Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 april 2019 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] , opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres1] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 381 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 30 april 2019 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] , een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij1] N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
hij op of omstreeks 23 juni 2019 te [plaats2] , gemeente [gemeente2] , 15 lijmtangen, een grote afkortzaag, een zaagtafel op wieltjes, 6 stopcontacten, een klipper van het merk Perfectmate, een kabelhaspel en/of twee scheppen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Bewijsverweer
Bewezenverklaring
1.
hij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 april 2019 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] , opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres1] een hoeveelheid van in totaal 381 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 30 april 2019 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] , een hoeveelheid elektriciteit, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij1] N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
hij op 23 juni 2019 te [plaats2] , gemeente [gemeente2] , 15 lijmtangen, een grote afkortzaag, een zaagtafel op wieltjes, 6 stopcontacten, een klipper van het merk Perfectmate, een kabelhaspel en twee scheppen, toebehorende aan [benadeelde partij2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en/of maatregel
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1] N.V.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1] N.V.
€ 5.941,75 (vijfduizend negenhonderdeenenveertig euro en vijfenzeventig cent)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 5.941,75 (vijfduizend negenhonderdeenenveertig euro en vijfenzeventig cent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
64 (vierenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2] B.V.
€ 86,60 (zesentachtig euro en zestig cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 86,60 (zesentachtig euro en zestig cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.