het hof heeft de straf aangepast. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 32 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en het strafblad van de verdachte. De verdachte heeft blijk gegeven van inzicht in zijn handelen, maar het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005338-19
Uitspraak d.d.: 26 mei 2021
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 4 oktober 2019 met parketnummer 18-131034-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 13-702356-17, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis bij akte van 14 oktober 2019 hoger beroep ingesteld.

Omvang van het hoger beroep

Verdachte heeft het hoger beroep bij akte van 7 mei 2021 beperkt tot de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. Het hoger beroep is aldus niet gericht tegen de vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde feit en de daarmee samenhangende beslissing van de politierechter tot teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag ad € 500,-.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder aan verdachte opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met parketnummer
13-702356-17, zal worden toegewezen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. D. Bektesevic, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft de verdachte bij voornoemd vonnis veroordeeld ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis. Daarnaast heeft de politierechter de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder aan verdachte opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met parketnummer 13-702356-17, toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover thans nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 mei 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [benadeelde partij] heeft mishandeld door met kracht een terrasstoel tegen zijn lichaam te gooien en/of door hem bij de keel te pakken en de keel dicht te knijpen en/of die [benadeelde partij] achterover op de grond te duwen/ten val te brengen;
2.
hij op of omstreeks 29 mei 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij] dreigend de woorden toe te voegen "Als jij naar binnenkomt, sla ik je helemaal verrot!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of door met zijn hand een pistool na te bootsen, vervolgens zijn hand te richten naar die [benadeelde partij] en te doen alsof hij schoot.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 29 mei 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [benadeelde partij] heeft mishandeld door met kracht een terrasstoel tegen zijn lichaam te gooien en door hem bij de keel te pakken en de keel dicht te knijpen en die [benadeelde partij] achterover op de grond te duwen;
2.
hij op 29 mei 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [benadeelde partij] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [benadeelde partij] dreigend de woorden toe te voegen "Als jij naar binnenkomt, sla ik je helemaal verrot!" en door met zijn hand een pistool na te bootsen, vervolgens zijn hand te richten naar die [benadeelde partij] en te doen alsof hij schoot.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 29 mei 2019 schuldig gemaakt aan de mishandeling en de bedreiging met zware mishandeling van aangever [benadeelde partij] . Verdachte heeft op zeer agressieve wijze gereageerd op een vraag en/of opmerking van aangever over de plek waarop verdachte zijn auto had geparkeerd. Verdachte heeft met een terrasstoel gegooid en aangever bij zijn keel gegrepen en hem achterover gedrukt. Daarna heeft hij hem verbaal en middels een pistoolgebaar ernstig bedreigd. Verdachte heeft door zijn handelen pijn, letsel en sterke angstgevoelens veroorzaakt bij aangever en daarmee zowel op de lichamelijke als de psychische integriteit van aangever inbreuk gemaakt.
Het hof houdt bij de strafoplegging ten nadele van verdachte rekening met een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 9 april 2021 voor zover hieruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens strafbare feiten, waaronder ook mishandeling. Uit voornoemd uittreksel blijkt in het voordeel van verdachte dat hij recent niet meer met politie- en justitie in aanraking is gekomen.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met de indruk die verdachte ter zitting van het hof heeft gemaakt. Verdachte heeft, hoewel hij de neiging heeft de verantwoordelijkheid voor zijn daden buiten zichzelf te plaatsen (externaliseren), de bewezenverklaarde feiten wel erkend en blijk gegeven van inzicht in het strafwaardige van zijn handelen.
Door verdachte en diens raadsman van verdachte is betoogd om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen onder meer vanwege de omstandigheid dat verdachte volgens zijn zeggen racistisch werd bejegend door aangever.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat in de onderhavige strafzaak aan verdachte een gevangenisstraf van 32 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, dient te worden opgelegd. Het hof acht deze straf passend en geboden. Het voorwaardelijke gedeelte van de straf dient als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam van 18 oktober 2018 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met parketnummer 13-702356-17. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14g, 14h, 14i, 14j, 22c, 22d, 57, 63, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 oktober 2018, parketnummer
13-702356-17, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 26 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.