Uitspraak
1.[appellant] ,wonende te [A] ,hierna: [appellant] ,2. [appellante] ,wonende te [A] ,hierna: [appellante] ,beiden eveneens in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige zoon [de minderjarige] ,
[appellanten] c.s.
1.Vivente, Stichting voor Christelijke Primair Onderwijs,
hierna:
Vivente,
2. Vivat Schadeverzekeringen N.V.,handelend onder de naam
Reaal Schadeverzekeringen,
gevestigd te Amstelveen,
hierna:
Vivat,
Vivente c.s.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Waar gaat deze zaak over?
2.2 [de minderjarige] is geboren [in] 2010. In het schooljaar 2014/2015 was hij leerling van groep 1 (groep rood) van de Christelijke Daltonschool De Zevensprong te Zwolle.
3.De procedure bij de rechtbank
4.Het geschil in hoger beroep
1:253i BW en 1:253k BW stellen aan ouders die voor hun minderjarig kind hoger beroep instellen tegen een uitspraak.
Als na het aanhangig maken van een bodemprocedure daarvoor verlof wordt verleend, kan tegen die beslissingen tussentijds hoger beroep worden ingesteld, als dat tenminste tijdig gebeurt (artikel 1019cc lid 3 aanhef en onder a Rv).
Ten aanzien van het oordeel van de kantonrechter over de kosten stelt het hof voorop dat op de in het deelgeschil gemaakte kosten de regeling van artikel 6:96 lid 2 BW van toepassing is (artikel 1019aa Rv). Een geschil over die kosten is dan ook een geschil over het bestaan en de omvang van een schadepost en kwalificeert als een geschil betreffende de materiële rechtsverhouding tussen partijen. Met het begroten van de kosten van het deelgeschil beslist de deelgeschilrechter uitdrukkelijk en zonder voorbehoud op dit geschilpunt. Dat betekent dat voor zover de grief de hoogte van het door de kantonrechter begrote bedrag betreft, [appellanten] c.s. ontvankelijk zijn in hun appel.
Het hof stelt vast dat [appellanten] c.s. in hoger beroep geen bezwaar hebben gemaakt tegen het oordeel van de kantonrechter dat Vivente niet is tekortgeschoten in de nazorg. Dat verwijt van [appellanten] c.s. kan in hoger beroep dan ook onbesproken blijven.
Het hof zal de twee resterende verwijten thematisch behandelen, waarbij eerst het toezicht aan de orde komt en dan de veiligheidssituatie. Het hof zal voor wat betreft de inhoud van die verwijten uitgaan van de bezwaren ('grieven') van [appellanten] c.s. tegen de beschikking van de kantonrechter, maar zal die grieven niet afzonderlijk bespreken. Uiteraard zal het hof bij zijn oordeel ook betrekken wat Vivente c.s. over de bezwaren van [appellanten] c.s. en over het oordeel van de kantonrechter naar voren heeft gebracht en daarbij zo nodig ook de door de kantonrechter niet besproken of verworpen stellingen en argumenten van Vivente c.s. betrekken.
Dat een van de groepsleerkrachten tijdens het ongeval niet op het plein aanwezig was, betekent niet dat onzorgvuldig is gehandeld. Vivente heeft, niet gemotiveerd bestreden door [appellanten] c.s., aangegeven dat deze groepsleerkracht juist in het kader van de uitoefening van het toezicht een corrigerend gesprekje had met twee kleuters en dat met twee leerkrachten toezicht wordt gehouden juist om ervoor te zorgen dat wanneer een van deze leerkrachten zich specifiek bezig moet houden met een of enkele leerlingen de andere leerkracht toezicht kan blijven houden op het plein.
Grief V, waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het oordeel van de kantonrechter over dit verwijt, faalt dan ook.
"
Voor de nalatige op wie een bijzondere verplichting tot zorg en oplettendheid rust,
a. Het gevaar van een te openen putdeksel is in zijn algemeenheid kenbaar. Van putdeksels is bekend dat ze open kunnen. Er gebeuren vaker ongevallen met putdeksels. Dat is bekend bij scholen en ook bij overheidsorganen. Bovendien dient een school onderzoek te doen naar mogelijke gevaarlijke situaties op (onder andere) het schoolplein en in dat kader het schoolplein ook te inspecteren op die gevaren. Als een nauwkeurige inspectie zou hebben plaatsgevonden, zou zijn ontdekt dat het putdeksel open kon.
b. Het gevaar was ook in dit specifieke geval kenbaar. Het kwam geregeld voor dat kinderen op het schoolplein met het putdeksel speelden. Vivente had dat daarom behoren te weten.
c. Vivente was er ook mee bekend dat het putdeksel open kon en dat kinderen ermee speelden. [B] heeft de dag na het ongeval aan [appellanten] c.s. gezegd dat de put erg in trek was bij de kleuters en dat [de minderjarige] er geregeld krijtjes in gooide.
Het hof zal deze drie stellingen bespreken.
De afstand van het putdeksel tot het knikkerputje - twee meter, met daartussen een bankje - maakt dat naar het oordeel van het hof niet anders. De afstand is niet zo gering dat er rekening mee moet worden gehouden dat er geregeld knikkers in de put vallen, waardoor kinderen in de verleiding zouden komen te proberen de put te openen.
Tussenconclusie4.21 Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het hof net als de kantonrechter tot de conclusie komt dat de vorderingen van [appellanten] c.s. niet zonder bewijslevering toewijsbaar zijn. Dat betekent dat de daartegen gerichte grieven van [appellanten] c.s., de
grieven II tot en met VI, falen.
- afgerond - 47 uren aan het deelgeschil heeft besteed. Uitgaande van de uurtarieven van beide advocaten (respectievelijk € 250,- en € 180,-), kantoorkosten en btw, bedragen de kosten tot aan de mondelinge behandeling € 11.457,86, te vermeerderen met de kosten van het bijwonen van de mondelinge behandeling en het griffierecht.
[appellanten] c.s. zijn het niet eens met deze matiging van de kosten.
14 bladzijden niet extreem omvangrijk. Vivente c.s. hebben er terecht op gewezen dat de kern van het verzoekschrift overeenkomt met de uitgebreide aansprakelijkheidsstelling die aan het verzoekschrift is voorafgegaan. Het fundament voor het verzoekschrift was dan ook al gelegd. Onder deze omstandigheden is een tijdsbesteding van ruim 34 uren voor het verzoekschrift buitensporig. Uit de urenspecificatie volgt dat in deze 34 uren ook de tijd die besteed is aan het bestuderen van het dossier, de aansprakelijkheidsstelling en feitenonderzoek is meegenomen, werkzaamheden die niet hebben plaatsgevonden in verband met de deelgeschilprocedure. Hetzelfde geldt voor het overleg met [appellanten] c.s. - 7 ½ uur -, waarvan niet aannemelijk is geworden dat dit (alleen) heeft plaatsgevonden vanwege het deelgeschil.
Voor wat betreft de voorbereiding van de mondelinge behandeling gaan [appellanten] c.s. uit van een tijdsbesteding van ruim 11 uur voor het opstellen van een pleitnotitie (inclusief de bestudering van het verweerschrift) en de verdere voorbereiding . Ook deze urenomvang vindt het hof onredelijk, gelet op de aard van de zaak en het feit dat het verweer geen elementen bevatte waarmee [appellanten] c.s. niet al rekening hadden gehouden. [appellanten] c.s. konden in hun pleitnotitie dan ook voortbouwen op het fundament dat ze in het verzoekschrift hadden gelegd.
€ 4.840,- + € 79,- = € 4.919,-. Dat bedrag is hoger dan het door de kantonrechter begrote bedrag. In zoverre slaagt
grief VII.
5.De beslissing
begroot de kosten van de deelgeschilprocedure op € 4.919,-;