Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellant],
[appellante],
[appellante],
[appellanten] c.s.,
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de eigendom van een perceel grond in [A]. De appellanten, [appellanten] c.s., hebben tot 2001 een woning gehuurd van de ouders van [appellant], die naast het betwiste perceel ligt. De geïntimeerde, [geïntimeerde], heeft het perceel in 2017 gekocht van de firma Gebroeders [B]. De appellanten stellen dat zij eigenaar zijn geworden van het perceel door verjaring, terwijl de geïntimeerde dit betwist. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van de geïntimeerde toegewezen en de vorderingen van de appellanten afgewezen.
In hoger beroep hebben de appellanten hun grieven tegen het vonnis van de rechtbank naar voren gebracht, waarbij zij onder andere aanvoeren dat de notariële akte van 15 juni 2017 niet authentiek is omdat de notaris partij was bij de akte. Het hof oordeelt dat de appellanten niet voldoende hebben aangetoond dat zij eigenaar zijn geworden van het perceel door verjaring, noch dat de notariële akte niet authentiek is. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de appellanten in de proceskosten van de geïntimeerde.
De uitspraak benadrukt de vereisten voor verkrijgende en bevrijdende verjaring en de rol van de notaris in de authenticiteit van notariële akten. Het hof concludeert dat de appellanten niet hebben voldaan aan de voorwaarden voor eigendom door verjaring en dat de grieven falen.