ECLI:NL:GHARL:2021:4875

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
21 mei 2021
Zaaknummer
21-001185-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake smaad en belediging via sociale media

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1960, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor smaad en belediging. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, namelijk smaad, omdat het hof oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastelegging van een bepaald feit. Het hof concludeerde dat de beschuldigingen die de verdachte op sociale media had geuit, niet voldeden aan de eisen van een 'bepaald feit' zoals bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht.

Echter, het hof achtte het subsidiair ten laste gelegde feit, eenvoudige belediging, wel bewezen. De verdachte had op 21 juli 2018 op Facebook beledigende opmerkingen gemaakt over het slachtoffer, wat het hof als strafbaar gedrag kwalificeerde. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren werd uitgevoerd. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen, maar oordeelde dat de opgelegde straf passend was in het licht van de ernst van het delict en de normhandhaving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001185-19
Uitspraak d.d.: 21 mei 2021
Tegenspraak
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 18 februari 2019 met het parketnummer 16-233255-18 in de strafzaak inzake de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 7 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof het vonnis van de politierechter zal vernietigen,
de verdachte zal vrijspreken van het primair aan hem ten laste gelegde feit en hem ter zake van het subsidiair aan hem ten laste gelegde feit zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van twintig uren, bij niet of niet volledige vervulling daarvan te vervangen door tien dagen hechtenis.
Het gerechtshof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte is aangevoerd ter terechtzitting in hoger beroep.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de politierechter de verdachte ter zake van het primair aan hem ten laste gelegde feit veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van twintig uren, bij niet of niet volledige vervulling daarvan te vervangen door tien dagen hechtenis.
Het gerechtshof zal dat vonnis vernietigen omdat het gerechtshof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de politierechter. Het gerechtshof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juli 2018 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk de eer en/of goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door een bericht op facebook te plaatsen met de inhoud:
-“ wie kent hem?? De kampbeul van de doodsvaarders plassen!!! [slachtoffer] ??” en/of
- “ De opperbevelhebber van SBB., die pal achter het crepeerbeleid staat van de bende van drie (Herr Vere Herr Olff und Jozef Mengele!)” en/of
- “ het liegen en bedriegen. Het stelen. Valsheid in geschriften.” en/of
- “ een sadist, besmet en besmeurd met het Vera virus!!”,
terwijl verdachte wist dat dit ten laste gelegde feit in strijd met de waarheid was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 juli 2018 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] , in het openbaar, heeft beledigd, door een bericht op facebook te plaatsen met de inhoud:
-"wie kent hem?? De kampbeul van de doodsvaarders plassen!!! [slachtoffer] ??" en/of
-"De opperbevelhebber van SBB., die pal achter het crepeerbeleid staat van de bende van drie (Herr Vere Herr Olff und Jozef Mengele!)" en/of
-"het liegen en bedriegen. Het stelen. Valsheid in geschriften." en/of
-"een sadist, besmet en besmeurd met het Vera virus!!".

Vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit

Evenals de advocaat-generaal acht het gerechtshof niet wettig en overtuigend bewezen dat dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair aan hem ten laste gelegde feit, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het gerechtshof overweegt hiertoe dat van tenlastelegging van een ‘bepaald feit’ als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht sprake is, indien het feit op een zodanige wijze is ten laste gelegd door de verdachte dat het een duidelijk te onderkennen concrete (historische) gedraging van een persoon aanwijst.
Daarvan is bijvoorbeeld geen sprake indien het ‘feit’ niet het gedrag van bedoelde persoon betreft maar een eigenschap die hem of haar wordt toegedicht of een diskwalificatie van de persoon
.
Ook is geen sprake van een ‘bepaald’ feit indien, zo het wel gaat om gedrag dat de verdachte ten laste legt, dat gedrag slechts in algemene termen wordt geduid en derhalve niet wordt toegespitst op een voldoende geconcretiseerde gedraging.
Het primair ten laste gelegde voldoet - gelet op het bovenstaande - niet aan de daaraan in de wet en jurisprudentie gestelde eisen. Dit dient te leiden tot vrijspraak.
Bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit
Op grond van wettige bewijsmiddelen acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 juli 2018 in Nederland opzettelijk [slachtoffer] in het openbaar heeft beledigd, door een bericht op facebook te plaatsen met de inhoud:
-"wie kent hem?? De kampbeul van de doodsvaarders plassen!!! [slachtoffer] ??" en
-"De opperbevelhebber van SBB., die pal achter het crepeerbeleid staat van de bende van drie (Herr Vere Herr Olff und Jozef Mengele!)" en
-"het liegen en bedriegen. Het stelen. Valsheid in geschriften." en
-"een sadist, besmet en besmeurd met het Vera virus!!".
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict en de omstandigheden waaronder dat delict is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verbale belediging van [functie slachtoffer] . De verdachte heeft door dit gedrag blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens deze persoon.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
 de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 april 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit en waaruit evenmin blijkt van een veroordeling ter zake van een ander strafbaar feit die onherroepelijk is;
 de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken.
Het valt de verdachte te prijzen dat hij er ter terechtzitting in hoger beroep blijk van heeft gegeven het grensoverschrijdende karakter van zijn door rauwe emotie gedreven schriftelijke uitingen terdege in te zien. Dat strookt ook met de rectificatie van het bericht die de verdachte - kort na het publiceren van zijn bericht - heeft geplaatst op het internet.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het gerechtshof aansluiting gezocht bij de straffen die door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met deze zaak worden opgelegd.
Het gerechtshof heeft bij het opleggen van de straf op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met het feit dat de verdachte op 27 november 2018 nog is veroordeeld.
Naar het oordeel van het gerechtshof is het bewezen verklaarde delict een laakbare gedraging, waarop - uit het oogpunt van normhandhaving en tevens ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit - de oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van de door politierechter opgelegde en thans door de advocaat-generaal gevorderde duur passend en geboden is. Het gerechtshof zal die straf daarom opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 266 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 21 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Fuhler is buiten staat dit arrest te ondertekenen.