ECLI:NL:GHARL:2021:5023

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
200.268.690/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Problemen bij de afronding van installatiewerkzaamheden door nevenaannemer met behoefte aan deskundige voorlichting

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een geschil tussen Harmes Holding B.V. en Jager Verwarming B.V. over de afronding van installatiewerkzaamheden. Jager had installatiewerkzaamheden uitgevoerd voor Harmes, maar er ontstonden problemen met de betaling van de laatste 10% van de aanneemsom, die € 10.384,19 bedroeg. Jager had op 7 februari 2018 aan Harmes geschreven dat het vertrouwen in Harmes was gedaald, wat leidde tot een impasse. Beide partijen hebben vorderingen ingesteld bij de kantonrechter, waarbij Jager betaling van de openstaande nota's vorderde en Harmes vorderingen had ingediend voor nakoming van de opdracht en schadevergoeding.

De kantonrechter heeft de vorderingen van Jager afgewezen, maar de vorderingen van Harmes deels toegewezen. Harmes heeft in hoger beroep haar vordering gewijzigd en vraagt nu om gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding. Jager heeft haar vordering gehandhaafd. Het hof heeft behoefte aan deskundige voorlichting om de schadevordering van Harmes van € 22.512,- te beoordelen, evenals de vorderingen van Jager na gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomsten.

Het hof concludeert dat Jager in verzuim is geraakt door het overschrijden van de fatale opleveringstermijn. De schade van Harmes is niet gemotiveerd bestreden, maar Jager betwist aansprakelijkheid. Het hof zal deskundige voorlichting vragen over de nog niet verrichte werkzaamheden en de schadevergoeding. De zaak is verwezen naar een roldatum voor het nemen van akten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.268.690/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 6990740 \ CV EXPL 18-3346)
arrest van 25 mei 2021
in de zaak van
Harmes Holding B.V.,
gevestigd te Emmen,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep
bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
Harmes,
advocaat: mr. W. de Weijer, die kantoor houdt te Groningen,
tegen
Jager Verwarming B.V.,
gevestigd te Schoonebeek,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
Jager,
advocaat: mr. L.A.M. van der Geld, die kantoor houdt te Groningen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 22 september 2020 heeft op 22 april 2021 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1
Het draait in deze procedure om problemen bij de afronding van installatiewerkzaamheden die Jager voor Harmes heeft uitgevoerd. Dit geschil heeft de volgende achtergrond.
2.2
Op 20 juli 2015 heeft Jager Harmes een offerte gestuurd voor het leveren en monteren van een ketelhuisinstallatie, bufferinstallatie, expansie, transportleiding en stalverwarming voor een aanneemsom van € 344.850,-. Daarnaast ontving Harmes op 16 maart 2016 voor € 35.063,66 een offerte van Jager voor het installeren van een verwarming voor de nieuwe schuur/kantoor/werkplaats. Geruime tijd later, op 26 april 2016, heeft Jager Harmes een aangepaste offerte en een opdrachtbevestiging gestuurd in verband met meerwerk voor de werkzaamheden aan de stallen 1, 2, 5 en 6, zoals die waren beschreven in de offerte van
20 juli 2015. Het totaalbedrag van alle werkzaamheden kwam hiermee op € 384.926,72.
2.3
Partijen hebben afgesproken dat 10% van de aanneemsom na oplevering moest worden voldaan. Harmes heeft die laatste 10% niet betaald. Het gaat daarbij om 3 facturen van in totaal € 10.384,19. Jager heeft daarover op 7 februari 2018 aan Harmes geschreven dat zij met deze facturen afwijkt van de gemaakte afspraken over de betalingstermijnen, omdat het vertrouwen in Harmes tot onder het nulpunt was gedaald.
2.4
Volgens Jager resteerden toen nog 2 punten die gedaan moesten worden: het veranderen van een leiding in het voerhok van stal 1 en 2 en de isolatie van de verdelers van stal 1 en 2 en stal 5 en 6. Haar monteurs zouden vergeefs een poging hebben gedaan de werkzaamheden in het voerhok van stal 1 en 2 aan te pakken, omdat zij zouden zijn tegengehouden. De isolatie stond volgens Jager op afroep klaar en zou direct na betaling kunnen worden aangebracht. Volgens Harmes diende Jager nog meer (herstel)werkzaamheden te verrichten.
2.5
Beide partijen hebben vorderingen bij de kantonrechter ingesteld, omdat zij in een impasse waren geraakt: Jager heeft gevorderd dat Harmes wordt veroordeeld tot betaling van de openstaande nota’s, vermeerderd met rente en kosten. Die vorderingen zijn afgewezen. De vorderingen van Harmes zijn deels wel toegewezen: Jager is veroordeeld tot nakoming van de opdracht van 26 april 2016 en van de actiepuntenlijst die partijen hebben opgesteld. Pas daarna (na afronding en oplevering) is volgens de rechtbank de laatste 10% van de aanneemsom verschuldigd. Ook is Jager veroordeeld tot betaling van € 3.990,69 aan schade (door Harmes al uitgevoerd herstel), vermeerderd met handelsrente en kosten.
2.6
Harmes heeft haar vordering in dit hoger beroep gewijzigd. Zij vordert nu gedeeltelijke ontbinding ten aanzien van de nog niet verrichte (herstel)werkzaamheden, met toestemming aan Harmes deze voor rekening van Jager door een derde te laten verrichten. Voor het geval die vordering niet kan toegewezen, vordert Harmes dat Jager wordt veroordeeld tot nakoming, onder verbeurte van een dwangsom. Ook wordt veroordeling gevorderd tot betaling van een schadevergoeding van € 22.512,- (gederfde winst; door de kantonrechter afgewezen) en € 11.478,- aan vervangingsschade (door de kantonrechter tot € 3.990,69 toegewezen), te vermeerderen met rente. Harmes heeft op de zitting laten weten dat zij geen wettelijke handelsrente over de geleden schade vordert.
2.7
Jager heeft tegen deze wijziging geen bezwaar gemaakt. Omdat daarmee ook niet wordt gehandeld in strijd met procesrechtelijke regels, zal het hof uitgaan van deze gewijzigde eis.
2.8
Jager heeft haar eigen vordering gehandhaafd.

3.Het oordeel van het hof

De opzet en de conclusie van deze uitspraak
3.1
Het hof zal de bezwaren (grieven) van partijen hierna per onderwerp en met tussenkopjes bespreken.
3.2
De conclusie zal zijn dat het hof de schadevordering van € 22.512,- in een later arrest zal toewijzen, dat de vorderingen van Jager na gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomsten ook kunnen worden toegewezen (€ 10.384,19) en dat voor de verdere beoordeling deskundige voorlichting nodig is.
Het hof stelt vast dat partijen een fatale opleveringstermijn zijn overeengekomen die door Jager is overschreden. Harmes maakt om die reden terecht aanspraak op een schadevordering van € 22.512,-
3.3
Uit de overgelegde correspondentie en de door partijen afgelegde verklaringen blijkt dat het in deze zaak gaat om een uitgebreide en complexe opdracht ter zake van een zestal stallen met de nummers 1, 2, 3, 4, 5 en 6. Dat was een miljoenenproject waarin Jager een van meerdere (neven)aannemers was die werkzaamheden heeft verricht. Dat gebeurde op basis van een gedetailleerde en (ook tegenover Jager) als ‘definitief’ bestempelde planning van (neven)aannemer Van Pijkeren. In deze planning was voorzien dat Jager in week 42 van 2017 (de week van 16 oktober) zou beginnen met werkzaamheden voor de stallen 5 en 6. Op 20 september stuurde zij echter het bericht dat de daarvoor noodzakelijke verwarmingsslang voor de vloerverwarming pas in week 44 zou worden geleverd. Jager schreef toen: “Wil je de vloerverwarming toch voor week 44 gemonteerd hebben, zul je het zelf moeten doen”. De werkzaamheden zijn vervolgens door Jager met een vertraging van twee weken uitgevoerd. De consequentie hiervan is geweest dat Harmes een van de stallen niet al in week 49 in gebruik kon nemen, maar pas op 1 februari 2018, en dat deze vertraging in de geplande oplevering tot schade heeft geleid.
3.4
Dat deze schade € 22.512,- beliep, is niet gemotiveerd bestreden, maar volgens Jager is hij daarvoor niet aansprakelijk omdat de planning nooit bindend is verklaard. Het zou daarom niet om een fatale termijn gaan. Bovendien mocht zij van de planning afwijken omdat betaling van facturen uitbleef, en is Harmes met de aangepaste planning akkoord gegaan.
3.5
Het eerste argument is niet voldoende onderbouwd. Een tussen partijen overeengekomen termijn is namelijk in beginsel fataal. Dat betekent dat Jager door het verstrijken daarvan in verzuim komt. Het ligt op haar weg om te onderbouwen en zo nodig te bewijzen dat dit hier anders ligt, en dat zij door het verstrijken van de termijn niet in verzuim is geraakt. Het standpunt van Jager dat die situatie zich hier voordoet, is op geen enkele manier onderbouwd, en miskent het belang van nauwgezette naleving van de planning (met termijnstellingen) in het geval van een complexe aanneming als deze, met name omdat vertraging een complete kuikencyclus van zes weken kan verstoren. Om die reden - om tegemoet te komen aan de onderlinge logistieke verbondenheid en daarmee samenhangende afhankelijkheid - zijn de werkzaamheden van de betrokken (neven)aannemers nauwkeurig op elkaar afgestemd.
3.6
Wat het tweede argument betreft: het is juist dat Jager in een e-mail van
13 september 2017 heeft meegedeeld dat zij eerst betaling wilde ontvangen voordat zij werkzaamheden voor Harmes in de eigen planning zou opnemen. Dat Jager ook bevoegd was het werk uit te stellen omdat Harmes in verzuim was met de betaling van facturen, is echter niet onderbouwd. Uit de correspondentie uit deze periode blijkt namelijk dat betaling van de laatste factuur voor een gereedgekomen buisverwarming – daar gaat de discussie kennelijk over - werd opgehouden doordat Jager een al op 9 augustus 2017 aan haar gevraagde creditnota nog niet had gezonden. Die correctienota voor niet ingecalculeerde projectkorting zou op de eindtermijn in mindering worden gebracht: uit de stukken [1] blijkt dat deze korting naar rato zou worden verrekend over de facturen en dus niet via de laatste termijn. De projectkorting was echter niet toegepast over drie eerdere facturen. Harmes heeft daarvan twee voldaan en heeft op 9 augustus 2017 gevraagd om een creditfactuur voor het kortingsbedrag over de drie facturen, waarna hij ook de derde zou voldoen. Pas op
30 augustus 2017 zegde Jager daarop de gevraagde creditnota toe, en het duurde tot
9 september 2017 voordat die werd ontvangen. Harmes maakt daarvan melding op
11 september 2017, en zegt dan spoedige betaling toe. Die betaling is vervolgens op
15 september 2017 ook verricht. Weer vier dagen later deelt Jager echter mee dat de leverancier van de slangen week 42 niet zou gaan redden. Hij had die kennelijk pas na ontvangst van de betaling besteld [2] . Uit deze laatste mededeling blijkt dat de vanaf week 42 geplande werkzaamheden helemaal niet op tijd hadden konden worden uitgevoerd. Een onderbouwing voor de suggestie dat Jager daarvan geen verwijt treft omdat Harmes – al het voorgaande daargelaten - met betaling van enige factuur in verzuim was, ontbreekt.
3.7
Niet onderbouwd is dat Harmes met de gewijzigde planning zonder meer akkoord is gegaan. Uit de mededeling van Harmes waar Jager zich op beroept, blijkt slechts dat die partij dat ‘onder protest’ heeft gedaan en zich ‘alle rechten’ heeft voorbehouden [3] .
Voor de beoordeling van een deel van de schadevordering die betrekking heeft op het door Harmes uitgevoerde herstel van gebreken is deskundige voorlichting nodig. Voor het overige deel kan al een beslissing worden genomen
3.8
De door Harmes uitgevoerde herstelwerkzaamheden worden hierna afzonderlijk behandeld.
I: € 1.193.97: reparatie van een drukmeter in het ketelhuis (Emotron, 20 maart 2018) [4] .
De kantonrechter was van oordeel dat het aansluiten van de meetbenen niet onder Jagers verantwoordelijkheid viel, omdat elektrisch bekabelen en aansluiten door Jager contractueel is uitgesloten. Harmes brengt daartegen in dat Emotron in haar servicerapport heeft geconcludeerd dat de meetbenen verkeerdom zijn geplaatst (de voeding van drukmeting, klemmen 11 en 1). Uit de opdrachtbevestiging volgt volgens Harmes uitdrukkelijk dat “het aansluiten buffertank inclusief bufferregeling” onderdeel van de opdracht uitmaakt. Dat wil zeggen dat de elektrische bekabeling en de benodigde elektrische aansluiting voor buffertank en bufferregeling niet door Jager worden verzorgd, maar de aansluiting wel. Het niet goed functioneren van de bufferregeling komt dan ook voor haar rekening.
Jager bestrijdt deze uitleg: Harmes heeft een andere partij opgedragen de meetbenen aan te laten sluiten. Volgens haar maakt Harmes ten onrechte geen onderscheid tussen een
W-gedeelte (hardware) en een E-gedeelte (software). Zij heeft zich bezig gehouden met het W-gedeelte. Het E-gedeelte (meet- en regeltechniek met betrekking tot software en het aansluiten van de buffertank inclusief bufferregeling) wordt door een ander verzorgd.
Het hof wenst te worden voorgelicht over de vraag of de aansluiting van de meetbenen onder het elektrisch bekabelen en aansluiten valt. De deskundige zal zich ook over de daarmee gemoeide kosten moeten uitlaten.
II: € 1.561.13: het verhelpen van een storing in de CV-pomp in de woning en kantine van Harmes (Kosse, 8 februari 2018, factuur d.d. 22 maart 2018).
Volgens de kantonrechter komen de kosten voor het verhelpen van een storing in de
CV-pomp in de woning en in de kantine van Harmes door Kosse niet voor rekening van Jager. De factuur waar Harmes betaling van vordert, ziet daar wel op. De vordering die strekt tot vergoeding ervan wordt gehandhaafd met de tweede grief van Harmes. Deze klacht moet worden onderscheiden van de hierna onder V te behandelen kosten van de CV in de stal (grief 8 van Jager).
De verwarming in de woning is volgens Harmes niet, zoals overeengekomen, door middel
van een thermostaat te beheersen, waardoor deze door Harmes wordt beheerst door de stekker van de CV-ketel in en uit het stopcontact te doen. In de conclusie van antwoord in het incidenteel appel voert Jager daartegen aan dat de storing in de pomp hoogstwaarschijnlijk is ontstaan door verkeerd gebruik. Zij verwijst daarbij naar een brief van 7 februari 2018, waarin ook wordt opgemerkt dat de CV-ketel in het woonhuis niet in het pakket zat: de verwarming van het woonhuis is aangesloten op het kantoor. Die pomp geeft een storing, hoogstwaarschijnlijk doordat de buffertank is afgesloten van de installatie. In reactie hierop heeft Harmes het verwijt gehandhaafd, onder verwijzing naar de opdrachtbevestiging en de leverancier, die mondeling zou hebben bevestigd dat de pomp defect was. In haar grief geeft ze geen nadere inhoudelijke onderbouwing, terwijl Jager in de memorie van antwoord opnieuw verwijst naar de al genoemde brief.
Naar het oordeel van het hof is deze vordering hiermee onvoldoende onderbouwd: enerzijds wordt gesproken over het ontbreken van een thermostaat, anderzijds wordt beweerd dat de pomp stuk zou zijn. Om welke pomp het dan gaat (een afzonderlijke pomp in de woning of de pomp in het kantoor) wordt daarbij niet duidelijk gemaakt, terwijl uit de niet nader toegelichte verwijzing naar de opdrachtbevestiging evenmin duidelijk wordt om welke pomp en welke verantwoordelijkheden van Jager het hier precies gaat. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Harmes met betrekking tot de warmteregeling verwezen naar de verwarming in de stal en niet de woning of het kantoor, zodat bij die gelegenheid ook geen duidelijkheid is verschaft.
III: € 866,66: het afstellen van de mengkleppen in stallen 1 tot en met 6 en het verhelpen van de storing oplierkast (Kosse, 20 februari en 15 maart 2018, factuur d.d. 10 april 2018).
Deze vordering is volgens Jager ten onrechte toegewezen, omdat zij voor deze kosten niet verantwoordelijk zou zijn: lekverlies bij de mengkleppen is op te lossen door een goede afstelling van de servomotor (niet te veel druk op de klep). Dat is een zaak voor de elektricien. De oplierkast is niet door Jager gemonteerd en geleverd.
Het hof wenst te worden voorgelicht over de vraag of de afstelling van de mengkleppen tot de verantwoordelijkheid van Jager behoort. De deskundige zal zich ook over de daarmee gemoeide kosten moeten uitlaten.
De stellingen van Harmes over de oplierkast staan niet vast. Het hof ziet geen ruimte voor bewijsvoering op dat punt. Dat betekent dat van de vordering van Harmes alsnog € 115,50 exclusief btw (21% btw = 24,25 dus inclusief 139.75) zal worden afgewezen [5] .
IV: € 230,72 [6] : het plaatsen van beugels aan de muur van stallen 5 en 6 (Kosse,
19 maart 2018, factuur d.d. 5 juni 2018).
Volgens Harmes heeft de kantonrechter ten onrechte overwogen dat de kosten voor het plaatsen van de beugels in stal 5 en 6 niet voor rekening van Jager komen: Jager heeft niet betwist dat in de stallen 1 tot en met 4 beugels zijn geplaatst voor de verwarmingsinstallatie. De stallen zijn identiek. Voor het weglaten van gebruikelijke beugels die in de stallen 1 tot en met 4 wel zijn geplaatst, ziet Harmes geen aanleiding. Dat deze beugels niet uitdrukkelijk in de opdrachtbevestiging zijn opgenomen, is op zichzelf juist; dat hoeft ook niet, omdat ze een vast onderdeel vormen van het plaatsen van verwarmingsbuizen aan een wand.
Naar het oordeel van het hof had hier het op de weg van Jager gelegen duidelijk te maken waarom deze redenering niet opgaat. In die verplichting schiet zij tekort door zich ertoe te beperken dat de angst dat de buizen gaan omknikken op grond van haar jarenlange ervaring ongegrond is. Het verwijt dat Harmes hierover te laat heeft geklaagd, is niet onderbouwd [7] .
V: € 2.688.79: werkzaamheden aan de CV-pomp in stal 4 (Kosse, 4 mei 2018, factuur
d.d. 30 mei 2018).
Jager voert tegen de toewijzing van deze vordering aan dat de levering en installatie van deze pomp niet in de opdracht zat en dat de storing hoogstwaarschijnlijk is ontstaan door verkeerd gebruik. Zij verwijst daarbij naar de brief van 7 februari 2018, meer specifiek een passage over de ketel in (van) het woonhuis. Het gaat hier echter om de pomp in de stal, en niet de woning (en/of kantoor). Jager voert niet aan, en motiveert ook niet, dat het desalniettemin om een en dezelfde pomp zou gaan [8] . Integendeel, zij behandelt de klachten over de CV-pomp in de woning in een aparte reactie op de hiervoor besproken grief 2 van Harmes (zie hiervoor onder II).
VI: € 344,49: het repareren van de verwarming en aanpassing van de installatie van de mengklep (Beuker, 28 februari en 6 maart 2018, factuur d.d. 24 april 2018).
Ook deze vordering is toegewezen, en ook daartegen verzet Jager zich: zij vermoedt dat het hier een elektrische storing betreft. Bovendien zat het afstellen van een mengklep niet in de opdracht. Dat laatste is onaannemelijk en onvoldoende onderbouwd. Over de vraag of het inderdaad om afstelling van de mengklep gaat (en welke kosten daarmee zijn gemoeid) zal een deskundige zich moeten uitlaten.
VII: € 90.75: aanpassing van de besturing van de ketel (Beuker, 31 mei 2018, factuur
12 juni 2018).
Wat hiervoor over de aanpassing van de mengklep is gezegd, geldt in gelijke mate voor het aanpassen van de besturing van de ketel.
VIII: € 1.501,20 en € 4.180,-: de aanleg van een gasbuis met het keurmerk GASTEC (Wessel Kunststoffen, factuur 15 augustus 2018 en J. de Lange, factuur d.d. 11 oktober 2018).
Harmes zegt dat zij heeft ontdekt dat een gasbuis zonder het keurmerk “GASTEC" niet in de grond onder een ruimte mag worden gelegd en aangesloten, omdat zo’n gasbuis niet diffuus dicht is. De gasbuis zonder het benodigde keurmerk is in strijd met de opdracht door Jager in de grond gelegd en kan niet worden aangesloten. Bij gebreke van de levering van een gasbuis met het keurmerk “GASTEC" door Jager heeft Harmes deze zelf moeten aanschaffen. De deskundige zal antwoord moeten geven op de vraag of een gasbuis zonder het keurmerk “GASTEC" in de grond onder een ruimte mag worden gelegd en aangesloten, en of het verwijt juist is dat de aangelegde buis diffuus dicht is/had moeten zijn.
Het hof heeft ook behoefte aan deskundige voorlichting over de vraag ten aanzien van welke nog niet door Jager verrichte werkzaamheden de overeenkomst dient te worden ontbonden. In geval van ontbinding zal het hof Harmes niet toestaan herstelwerkzaamheden voor rekening van Jager te laten verrichten, maar zal het hof de aanneemsom verlagen. Ook daarvoor is deskundige voorlichting nodig
3.9
Voor zover komt vast te staan dat Jager ten aanzien van de hierna te behandelen werkzaamheden in verzuim is, zal het hof haar bevrijden van de verplichting tot nakoming door de overeenkomst ten aanzien van de desbetreffende verbintenissen te ontbinden. Die ontbinding geeft Harmes echter niet het recht deze werkzaamheden op kosten van Jager door derden te laten uitvoeren, zoals is gevorderd. Wel bestaat ruimte voor een minder verstrekkende beslissing, namelijk de verlaging van de aanneemsom. Een gedeeltelijke ontbinding houdt immers een evenredige vermindering in van de wederzijdse prestaties in hoeveelheid of hoedanigheid. Om de omvang te kunnen bepalen van het bedrag waarmee de betalingsverplichting van Harmes wordt verminderd, heeft het hof behoefte aan deskundige voorlichting: de deskundige zal worden gevraagd een redelijke prijs vast te stellen voor de prestaties ten aanzien waarvan Jager in verzuim is geraakt. Het gaat daarbij niet om de vraag wat het Harmes kost om dit door een ander te laten doen, maar met welk bedrag de aanneemsom moet worden verminderd, nu dit deel van het werk niet meer door Jager hoeft te worden uitgevoerd. De werkzaamheden die Jager volgens Harmes nog had moeten uitvoeren, worden hierna behandeld.
I: het plaatsen van vlinderkleppen in de stallen 1 tot en met 6 in plaats van kogelkranen. Voor zover wel een vlinderklep is geplaatst, moet één van deze vlinderkleppen in stal 1 en 2 volgens Harmes worden vervangen of aangepast, omdat deze slechts gedeeltelijk kan worden geopend en gesloten.
Het hof heeft behoefte aan deskundige voorlichting over de vraag of dat laatste juist is. Wat de kogelkranen betreft: vast staat dat volgens de opdrachtbevestiging vlinderkleppen geplaatst moesten worden. Volgens Jager hebben partijen echter besproken dat vanwege ruimtegebrek in plaats daarvan kogelkranen zouden worden geplaatst. Deze nadere afspraak wordt echter door Harmes bestreden en staat dus niet vast. Bij gebrek aan een gespecificeerd bewijsaanbod zal Jager – die hier de bewijslast draagt - niet tot bewijslevering in de gelegenheid worden gesteld.
II: in stal 1 moeten volgens Harmes de handlieren worden vervangen of aangepast, omdat deze tegen de verwarmingsbuis zijn geplaatst. Daardoor kunnen ze slechts gedeeltelijk worden bewogen.
Jager bestrijdt dat deze handlieren (aan de voorzijde van de stal) door haar zijn geleverd en gemonteerd. Het dossier geeft onvoldoende handvatten om voorshands ervan uit te gaan dat zij dat wel heeft gedaan. Daarmee staat het niet vast. Bij gebrek aan een gespecificeerd bewijsaanbod zal Harmes niet tot bewijslevering in de gelegenheid worden gesteld.
III: de aansluittules op de verdelers voor de vloerverwarming van stallen 1 en 2 zouden nog moeten worden verwijderd en afgelast (dit conform de door beide partijen getekende actiepuntenlijst 7).
Jager stelt dat de aansluittules wel degelijk zijn afgelast. Zij ziet niet in welk punt Harmes hier wenst te maken en waarom deze aansluittules zouden moeten worden verwijderd. Het hof heeft op dit punt ook behoefte aan deskundige voorlichting.
IV: alle verwarmingsverdelers in de stallen 1 tot en met 6 en de werkplaats en het kantoor moeten naar zeggen van Harmes nog worden nagelopen op goede werking (actiepuntenlijst 10).
Volgens Jager is dat punt ook uitgevoerd. Het hof heeft behoefte aan deskundige voorlichting.
V: de 3 centimeter isolatie in stal 4 moet worden vervangen door 5 centimeter isolatie (actiepuntenlijst 5).
Jager bestrijdt hiertoe gehouden te zijn. In de actiepuntenlijst staat bij punt 5 van stal 4: ‘isolatie in gang van stal 4 5 ipv 3 cm’. Harmes reageert daarop met ‘Dennis is akkoord zie mail 2-10-17 pt 7’. Daarop reageert Jager weer met een akkoord. Hieruit volgt dat partijen het erover eens waren en dat Jager dit moest doen.
VI: de buizen in stal 5 en 6 van de verdelers moeten beweerdelijk nog in overeenstemming met de opdracht worden geïsoleerd.
Opnieuw: volgens Jager is dat punt uitgevoerd. Het hof heeft behoefte aan deskundige voorlichting.
VII: de gasbuis met het vereiste keurmerk “GASTEC" zou niet zijn geleverd, waardoor Harmes gedurende circa vijf maanden geen verwarming en warm water had in zijn woning.
Het verweer van Jager is dat zij 200 meter PE 25 x 2,7 mm leiding heeft geleverd, die geschikt is voor lage druk aardgas. Harmes zou deze leiding zelf hebben verlegd, omdat dit een illegale leiding voor de gasverzorging van het woonhuis zou zijn. Jager heeft de leiding echter niet aangelegd.
De deskundige zal worden gevraagd of de door Jager geleverde buis geschikt was. Omdat het onduidelijk is of het hier om dezelfde buis gaat die Harmes zelf heeft aangeschaft en heeft laten aanleggen (en waarvan hij de kosten heeft gevorderd), zal Harmes zich daarover in de memorie na deskundigenbericht nog moeten uitlaten.
VIII: de temperatuurverdelers en temperatuurvoelers in de werkplaats en in de stallen 1 tot en met 6 zouden nog moeten worden nagelopen op de goede werking daarvan (actiepuntenlijst Diversen punt 1).
Jager beweert dat de temperatuurverdelers in de werkplaats en in de stallen nog goed werken. Met de temperatuurvoelers bedoelt Harmes volgens Jager de thermometers. Dat zijn mechanische instrumenten, die altijd wat zullen afwijken van elektronische meetinstrumenten. De thermometers zijn slechts indicatief en worden niet gebruikt voor regeling, waardoor de afwijking groter is. Het hof heeft behoefte aan deskundige voorlichting.
IX: Harmes voert aan dat de tien overeengekomen radiatoren voor de boven- en benedenverdieping nog moeten worden geleverd.
Jager heeft zich beroepen op een creditfactuur. De ontvangst daarvan wordt niet bestreden, maar het hof begrijpt dat deze volgens Harmes slechts op de montage ziet. Dat bestrijdt Jager. In een brief van 7 februari 2018 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat ook de kosten van levering zijn gecrediteerd. Dat wijst erop dat zij niet (langer) gehouden is deze apparatuur te leveren en dat de kosten ervan ook niet (langer) in de aanneemsom zijn begrepen. Bij gebrek aan nadere onderbouwing van Harmes van het tegendeel, moet dit onderdeel van de vordering stranden.
X: overeenkomstig de opdracht zou nog één menggroep per stal moeten worden geplaatst in plaats van één menggroep per twee stallen.
Jager bestrijdt dat: de stallen 1, 2, 5 en 6 beschikken over een menggroep voor buisverwarming en een groep voor vloerverwarming. De stallen 3 en 4 hebben een eigen menggroep voor vloerverwarming. Die verwarming maakt echter geen onderdeel uit van de opdracht. De bestaande menggroepen zijn aangesloten op het systeem van Jager. Daar is verder niets mee gedaan. Het is ook niet mogelijk om hier nog een menggroep bij te plaatsen, aldus Jager.
Het dossier geeft onvoldoende handvatten om voorshands ervan uit te gaan dat nog menggroepen moeten worden geplaatst. Daarmee staat het niet vast. Bij gebrek aan een gespecificeerd bewijsaanbod zal Harmes niet tot bewijslevering in de gelegenheid worden gesteld.
XI: er moet nog een expansievat van het merk Sotex worden geleverd, aldus Harmes.
Jager verweert zich hiertegen: toen bleek dat Sotex niet tijdig kon leveren, hebben partijen afgesproken dat Jager zelf een pompexpansie-installatie van een eigen merk zou leveren, met aanvullende garantie.
Dat deze afspraak is gemaakt, vindt steun in een brief van Jager van 20 augustus 2015. Het dossier geeft onvoldoende handvatten om voorshands ervan uit te gaan dat Harmes desalniettemin aanspraak kan maken op levering van een expansievat van Sotex. Daarmee staat het niet vast. Bij gebrek aan een gespecificeerd bewijsaanbod zal Harmes niet tot bewijslevering in de gelegenheid worden gesteld.
XII: het mogelijk maken van regulering van de verwarming in het kantoor, kantine, hygiënesluis en de woning van Harmes.
Volgens Jager is de regeltechniek niet door haar geleverd en verkocht. Het dossier geeft onvoldoende handvatten om voorshands ervan uit te gaan dat dat wel het geval is. Daarmee staat het niet vast. Bij gebrek aan een gespecificeerd bewijsaanbod zal Harmes niet tot bewijslevering in de gelegenheid worden gesteld.
XIII: vervanging van de mengkleppen op de verdelers in alle stallen, omdat ze zouden doorlekken, waardoor de verwarming niet goed gereguleerd kan worden.
Het hof heeft behoefte aan deskundige voorlichting.
Na de gevorderde ontbinding kunnen de vorderingen van Jager echter wel worden toegewezen
3.1
Als de overeenkomst ten aanzien van de nog niet verrichte (herstel)werkzaamheden wordt ontbonden, ontvalt het belang aan afronding en oplevering, en worden de eindnota’s
alsnog opeisbaar - althans, voor zover nog een vordering resteert na aftrek van verlaging van de aanneemsom die het gevolg is van de ontbinding.
De persoon van de te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen
3.11
Zoals gezegd, heeft het hof – voor het geval dat partijen nu nog steeds niet tot een regeling kunnen komen - behoefte aan voorlichting door een deskundige. Zij zullen allebei in de gelegenheid worden gesteld om bij gelijktijdig te verzoeken akte zelf vragen te formuleren en om zich uit te laten over de door het hof geformuleerde vraagpunten, over de persoon, hoedanigheid en relevante kwaliteiten van de te benoemen deskundige, zijn/haar bereikbaarheid (adressen, telefoonnummers en e-mailadressen), de marges waarbinnen het loon mag of moet liggen (waaronder de maximale hoogte daarvan) en de verdere (algemene) voorwaarden waaronder de opdracht aan de deskundige zou moeten worden verstrekt.
3.12
Het hof verzoekt aan partijen tijdig te overleggen over de persoon van de te benoemen deskundige en zo mogelijk gezamenlijk iemand voor te dragen. Als dat niet lukt, verzoekt het hof partijen in hun vooraf aan elkaar toe te zenden akten in te gaan op de door de wederpartij voor te dragen persoon en op eventuele bezwaren tegen benoeming van bepaalde personen, of mee te delen dat partijen op dit punt het hof volgen.

4.De beslissing

Het hof verwijst de zaak naar de roldatum 22 juni 2021 voor het gelijktijdig nemen van de hiervoor bedoelde, gelijktijdig te nemen aktes.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, M.M.A. Wind en H.M. Fahner en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2021.

Voetnoten

1.Met name productie 2 bij de memorie van grieven.
2.Zie productie 15 bij conclusie van antwoord in reconventie.
3.Grief 1 het principaal appel slaagt dus. € 22.512,- Grieven 1, 2, 3, 5 en 6 incidenteel appel falen.
4.Grief 3 principaal appel € 1.193,97.
5.Grief 7 in het incidenteel appel slaagt in zoverre.
6.Dit is het bedrag dat uit de factuur blijkt. In de memorie van grieven van Harmes onder 4.25 wordt ten onrechte een bedrag van € 344,49 genoemd.
7.Grief 4 slaagt dus (gedeeltelijk niet voor € 344,49).
8.Grief 8 Jager faalt daarmee.